Nieuwsberichten.
Het Nederlandsch Tooneel
gaf Donderdag avond als tweede voor
etelling van het abonnement Dames
en Heeren uit Pont-Are y, too-
neelspel in vijf bedrijven door V.
Sardou.
De loop van het stuk is als volgt:
De Baron de St. André hadin Parijs
kennis gemaakt met eene modiste, en
niettegenstaande hij gehuwd was en een
zoon had het meisje doen gelooven dat
hij haar trouwen zou. Toen het later
bleek, dat hij om die reden zijne belofte
niet houden kon, had hij haar eene
modezaak doen koopen. De eene helft
van den koopprijs was betaald, de an
dere helft zou binnen een jaar volgen.
Doch voor het jaar om was overviel
hem de dood en dit bracht de modiste
in groote verlegenheid, omdat de ver-
kooper der modezaak onverbiddelijk
was en op den vervaltijd geld verlang
de. Dit deed haar, hoewel met tegen
zin, besluiten den zoon van den baron
op te zoeken en hem de zaak mede te
deelen. Het bezoek lekte uit, dank zij
de bemoeizucht en de kwaaddenkend
heid van Pont-Arcy's bevolking. De
jonge baron de St. André doet nu een
stouten zet om zijne moeder te sparen
hij doet deze gelooven, dat de mode
maakster haar ongeluk aan hem te wijten
heeft. De barones tracht nu een
huwelijk van haar zoon met de modiste
te bevorderen, niettegenstaande de baron
verloofd was met eene dame die hij
werkelijk liefhad. Op het oogenblik dat
allen hem de heftigste verwijtingen doen
om zjjne ontrouw en gevoelloosheid, is
het de modiste zelve die de barones
omtrent den waren toedracht inlicht,
waarop vergiffenis, verzoening en een
huwelijk volgen.
De heer Morin, die dit stuk gekozen
had om op te voeren bij zijn vijftig
jarig jubilé, vervulde op zijn gewone,
talentvolle wijze de rol van Anselme
Brochat, eene rol die werd vertolkt met
zooveel fijnen takt, met dat ietwat on
deugende zelfvertrouwen, dat den kras
sen zeventiger immer kenmerkt, doch
ook in den innigen toon, dien men zoo
gaarne van hem hoort, dat hij ook heden
weer met zijn eenvoudigen verhaaltrant
het publiek wist meê te slepen.
Hoe guitig wist hij de oude mevrouw
Cotteret hare geheimen uit hare jeugd
te doen vertellen, hoe fraai wist hij
in 't vierde bedrijf de barones mede-
dceling te doen van zijn onderzoek te
ParijB en hoewel hij flink werd ter
zijde gestaan door de overige krachten,
was hij toch eigenlijk de man, die in
het stuk de leidende gedachte aangaf,
de hoofdpersoon kan genoemd worden.
Op het einde van het derde bedrijf
was den heer Morin dan ook eene ova
tie bereid. Bij monde van den heer
Clous werden den verdienstelijken ju
bilaris drie kransen aangeboden, een
van wege eenige Haarlemsche dames,
•een van wege de afdeeling Haarlem
van het Nederlandsch Tooneelverbond
en de derde namens de Letterlievende
Yereeniging „J. J. Cremer." Deze aan
bieding ging tevens vergezeld van een
stoffelijk blijk van belangstelling door
de bezoekers. In hartelijke bewoordin
gen bracht de heer Morin zijnen dank
voor de vele treffende blijken van
•waardeering en gaf hij de verzekering
dat de gedachte aan deze schoone ure
hem immer zou bijblijven. Toen speelde
de muziek eene fanfare en een luid
gejubel riep den bejaarden acteur nog
eens terug om nog eens te toonen hoe
men ook te Haarlem zjjne groote ver
diensten weet te schatten.
