HET GOUDEN KALF door m. e. bRADDON. 40) Indien haar echtgenoot maar mocht willen toestemmen in deze levenslange scheiding, dan kon een tamelijk geluk kig leven haar deel zijn. Zij had zich nooit afgegeven met bespiegelingen over de toekomst. Wellicht was thans voor het eerst de gedachte bij haar opgekomen, hoe eene blijde en schit terende toekomst haar deel had kun nen zijn, indien zij niet hare vrijheid had verspeeld. Het geluid van minstens een half dozijn alle te gelijk sprekende stem men zeide haar, dat de grafheuvel zoekers thuis kwamen; het glinsteren van allerlei kleuren door de haag heen deed haar zien, dat zij in de laan waren, en een paar minuten daar na vertoonden Miss Wendover en hare jeugdige bloedverwanten zich, allen meer of min verbrand door de zon, en afgemat tengevolge van hun zwerf tocht door de duinen. „We hebben een prachtigen lang- werpigen grafheuvel gevonden," riep Bessie uit, „op een allerbekoorlijkst plekjen, met een der mooiste uitzich ten van het Graafschap. Wal moeten dat knappe menschen geweest zijn, die zulke heerlijke plekjens voorhuiine begraafplaats wisten uittezoeken! Lang werpige grafheuvel, lang-hoofdig ras, dolichocephaliesche schedels, men schen uit de steen-periode nu, wat zegt ge er van zeide zij, Brian aanziende. „Ge merkt, dat ik mijne les goed kenmaar 't was met dat al heel akelig van je, niet met ons meê te gaan." „Ik wilde je in de gelegenheid stellen, om je eigen scherpzinnigheid te oefenen, je lijnen reuk bij het op sporen van anlikwiteiten te ontwik kelen. Bovendien had ik een massa brieven te schrijven." iDat hebt ge slechts bedacht, na dat we vertrokken waren. Ge hebt nooit brieven te schrijven, wanneer Ida ons vergezelt," zeide Bessie, en deze opmerking joeg twee der aan wezigen een blos op het gelaat. „Te moeten denken, dat ik die plek mijn leven lang gekend heb, zonder ooit te vermoeden, dat het een grafheuvel was!" vervolgde zij. „Ik heb hel nooit voor iets anders aangezien dan voor een zandhoop, die daar door de Voorzienigheid aangebracht was, om goede dienst te bewijzen bij gelegen heid van pic-nics." Ida had thans de handen vol, om in de behoeften van een half dozijn hongerige lui te voorzien. Blanche met hare korte rokken was op een leeftijd, waarop meisjens onverzadig baar zijn, en zich door niets onder scheiden dan door de vlugheid van haar verleringsvermogen en door de lengte harer beenen. Er was meer navraag naar vruchtengelei en naar het grove half-ponds brood, meer dan naar de fijnere ronde geboterde broodtjens. „Eet maar zooveel als ge lust, beste kinderen," zeide Tante Betsy; „maar denk er om, hoe je vader verwacht, dat ge om zeven uur ook nog eetlust zult hebben." „We zullen hem niet teleurstellen," antwoordde Bessie; „'t houdt nog anderhalf uur aan, eer het zeven uur is." Blanche's eetlust was een der on derwerpen, waarover de familie zich vrolijk placht te maken, evenals over Urania's prachtige laarsjens, en zoo lachte men ook nu weêr er over, terwijl de anderen voortgingen met eten. Brian Wendover bracht het uil- stapjen van den volgenden dag ter sprake. „Ik zal vier paarden voor mijn rijtuig spannen," zeide hij. „Het doet me leed, dat ik geen rijtuig heb, waarmeê we bij deze gelegenheid eens schitterend voor den dag konden komen, doch we moeten ons nu maar behelpen met mijn wagen. Gij gaat natuurlijk meê, Tante Betsy? En Bessie moet meegaan, en ik vind, dat we Urania ook moeten uitnoodigen. Zij is op de meeste onzer uitstapjens meêgeweest, en 't zou hatelijk zijn, haar thans thuis te laten. En Bessie zou, denk ik, vinden, dat er hoege naamd geen aardigheid aan het tochl- jen was, als Mr. Jardine ons niet vergezelde; is het niet zoo?" „Ik vind hel heel lief van je, dal ge om hem denkt; maar ik geloof niet, dat hij er den dag aan ten beste zal kunnen geven," zeide Bessie. „We zullen 't hem in allen gevalle vragen, en gij zult dan tenminste niet kunnen zeggen, dat we je slecht be jegend hebben. Dan zijn we zes in getal. Ik zal het aan Sir Vernon tele- grafeeren." „Zal daarna het luncheon ook aan het balspel gedaan worden?" vroeg Blanche met een zeer lang gezicht. ,,'t Zou me niet verwonderen," antwoordde Brian; „wilt ge daarmeê zeggen, dat ge wel lust zoudl hebben meê te gaan?" „Er zal niemand thuis zijn, met wien ik een woord kan spreken, en ik ga ook nooit eens ergens heen," zeide Blanche op wanhopigen toon. Het eerste was evenmin waar