HET GOUDEN KALF
door M. E. Braddon.
51)
„Maar ik verzeker je, dat ik dat
wel doe, Yernie; ik leg nachten ach
tereen wakker," protesteerde Lady
Palliser, die geen begrip had van de
door haar begane grammatiesche fout.
„O, Vernie," vervolgde zij, toen zij
de folio platen op bedenkelijke wijze
hoorde kraken, „ge scheurt dat prach
tige dikke boek stuk, dat je groot
vader zoo duur heeft moeten betalen."
„'t Is een akelig boek," zeide Vernon,
„altemaal huizen en deurposten. Laat
me eens wat mooie boeken zien, Ida
och toe, als 'tje blieft."
Ida zat eene minuut daarna naast
hem op het tapijt, en samen bekeken
zij eene folio-uitgave van Shakspere,
met ijzingwekkende illustraties van
Fuselli. Zij vertelde hem, wat de
platen beteekenden, en dit noodzaakte
haar natuurlijk, den inhoud der too-
neelstukken te vertellen, en op deze
manier hield zij hem prettig bezig,
totdat het tijd was, om zich te gaan
kleeden voor het middagmaal, en
bijna bedtijd voor den kleinen man.
De gelukkigste uren baars levens
waren die, waarin zij zich met ziel
en lichaam aan haar jeugdigen broeder
wijdde. Had hij een jaar geleden,
onder minder voorspoedige omstan
digheden veel van haar gehouden, nog
meer hield hij van haar, nu de tegen
spoed in voorspoed veranderd was,
nu zij bij machte was hem zooveel
meer genoegen aan te doen. Hij was
zelden uil haar oog, haar trouwe
metgezel als zij ging wandelen of
rijden, en zij beschouwde het blijk
baar als hare levenstaak, zich aan het
jongsken te wijden. Brian YValford
ontdekte spoedig, dat de knaap een
grootere plaats in de gedachten zijner
vrouw innam dan hij, dat het gezel
schap van het jongsken haar aange
namer was dan dal haars echtgenools,
en dat zij meer belangstelde in Ver
non's gezondheid en geluk dan in de
zijne. Zij was als vrouw vriendelijk,
lijdzaam, en volbracht getrouw haar
plicht; maar er was geen bizondere
mate van scherpzinnigheid noodig,
om haar echtgenoot te doen opmerken,
dat zij hem gehoorzaam was zonder
liefde, dat haar onderwerping niet
gepaard ging met hoogachting. De
ontdekking van de onverschilligheid
zjjner vrouw ten zijnen opzichte
maakte, dat Mr. YValford veel minder
aardig was dan hij geweest was ge
durende den korten lijd dat hij haar
het hof maakte op den met wilgen
en biezen bezetten oever der rivier.
Hij was lichtgeraakt, en verheelde het
niet, dat hij jaloersch was op den
jongen, ofschoon hij wel zorgde er
niets van te laten blijken in tegen
woordigheid van Vernon's vader en
moeder.
Met dat al was het zeer aangenaam,
vrij verblijf te hebben op YVimper
field, paarden tol zijne beschikking
te hebben om op te rijden, en een
jachtveld om te jagen, en dat alles
zoo goed alsof het zijn eigen was.
Sir Reginald Palliser was uiterst on
bekrompen in het bewijzen zijner
weldaden, wal een aangeboren eigen
aardigheid was in een man, zoo zorge
loos van aard als hij was. Nu hij
eenmaal aan Brian YValford toegestaan
had, zich op Wimperfield te vestigen,
kwam het denkbeeld niet bij hem op,
de voorrechten aan het verblijf aldaar
verbonden ook maar eenigszins te
beperken. Zelfs wanneer de opperste
stalknecht er over pruttelde, dat een
mooi paard kreupel gereden was, door
de onbesuisde wijze waarop Mr. YVal
ford heuvel op en heuvel af gerend
had, nam Sir Reginald de zaak zeer
luchtig op, en zeide hij, dat er niets
anders op zal, dan het paard zoolang
op stal te houden, tol het genezen
zou zijn van zijn kreupelheid. Zijn
eigen gebruik van den stal bepaalde
zich tot het een enkele maal berijden
van een niet meer jongen bruinen
pony, welks aristokratiesche afkomst
en manieren hem lot een bij uit
nemendheid geschikt rijpaard maakten
voor een heer van leeftijd, die de
gewoonte had onder het rijden half
in slaap te raken. De nieuwe baronet
was te traag om op de jacht te gaan,
en te roiaal om zich te ontdoen van
zijn stal met jachtpaarden, die door
zijn voorganger opgericht was. De
paarden waren er nu eenmaal Ida
en Brian mochten ze berijden. Van
de goede dingen, welke de blinde
Godin hem in den schoot geworpen
had, was, naar Sir Reginald's oordeel,
niets te goed voor zijne dochter, of
voor den echtgenoot zijner dochter.