Nadat in de Kamerzitting van Vrij
dag het algemeen debat was gesloten
kwam het eerst in behandeling Hoofd
stak II. Uitgaven in Indië). De heer
Levyssohn Norman betrenrde de vermin
dering van de bezoldiging des Goev.-Gene
raals, en hoopte, dat dit geen aanleiding
zou geven tot vermindering van andere
Indiesche traktementen. De Min. verklaar
de geen verlaging, evenmin verhooging
van traktementen van ambtenaren in
Indië te willen voorstellen. Tot verbete
ring van het reglement voor burgerlijke
rechtspleging der inlanders was de Goev.-
Generaal gemachtigd. Door de heeren W.
van Dedem en Verniers v. d. Loeff werd
de opinm politiek van den Min. afgekenrd.
Gesteund door de heeren v. Asch van
Wijck en Heemskerk, verklaarde de Min.
nog geen beslissing te willen nemen om
trent het voorstel van den Goev. Gen. tot
aanschaffing van een stoomschip ter be
teugeling van den sluikhandel. De heeren
Levyssohn Norman en Veegens drongen
krachtig aan op vermindering van het
hoofdgeld, en daar de Min. het tijdstip
daarvoor niet gekomen achtte, stelde de heer
Norman eene motie voor tot vermindering
van het hoofdgeld. Op aandrang van den
heer van Baar verklaarde de Min. zich
voor de toleenheid tusschen Nederland en
Indië.
Maandag zette de Tweede Kamer de
beraadslaging voort over art. 37a van
Hoofdst. II der Indiesche begrooting
(uitgaven in Indië)bestemming van
het excedent van het hoofdgeld en de
motie-Levyssolin Norman, om de wen-
schelijkheid uittespreken tot verminde
ring van het hoofdgeld. De heer Levys
sohn Norman lichtte zijne motie nader
toe. De bedoeling was vermindering
van het hoofdgeld tot het bedrag dat
van het excedent over is. De zaak eischt
geen uitstel, volgens sprekerde verant
woordelijkheid, die de Min. op zich zou
nemen was niet groot; haast zou spre
ker zeggen ik sta haar voor de helft
Den heer v. Asch van Wijck deed spre
ker opmerken, dat in de opvoering der
kosten geen bezwaar ligt, gelet op den
grooten dienst aan de bevolking bewezen
die deze daad van rechtvaardigheid zeer
zal waardeeren, vooral bij den tegen-
woordigen geest van ontevredenheid,
die onder de bevolking heerscht. Wordt
tegenover haar rechtvaardigheid be
tracht, en verneemt zij, dat het over
schietende geld ten haren behoeve wordt
besteed, dan zal de inlander een diep
gevoel voor deze rechtvaardige konink
lijke daad koesteren. In 't oog van den
inlander beteekent het devies van ons
vorstenhuis„Ik ben het, die de gerech
tigheid in handen houd." De heer W.
van Dedem bleef de voorkeur geven
aan eene vermindering van het hoofd
geld der halve- en kwart- heerendienst
plichtigen, die thans even veel betalen
als de tenvolle heerendienstplichtigen,
hoewel de afgekochte last bij de laatsten
grooter was. Wat de motie betreft,
merkte spreker op dat de recht
vaardigheid eischt te beginnen met
vermindering van het hoofdgeld, terwijl
hij wees op het gebrek, dat de rege
ling werkt over de verschillende rezi-
dentieën. De heer Geertsema wenschte
zekerheid, dat do Min. volgende over
schotten zou gebruiken tot verdere af
schaffing van heerendiensten, en zoo
dit niet kan, dat er het volgend jaar
het hoofdgeld zal worden verminderd.
Als de Min. dit kan verzekeren, zou
spreker hieraan de voorkeur geven boven
de motie. De Min. van Kol. erkent, dat
als eene belasting voor een bepaald doel
meer opbrengt dan daarvoor noodig is,
die belastingen moet worden verminderd.