als het laatste, maar ongetwijfeld geloofde het juffertjen zelf, dat het waar was. „Hebt ge eene japon, die je over de knieën reikt?" vroeg Tante Betsy op strengen toon. „Mijn nieuwe jurk is ontzaggelijk lang. Ze is verleden week eerst van de naaister gekomen." „Dan hebt ge stellig geen tijd gehad om er uit te groeien," merkte Brian op. „Me dunkt, Tante Betsy, we moes ten haar een plaalsjen inruimen dan zullen we kunnen zeggen: „we zijn met ons zevenen." „We zullen zoo een bijna al te talrijk gezelschap vormen," zeide Miss Wendover. „Ik hoop, dat Sir Vernon een gastvrij en inschikkelijk man is, en dat de omstandigheid, dat gij en hij zulke goede vrienden zijl, de be storming van zijn huis door eene zoo talrijke bende zal verontschuldi- gen." „Ik breng hem een nichljen meê," antwoordde Brian, en van ter zijde wierp hij een bewonderenden blik op Ida; „dat kan niet anders dan uitwer ken, dat we hem zeer welkom zullen zijn." „Ik hoop, dat zijn huishoudster er milde denkbeelden betreffende het luncheon op nahoudt," merkte Bessie op, „anders kon Blanche's eetlust wel eens buiten den waard gerekend heb ben. Mocht zij meenen, dat een paar eendvogels en een schotel met vleesch- pasteitjens een voldoend onthaal is voor een groot gezelschap, dan heb ik medelijden met Blanche." „Ge zijl bizonder geestig," sprak Blanche, terwijl zij haar laatste boter ham met vruchtengelei gereed maakte; „als men je hoort spreken, zou men denken, dat ge van rozen en lelieën leeft, evenals de asceten." „Het arme kind bedoelt aesthetici," helderde Bessie op. „Loop naar den drommel met je aanmerkingen op mijn uitspraak! Maar als de menschen je eens konij nen-pastei hadden zien eten, toen we daar bij dien grafheuvel waren wel, ze zouden je voor een gulzigen wolf aangezien hebben," antwoordde Blanche, die hare beeldspraak ont leende aan de welsprekendheid der Wintonsche schooljongens. „Ik ga mijn telegram afzenden," zeide Brian, zijn hoed opzettende. 'hoofdstuk XVI. Het bezoek aan Wimperfielü. 't Weer was zoo gunstig als het maar kon, voor den rijtoer van vier en twintig mijlen. Brian Wendover's rijtuig met vier flinke paarden er voor, en met een paar net uitgedoste palfreniers, stond omstreeks tien uur voor het hek van De Hoeve, en na aldaar Miss Wendover en hare gezel schapsjuffer opgenomen te hebben, reed het naar De Heuvel, om Bessie en Blanche, en vervolgens naar Dr. Ry lance's villa, om Urania af te halen, die zeer welwillend de uitnoodiging aangenomen had. Kingthorpe verkeer de in eene meer dan gewone opge wondenheid bij dit schitterend schouw spel, en de inwoners van het dorp bleven in de tuinhekken en in de deuren der landelijke woningen staan kijken, zoolang er nog maar een paardestaart te zien was. Allen zagen met genoegen den jongen squire het vierspan rijden. Men meende algemeen, dat hij, een jong man, die zich vooral aan boekenstudie wijdde, noodzakelijk een stumper moest zijn, waar 't op het besturen van paarden aankwam. Maar de vertooning van dezen morgen deed hen de zaak in een gunstiger licht beschouwen. „Er bestaat nu veel kans, dat we den Squire de Abdij zullen zien be trekken, en dan zullen wij hem wel meer zien rijden," merkte de een op. „Ja, wanneer hij gaat trouwen," sprak een ander, „want ik geloof zeker, dal daarop kans bestaat. Ik houd het er voor, dat hij een goed oog heeft, op dat mooie j ulfertjen, dat bij Miss Wendover op De Hoeve woont. Dat is een meisjen van de bovenste plank." Over de heuvels heen, en verder den weg op reed het vierspan. De paarden waren wel wat weelderig, maar hielden zich best. Tante Betsy zat naast haar neef, en zag hem met een naijverig oog zijne paarden be sturen, zich er van bewust, dat zij hel beter kon doen, maar toch met eene zekere mate van welgevallen. De meisjens en de palfreniers zaten achter in het rijtuig Bessie, Blanche en Ida druk aan 't babbelen en vrolijk gestemd, Urania in gepeins verdiept. De festiviteit van dezen dag was te zeer ter eere van Ida aangelegd, om prettig voor Miss Rylance te kunnen zijn; toch had zij zich het lastige voorrecht om ook van de partij te zijn, niet kunnen ontzeggen. Zij wilde getuige zijn van 't geen er gebeuren zou; zij wilde zien, in welk eene mate Mr. Wendover zich als een dwaas zou aanstellen. Zij merkte meer dan ge noeg op in de blikken van den wagen menner, wanneer hij omkeek naar de achter hem gezeten meisjens, om met haar eenige woorden te wisselen, nu eens om haar te wijzen op een of ander merkwaardig punt van het land schap, dan eens om een of andere onbeteekenende vraag tot haar te richten, doch altijd met het oog ge richt op één gelaat, en dat was het gelaat van Ida Palliser. 