HET GOUDEN KALF
door M. E. Braddon.
41)
Achter dien klassieken zuilengang zag
men de gewone rij glazen deuren, die
toegang verleenden tot de gewone ka
zerneachtige vertrekken. De meubels
hadden denzelfden zwaren en massie
ven stijl en waren van prachtig donker
rozenhout vervaardigdde amberkleu
rige gordijnen hadden een vierde ge
deelte eener eeuw daar gehangen en
waren dientengevolge wel wat ver
schoten in de eet- en slaapkamers
stonden meubels van Spaansch ma
honiehout overal zag men hel fraaie
kunstwerk van Gillow, maar in den
stijl van den eersten tijd dier firma.
Het groote, fraai verlichte voorhuis,
dat deed denken aan de verstibule van
een of ander muzeüm, prijkte met vier
beelden van Carrariesch marmer, die
weinig kunstwaarde hadden en op
voetstukken van verde anlico stonden.
De eenige schilderijen in de staatsie-
vertrekken waren familie-portretten en
eenige van die groote llollandsche
landschappen, veldslagen, zeestukken
en stillevens, aan welke het duidelijk
is aan te zien, dat ze bestemd zijn
voor het meubileeren van eene kamer,
en gekocht om dienst te doen als
paneelen beschot.
Behalve door zijn prachtige ligging,
zou deze tempel van Engelsch huiselijk
leven door geenerlei Bekoorlijkheid de
aandacht getrokken hebben; maar de
ligging was heerlijkde tuin was uit
stekend in orde, en de stallen waren,
zooals Tante Betsy, na ze in oogen-
schouw te hebben genomen, ver
klaarde, onberispelijk.
Sir Vernon kweet zich van zijne
plichten als heer des huizes op open
hartige, minzame wijze. Hij leidde zijn
gasten rond, door de tuinen en in
de stallen, liet Ida de oude kinder
kamer zien, waar zijn vader en haar
vader hunne kinderjaren hadden door
gebracht; de gewerenkamer, waar hun
eerste geweren nog zorgvuldig be
waard bleven; hetzelfde hobbelpaard,
waarop zij hadden gereden, en dal nu
weggeborgen was in een donker por-
laalljen, dat in den tuin uitkwam.
„Peter en ik hebben er nooit veel
meê opgehad, op het hobbelpaard te
rijden," merkte Sir Vernon op. „Toen
we drie jaar oud waren, hadden we
hittenmaar ik weet me nog heel goed
te herinneren, hoe ik, toen ik Virgilius
begon te vertalen, placht te denken,
dat het houten paard, 't welk de
Troianen binnenhaalden, een overdre
ven namaaksel van dit hobbelpaard
was."
Hij liet aan zijn nichtjen hel vertrek
zien, waarin haar grootvader en hare
grootmoeder overleden waren een
ontzaggelijk groot vertrek, waarin een
somber en hoog reusachtig mahonie
houten ledekant met gordijnen van
donkergroen fluweel stond.
„Ik kan me niet voorstellen, dat
iemand in een vertrek als dit iets an
ders zou kunnen doen dan sterven,"
merkte Ida op, op wien het sombere
vertrek den indruk maakte van een
groot knekelhuis. „Vergeef het me,
dat ik me zoo uitdruk. Maar ik hoop
toch, dat gij hier niet slaapt?"
„Neen, mijne vertrekken zijn aan
de andere zijde van het huis, en
hebben het uitzicht op het stalplein.
Ik vind het gemakkelijk, dat ik mijn
hoold maar uit het raam behoef te
steken, om te gelasten, dat mijn paard
voorgebracht worde; dat spaart
tijd en moeite uil. De kamers aan deze
zijde van het huis zijn bestemd voor
onze logeergasten."
De bel werd nu luide en lang geluid,
en dat was een groote troost voor
Blanche, die uit haar humeur begon
te geraken, en zich flauw begon te
voelen, en reeds was aangevangen te
denken, dat het beloofde luncheon
niets dan een bedriegelijk lokaas was
geweest, en dat zij bij slot van reke
ning op niets dan thee zou worden
onthaald.