Maar toen hij verleden jaar als afgevaar
digde dit denkbeeld als waar erkende
was nog niet 2 miljoen aangewend ten
behoeve der bevolking voor het uitvoe
ren van werken. De Reg. wenscht op
dien weg voort te gaan en heeft nu
voor dit doel H/2 miljoen bestemd. Is
het nu, vraagt hij, de bedoeling, bij
aanneming der motie dien post te doen
vervallen? De Min. moest nu de motie
bestrijden, zonder te kort te doen aan
zijne beginselen. De Reg. is voornemens
steeds naar vermeerdering der heeren
diensten te streven. Vanzelf zal dienten
gevolge belasting in geld moeten gehe
ven worden, veel hooger dan de belas
ting van f 1, die nu geheven wordt. Op
dit oogenblik, beweert de Min. zou ten
hoogste 10 of 11 cent van het hoofdgeld
kunnen verminderd worden, zonder aan
de bevolking de bestaande voordeelen
te verzekeren. De wenken van den heer
van Dedem zou de Min. aan de Indie
sche Regeering overbrengen en haar
tot spoed aansporen, maar bepaalde
voorstellen tot afschaffing der heeren
diensten in het volgend jaar kan hij niet
toezeggen, evenmin als vermindering van
hoofdgeld aan den heer Geertsema. De
heer v. d. Kaay verklaarde veel voor
de motie te gevoelen, maar hij vond
haar te algemeen gesteld, en te weinig
rekening houdende met het verschil
van toestanden in onderscheiden ge
westen. De heer Levyssohn Norman
antwoordde den minister, dat bij aan
neming der motie de begrootingspost
zal dienen te vervallen. Hoewel de waar
heid erkennend van 't geen door den heer
v. d. Kaay gezegd was, beweert hij,
dat de tekst der motie den Min. de vrij
heid geeft den maatregel naar welge
vallen uittevoeren. Aan het verlangen
van den heer W. van Dedem wil hij
voldoen door het laatste gedeelte der
motie te doen vervallen. De Min. van
Kol. kwam nu nogmaals met kracht te
gen de motie op en verklaarde, dat de
Reg. bij aanneming er van bezwaar zou
maken tot de uitvoering er van mede
te werken. De heer Goeman Borgesius
was blijkbaar verontwaardigd, dat de
Min. gezegd had, dat op dit oogenblik
hoogstens 10 a 11 cent van het hoofd
geld zou kunnen verminderd worden,
en dat dit niets beteekende. En verle
den jaar trachtte de Min., toen nog af
gevaardigde, aan te toonen, hoe de be
volking uitgemergeld isEn nu als Mi
nister zal hij een paar cent meer plant
loon voor de koffie verdedigen. Volgens
Sprekers „Christelijk bewustzijn" was
10 a 11 cent van veel belang, en hij
zou vóór de motie stemmen, die rezi-
dentiesge wijze zou kunnen uitgevoerd
worden. De motie werd verworpen met
47 tegen 31 stemmen. Tegen stemde
de geheele rechterzijde met de heeren
Roëll, Royaards, Geertsema en Bool.
De heer Domela Nieuwenhuis was af
wezig. Toen art. 48 (Koffie) aan de or-
do kwam, begon de heer v. Houten
zijn op 16 Nov. aangekondigde motie
toe te lichten. Hij wees er op, dat zjjn
Btandpunt nog hetzelfde was als in 1869,
toen hij, de groote voordeelen van het
Kuituurstelsel erkennend, aangetoond
had, dat het berustte op door en door
viciëuze beginselen. In 1873 had hij als
einddoel van de liberale politiek ook
genoemd de vrijmaking van den arbeid
der bevolking. Er was veel verbeterd,
maar de koffie-kultuur was onaangeroerd
gebleven. Maar die kuituur is hard
achteruitgegaan, en de groote voordeelen
danken we alleen aan den kleinen oogst
en den ontzettend hoogen prijs. Spreker
betoogde met een beroep op de statis
tiek, dat het koffie-monopolie de vrije
koffie-kultuur belemmert. Zonder mono
polie levert de koffie-kultuur in afge
legen streken f 22 a 48 aan de bevol
king op. Onder de werking van
het monopolie krijgt de bevolking 14
ten hoogste. Thans verbouwt de inlan
der geen koffie, tenzij de produktiekos-
ten beneden de ƒ14 blijven. Verloren
gaat dus alle koffie, die tot hoogeren
produktieprijs geleverd zou kunnen wor
den. Wanneer de motie alleen dit uit
werkte dat het monopolie werd opgehe
ven of niet ingevoerd, waar het te
drukkend zou zijn, dan zou reeds veel
ten bate der koffiekultuur geschied zijn.