't Was een lange rit, maar Mr. Wendover overlegde het op zijn ge raak. Hij liet zijne paarden pleisteren in een dorp, dat ongeveer halfweg gelegen was, en hij en zijn gezelschap brachten daar een aangenaam uurljen door met het bezien van een oude grijze kerk en van een eenvoudig kerkhof, welks grafsteenen alle de her innering bewaarden van onbekende menschenlevens, die daar rustig in eene landelijke afzondering waren doorgebracht. Blanche, die omstreeks dezen tijd van den dag gewoon was haar schoolmeisjens-honger te stillen met een boterham, vond het allesbe halve prettig, dat niemand voorstelde het een of ander te gebruiken in de nederige herberg, waar de paarden wat uitrusttenmaar zij zorgde wel, dat zij haar inwendige spijt niet in woorden lucht gaf, daar zij begreep de waardigheid te moeten ophouden van een jurk, die bijna tot aan haar enkels reikte, en verlangde te toonen, dat zij waard was, zich in gezelschap van volwassenen te bevinden. Halfweg lusschen dit dorp en Wim- perfïeld kwamen hun twee ruiters te gemoet rijden, 't Waren Sir Vernon Palliser en zijn broeder Peter, die hunne gasten te gemoet kwamen rij den, om hun den naasten weg te wijzen, die van dit punt af zeer in gewikkeld en moeilijk te vinden werd, en door verschillende, niet van weg wijzers voorziene lanen liep. Brian liet zijne paarden zachlkens de helling van een bekoorlijken heuvel opiijden, terwijl Sir Vernon en zijn broeder naast het rijtuig reden, en intusschen hadden de noodige voor stellingen naar behooren plaats. Allen werden voorgesteld, behalve Blanche, die zich daardoor zeer beleedigd voelde. „'I Verheugt me zeer, dat ik u ein delijk eens te zien krijg, nicht Ida," sprak Sir Vernon, op weiwillenden toon. „Ik heb mijn levenlang van u hooren spreken, maar 't was, of het Noodlot niet wilde, dat wij elkander ontmoetten." was een knap, breedgeschou derd jonkman, met een openhartig, frisch gelaat, kastanjebruine bakke baarden, en kroezig bruin hair. Zijn broeder had een soortgelijk voor komen zijn hair was echter wat lichter van kleur, hij droeg geen bak kebaarden, zijn oogen waren wal lich ter blauw, maar zij geleken zoo zeer op elkander, als broeders kunnen doen, zonder zoo sprekend op elkaar te gelijken, dal men den een voor den ander zou aanzien. Geen van beiden zag er romanesk uit, dacht Bessie niet zonder eenige spijt bij zich zelve. Zij had wel gewenscht, dat Sir Vernon geleken had op de lievelings-held harer verbeelding, en dal hij reeds bij de eerste ontmoeting wanhopig verliefd op Ida ware geworden. En daar was hij nu een knap jonkman, maar met een zeer prozaiesch voorkomen, die op zeer prozaiesche manier achter het rijtuig aanreed. Toch kon dit wel eens eene wijze beschikking van de Voorzienigheid zijn want indien Brian van de Abdij ver liefd was geraakt op Ida, zooals Bessie heimelijk vermoedde, zou het een vreeselijk ding voor hem geweest zijn, een mededinger te hebben gevonden in een neef met een adelijken titel. Indien Ida eerzuchtig was, had de titel wel eens beslissend gewicht in de schaal kunnen leggen. „En ik heb er mijn hart zoo op gesteld haar tot nicht te krijgen," dacht Bessie bij zich zelve. „Met den anderen Brian is hel mis geloopen, maar deze Brian zou den prijs wel eens kunnen winnen." Mr. Jardine had zijne gemeente niet gedurende een geheelen dag kunnen verlaten, en dientengevolge had Bessie overvloed van lijd om zich allerlei voorstellingen te vormen aangaande mogelijke verliefdheden van anderen, daar zij nu toch de gelegenheid miste, om al het genot van haar eigen liefde te smaken. Wimperfield was een heerenhuis, opgetrokken in den Italiaanschen stijl, die omstreeks een eeuw geleden het meest in zwang was, een stijl, nage noeg even wein'E belangwekkend als eenige andere bouwstijl van woon huizen, maar die een huis eene goede verlooning doet maken te midden van een schoon landschap. Het Korinlhie- sche front van Wimperfield maakte een indrukwekkende verlooning tegen de groene helling van een heuvel, te midden van het hooge hout, dat den achtergrond vormde en ter weerszijde van het gebouw verrees. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6