Sir Vernon bood Miss Wendover
zijn arm aan, en verzocht Brian zich
met het geleide van Miss Palliser te
belasten; Miss Rylance werd aan Peter
opgedragen, terwijl Bessie met de zich
aan haar vastklemmende Blanche ach
teraan kwamen, en onwillekeurig deden
denken aan twee kersen aan één steel.
Het maakte np Ida een wonderlijken
indruk, aan tafel te zitten naast den
rijken neef, over wien zij altijd had
hooren spreken als over een op verren
afstand levend, bijna mylhieseh per
soon, wiens leven met het hare weinig
uittestaan had, daar het zoo onwaar
schijnlijk was, dat haar ooit iets van
zijn rijkdom zou ten deele vallen.
Het luncheon was in den ouder-
wetschen, stevigen stijl, uitnemend in
zijn soort; de broeikassen hadden
hareprachtigsteperziken en hare vroeg
ste druiven geleverd, ter eere van deze
gelegenheid. Miss Rylance zag met
innerlijke minachting, welke zij zich
nauwlijks wist te ontveinzen, neder
op de tafelversieringen. Er waren geen
Venetiaansche wijnkaraffen, geen aar
dewerk groen en geel in den
nieuwsten stijl, maar massief zilver en
zwaar geslepen glaswerk veelkleurig
Staffordshire porselein, maar al te
blijkbaar afkomstig uit het tijdperk,
toen de kunst het meest in verval was.
Over alles lag, vond zij, een Filister-
achlig waas.
Sir Vernon had zijn nichtjen aan
zijne linkerhand laten plaats nemen,
en onder het luncheon praatte hij druk
met haar, en de vragen, welke hij lot
haar richtte betreffende haar vroeger
leven, beantwoordde zij met onvoor-
waaidelijke oprechtheid. Alleen toen
hij over hare toekomst sprak, ver
toonde zich eene sombere uitdrukking
op haar schoon gelaat, en kleurde
een pijnlijke blos hare wangen rood.
„Ik hoop, dat wij, nu eenmaal het
ijs gebroken is, nooit wéér elkander
vreemd zullen worden," sprak Sir
Vernon op minzamen toon. „Te moe
ten denken, dat gij zoo dicht bij me
in de buurt woondet, en dat ik er
niets van wistl Zeidet gij niet, dal ge
sedert verleden jaar November te
Kingthorpe gewoond hebt? Hoe lang
denkt gij daar nog te blijven?"
„Zij zal er nog menige November-
maand doorbrengen, hoop ik," zeide
Tante Betsy, „tenzij zjj hare bekomst
mocht krijgen van de landelijke een
zaamheid, of tenzij een echtgenoot mij
van haar mocht komen berooven."
„Ja, dat is de toekomst, die alle
jonge dames zich voorspiegelenhaar
eenig geluk ligt in de toekomst,"
hernam Sir Vernon lachend. Hij was
een dier openhartige zielen, die altijd
veel aardigheid hebben aan hun eigen
grappen.
Brian, die de pijnlijke uitdrukking
van Ida's gelaat zag, haastte zich het
gesprek op iets anders te brengen,
door aan Sir Vernon te vragen, welke
zijne plannen waren voor de herfst,
waarop deze heer over de jacht begon
te praten, en aan Miss Palliser alle
verdere ongelegenheid werd bespaard.