Spreker wees op de groote vlucht, welke
de suikerkuituur onder de werking der
vrijo kuituur genomen heeft.
In de zitting van Dinsdag ging de
heer v. Houten voort zijne motie toe
te lichten. De verhooging van loon is
met het oog op de onregelmatigheid
der belooning in verschillende gewes
ten voor honderdduizend gezinnen niet I
noemenswaard te achten. De bestaande
betaling van plantloon is altijd in strijd
geweest met het voorschrift in art. 56.
En goed loon is noodwendig als prikkel
tot arbeid. Spreker wenscht slechts de
ze maatregelen, die het Goevernement
niets kosteneene proklamatie, dat de
goevernementskultuur niet zal worden
uitgebreid, en: nagaan in welke rezi-
denties het monopolie rechtens bestaat
en opheffing mogelijk is. De heer Hint
zen verklaarde zich voor de motie, of
schoon hij een meer praktiesehe strek
king zou hebben gewenscht. Voorts
keurde hij eene Staatskommissie af en
vroeg nadere inlichtingen omtrent haar
opdracht. De heer Cremer (Zuidhorn)
wees er op, hoezeer de Minister in strijd
is met zijn verleden. Als journalist had
hij krachtig het kultuurstelsel afgekeurd,
en nu houdt hij als Minister der Staats
kommissie de mogelijkheid van uitbrei
ding voor oogen. Spreker voelde sym
pathie voor de motie. De heer Farncom-
be Sanders bestreed de voorgestelde
verhooging van het plantloon als onre
gelmatig werkend. Het koffiestelsel is
viciëus en spreker betreurde het, dat
de Min. het wilde bestendigen, een
nieuwen lap wilde naaien op een oud
versleten kleed. Waarom niet de 8 ton,
welke de voorgestelde verhooging van
plantloon kosten moest, bestemd voor
vermindering van lasten voor inlanders?
De heer van Baar bestreed dc motie
en de liberalen op even onhandige als
lachwekkende wijze. De heer Levys
sohn Norman bestreed met kracht de
Goevernements-koffiekultuur, en achtte
verhooging van plantloon ongewenscht.
De heer Bool bestreed de motie, omdat
de Indiesche financieën opheffing der
koffiekultuur niet gedoogden. Nadat de
beer W. v. Dedem nog een paar vra
gen tot de Reg. gericht had betreffen
de de toepassing van art. 56 van het
Regeerings-Reglement, en hare finan-
cieele plannen omtrent de kuituur op
Sumatra's Westkust, kwam de Min. van
Kol. aan 't woord. Hij ontkende, dat
hij gebroken had met zijn verleden, en
wees er op, hoe al zijn voorgangers, ook
de liberale, de Goevernements-koffie
kultuur gehandhaafd hadden, met het
oog op de bestaande overwegende be
zwaren, die de opheffing onmogelijk
maakten. De voorgestelde verhooging
van plantloon verdedigde hij als volko
men gemotiveerd. In de zitting van
Woensdag vervolgde de Min. van Kol.
zijne den vorigen dag aangevangen rede.