Na het luncheon gingen zij de broei
kassen en de tuinen bezien, en brach-
ten zoo den tijd op aangename wijze
door totdat het uur voor de thee daar
was, en intusschen deed Miss Rylance
haar best om hare verlichte denk
beelden ingang te doen vinden bij
Peter Palliser, die echter blijk gaf in
meer dan ééne zaak niet op de hoogte
te zijn, en onder anderen, toen Urania
hem op sentimenteelen loon naar zijn
gevoelen over Swinsburne's laatste
treurspel vroeg, ten antwoord gaf, dal
hij Swinburn de rol van den Koning
had zien vervullen, toen Irving als
Hamlet optrad, en dat hij zich heel
goed herinnerde, hoe dat een mooie
voorstelling was geweest. Het was
hopeloos werk, en Miss Rylance be
greep, dat zij tijd en moeite verspilde
aan een lummel. Daarna gaf zij zich
nauwlijks moeite meer, om niet te
geeuwen; toch zou zij, indien zij zich
had willen verwaardigen, lot Peter
Palliser vragen te richten betreffende
zijn avonturen op zijn Alpen-tochten,
of met hem te spreken over zijne paar
den, geweren en honden, aan hem
een zeer onderhoudend gezelschap ge
had hebbenmaar Miss Rylance's op
voeding had er toe geleid, dat zij maar
één snaar op haar speeltuig had, met
welke zij niet iedereen aan 't dansen
kon krijgen. Zij gevoelde zich zeer
ontstemd, daar zij wel begreep, dal
de geheele festiviteit van dezen dag
gestrekt had tot Ida Palliser's verheer
lijking. De dochter te zijn van een
man, die in dat massieve heerenhuis
geboren was eene spruit eener
zeer geachte adellijke familie dal
was op zich zelf reeds een onder
scheiding, die alles waarop Miss Ry
lance zich beroemen kon verre te
boven ging, daar haar grootvader
apotheker en drogist geweest was in
een weinig beleekenend marktsladtjen,
en haar vader zelf zijn fortuin had
moeten maken. Zij had tot op heden
haar best gedaan om deze omstan
digheid te vergeten, maar thans drong
zij zich op onaangename wijze aan
haar op, nu zij zien moest, hoe de
voormalige kweekeling-onderwijzeres,
op wier drie paar kousen zij met ver
bazing en met de grootste minachting
had neêrgezien, thans daar in de
schaduw van het verblijf harer voor
ouders op en neèr wandelde aan de
zijde van haar vollen neef, welke
vollen neef een baronet van Karei II
de schepping was.
Sir Vernon en zijn broeder waren
allerhartelijkst voor hun nichtjen, en
gaven den wensch te kennen, dat zij
haar laler vaak zouden ontmoeten, en
spraken de hoop nit, dat Kapitein
Palliser in October zou overkomen,
om met hen fazanten te schieten.
Ida had alle reden om zich dal
afscheid, vóór het klassieke portiek
in den warmen middag zonneschijn
te herinneren. Daar stonden de beide
broeders naast elkander, met hun
openhartige, vrolijke gelaatstrekken,
een blik werpende op hunne vertrek
kende gasten, met een paar groote hon
den naast zich, die de oogen naar de
knieën hunner meesters opsloegen
toonbeelden van jeugdige Engelsche
edellieden openhartig, edelmoedig,
zonder vrees mannen, die kunnen
handelen en sterven, wanneer het
noodig is. Ida's oogen rustten met
ingenomenheid op dat tafereel, terwijl
het rijtuig wegreed langs de breede
grintbaan, naar de groote laan, aan
welker einde het groote hek stond,
en die twee door de zon beschenen
gestalten zouden haar in latere dagen
nog dikwijls voor den geest komen.
HOOFDSTUK XVII.
Moet zij blijven?
Eene week na dien tocht naar
Wimperfield ontving Miss Wendover
eene zeer groote kist met perziken
en druiven, en daarin een zeer kort
briefjen van Vernon Palliser aan zijne
nicht Ida.
„Waarde Ida! Ik ben zoo vrij, aan
Miss Wendover eenige vruchten van
Wimperfield te zenden," zoo schreef
hij, „want ik meen haar te hebben hoo
ren zeggen, dat zij niet veel broeikassen
heeft, en uilsluitend bloemen kweekt.
Peter en ik zijn gereed om naar Schot
land te vertrekken, waar we een
weinig aan de jacht, en veel aan 't
zeilen en visschen hopen te doen.