Hij trachtte aan te toonen, dat de voor
gestelde verhooging van het plantloon
alleszins billijk is en niet in strijd met art.
56 van het Reg. Reglement. De goe verne-
ments kuituur dadelijk op eens te her
vormen zou groote verwarring stichten
in de financieën; zelfs de heer van
Rees geloofde dat. De ingestelde Staats-
Kommissie is volkomen vrij in haar
oordeel. Hare benoeming strekt alleen
om na te gaan, hoe overeenkomstig de
belangen en behoeften van Indië en
Nederland de welvaart der bevolking
kan bevorderd, en nadeelen in een kui
tuur weggenomen kunnen worden. De
Min. vindt de motie onnoodig en on
raadzaam; er wordt naar verbetering
der kuituur gestreefd. Plotselinge op
heffing zou den Javaan blootstellen aan
willekeur van Chinezen en Europeanen.
Aanneming van de motie kan de Regee
ring niet schaden, maar wel de liberalen.
Hunne partij handelde, toen zij regee-
ringspartij was, zelf niet in den geest der
motie, die een band zou worden voor
de liberale partij in de toekomst. De
heer Mees verklaarde zich vóór de
motie, maar vreesde verkeerde gevolg
trekkingen van de waarschijnlijke ver
werping. De heer Schaepman zou tegen
de motie stemmen. Hij waarschuwde
den heer v. Houten tegen eene neder
laag, juist met het oog op het beginsel
der motie. Daarna trok de heer v.
Houten zijne motie in. Een amendement
van den heer Farncombe Sanders, om
verhooging van plantloon te schrappen,
werd bestreden door den Min. en daar
na verworpen met 67 tegen 25 stem
men. De post werd nu onveranderd
goedgekeurd.
Toen Donderdag de afdeeling Nijver
heidOnderwijs en Eeredienst aan de
beurt was, bracht de heer van Baar
in een opgewonden speech hulde aan
de inzichten van den Min. van Kol.
betreffende de bevordering van de gods
dienst in Indië. De Min. was daarvoor
zeer dankbaar en betoogde nogmaals
de noodzakelijkheid om het Christendom
in Indië te bevorderen. Aan den heer
Donner beloofde de Min. herziening van
art. 122 van het regeeringsreglement
te zullen overwegen. Volgens den Min.
moeten stellig inlandsche hoofden, Chris
ten wordende, in hunne betrekking be
stendigd worden. Gaarne zal hij toela
gen aan kerkelijke gemeenten bevorde
ren. Tegen de verklaring van den Min.
dat de Christelijk Gereformeerde Kerk
in Indië slechts de voortzetting is van
de oude Hervormde Kerk, terwijl de
Nederl. Herv. Kerk in Indië, evenals
in Nederland eene kerk is zonder leer
en belijdenis, en dat de heilige alliantie
nog bindend zou zijn voor den Koning
en het Nederl. volk protesteerde de
heer v. d. Kaay krachtig; hij noemde
dat ongepaste uitlatingen van de Regee-
ringstafel. Ook de heer Schaepman be
treurde die uitlating en vindiceerde het
recht der Katholieken om hunne plaats
te midden van het Nederl. volk in te
nemen. De heer de Savornin Lohman
achtte de uitlating van den Min. een
uitvloeisel van diens beginselen, doch
geenszins strekkende om anderen te
kwetsen.
De heer Schepel kreeg verlof om op
een later te bepalen dag de Reg. te
interpelleeren over het verbod van in
voer van rundvee in Duitschland.
Bij het voortgezet debat over de In
dische Begrooting, vroeg de Min. van
Kol. verschooning, indien hij iemand
gekwetst had. 't Was zijne bedoeling
niet geweest. Hij bracht hulde aan de
Katholieken, die met de Protestanten
te zamen den worstelstrijd tegen Spanje
gestreden en de vrijheid verwonnen
hadden, terwijl zij in Indië een bescha
mend voorbeeld gaven aan de Protes-