Ik wenschte wel, dal gij en dat aar
dige poezelige vriendinneljen van je
Bessie noemdet gij haar, zoo ik
me niet vergis met ons meê kondt
gaan. 't Is zoo'n aardig leventjen, zoo
om te dobberen tusschen de eilanden
en het vaste land, met de kans, dat
er wel eens een storm kan opsteken.
Maar ik hoop je in Oktober weder
te zien, en verwacht, dat Miss Wen
dover dan wel met je zal willen over
komen, om een paar weken op Wim
perfield door te brengen. Wat heeft
zij een verstand van steigerende paar
den. Ik heb nooit verstandiger vrouw
ontmoet. Geloof-me steeds
„Uw U toegenegen neef,
„Vernon Palliser."
Tante Betsy was zeer in haar schik
met de bezending kasvruchlen, en
nog meer met die opmerking betref
fende steigerende paarden.
iJe neef is een flink, welopgevoed
jongrnensch," zeide zij. „Indien ik
niet, bekend als ik ben met je aanleg,
de innigste overtuiging gehad had, dat
ge van een flinke familie afstamdel,
ik zou daarvan de verzekering gekre
gen hebben door het zien van die
twee jonge mannen, 't Zijn Engelschen
van het echte soort."
Ida bewaarde het stilzwijgen, want
voor haar geest verrees hel beeld van
een anderen Engelschman, die meer
volkomen haar ideaal van een man
verwezenlijkte van een jong man,
die niit minder edelmoedig en open
hartig was dan hare vriendelijke jeug
dige neven, maar wiens geestesgaven,
wiens fijne beschaving en hartstochte
lijke liefde voor alles wat het schoonst
is in 't menschelijk leven, hem ver
boven hen plaatste.
En nu kwam misschien de bitterste
beproeving van een jeugdig leven,
dat reeds meer wolken dan zonne
schijn gezien had. De ure was ge
komen, waarin Ida zich zelve voorhield,
dat zij niet larger mocht voortbeuzelen
op het bloemrijke pad der zonde, dal
zij niet langer mocht wederstand bie
den aan het noodlot. Zij moest aan
den harden plicht gehoorzamen. Zij
moest Kingthorpe verlaten, 'l Was
niet langer een kwestie van gevoelen,
maar eene gewetenskwestiegoed en
kwaad, waarheid en leugen, eer en
eeiloosheid stonden hier tegen elkan
der over; want zij was ei innig van
overtuigd, dat Brian Wendover haar
beminde, en dal zij zijne liefde in
dezelfde mate met wederliefde beant
woordde. Hij had niets bepaalds ge
zegd. Zij had haar best gedaan om
te verhoeden, dal het lot eene ver
klaring kwam; maar zij had niet
kunnen voorkomen, dat hij haar ge
zelschap bij alle gelegenheden zocht,
dat hij als 't ware beslag op haar
legde, als op iemand, die voor het
heden en voor de toekomst de zijne
was; door zich te schikken naar al
haar wenschen, zooals alleen een
minnaar dat voor zijne geliefde doel;
door haar smaak te bestudeeren, ter
wijl hij nauwlijks zich moeite gai', om
zijne betrekkelijke onverschilligheid
ten aanzien van het gezelschap van
anderen te verbergen. Zoover was
het gekomen, en zij gevoelde, dat er
van uitstellen niet langer sprake mocht
zijn.
Op zekeren avond, toen zij en Tante
Betsy alleen het middagmaal gebruikt
hadden en in den salon waren terug
gekomen, waar het Ida's gewoonte
was, op dit uur hare vriendelijke be
schermvrouw in slaap te spelen met
de droomerigste en zachtste melodieën
van haar uitgebreid repertoire, begon
het meisjen plotseling in haar spel
te haperen. Zij viel van het eene air
in het andere, en inel een zoo on-
zekeren aanslag, dat Tante Betsy, die
bijna naar het land der droomen
verhuisd was, op eens wcêr klaar
wakker werd, en naar de reden van
dit vreemde verschijnsel vroeg.
„Scheelt er wat aan? Zijl ge ziek,
mijn kind?" vroeg zij kortaf.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.