Gelukkig mocht het heeien voor
den huiselijken vrede, dat Lady Pal
liser heel goed overweg kon met den
echtgenoot harer stiefdochter, en dal
het bij haar niet opkwam, zich on
tevreden te toonen over de weelderige
levenswijze, die op YVimperfield ge
voerd werd.
Brian YValford had spoedig pools
hoogte genomen betreffende de ver
standelijke ontwikkeling van hel
goedhartige vrouwtjen. Hij vleide haar
ijdelheid, en maakte haar zoo inge
nomen met zich zelve, dat zij na
tuurlijk dientengevolge ook ingenomen
was met hem. Zijn oppervlakkige en
beuzelachtige aard maakte, dat zijn
gezelschap voor haar aangenamer was,
dan het gezelschap van een diepzin
niger en fijngevoeliger man had kun
nen zijn. Ilij zong heel aardig allerlei
airs uit de komieke opera's van den
dag, ja daalde zelfs soms af tot de
airs, die in de cafés chantants opgang
maakten. Hij was volmaakt thuis in
alle gezelschapsspelen en kamerver
makelijkheden. Hij vrolijkte het ge
sprek op met woordspelingen, die
soms onbeschrijfelijk laf, maar soms
ook tamelijk aardig waren. Hij ont
haalde hel gezelschap op aanhalingen
uit al de tooneelspelen en kluchtspelen,
die in de laatste vijf jaar in Londen
ten tooneele gevoerd warenhij kon
alle beroemde akleurs nabootsen; en
niemand kon beter thuis zijn in de
hedendaagsche straattaal dan hij. In
de onmiddellijke nabijheid van YVim
perfield woonden niet veel raenschen,
met wie men omgang kon hebben;
maar de weinige families uit het graaf
schap, die bij de Pallisers dineerden,
het luncheon gebruikten, of thee
dronken, smaakten het volle genot
van Mr. YValford's talenten, en spraken
naderhand van hem als van een zeer
begaafd jong man.
Tot dusverre had Mr. YValford de
zegeningen, welke de goden hem ten
deele hadden doen vallen, zich zeer
kalm laten welgevallen, zonder eenige
begeerte naar onafhankelijkheid te
openbaren. Hij bewaarde het stil
zwijgen over zijne vooruitzichten als
advokaat, ofschoon Sir Reginald hem
in den beginne gezegd had, dal, zoo
hij, om carrière te kunnen maken
voor de Balie, geld mocht noodig
hebben, hij er maar om te vragen
had.
„Ge zijt al te goed," had Brian op
luchligen toon geantwoord; „maar't
is geen kwestie van geld 't is eene
kwestie van tijd. Het duurt Yreeselijk
lang, eer men als advokaat naam en
praktijk krijgt, en wie zich daaraan
wijden wil, mag zijn geduld wel oe
fenen."
„Ja, dat heb ik ook altijd gehoord,"
had Sir Reginald toen gezegd; „maar
is het hier wel de geschikte plaats
voor je, om je doel te bereiken Zal,
wanneer de goede tijd komt, de prak
tijk je naar YVimperfield volgen? Me
dunkt, dat Gray's Inn daarvoor eene
meer geschikte plaats is."
»Ik geloof, dat kliënlen, als zij me
noodig hebben, me bier even goed
zullen kunnen vinden als ergens an
ders," had Brian op somberen toon
geantwoord hij werd altijd ietwat
wrevelig, als er over werken gespro
ken werd „en intusschen Iaat ik
mijn tijd niet ongebruikt ver
loren gaan. Ik kan voortgaan met
voor de tijdschriften te schrijven."
YVaarin dat schrijven in de tijd
schriften bestond, en hoeveel het was,
wist niemand. De jonge man sloot zich
nu en dan op een regenachligen dag op
in eene kleine studeerkamer op de
bovenverdieping, rookte daar een
massa sigaren, en werd dan veron
dersteld ijveiig te werken. Soms was
de vrucht van zulk een dag een dik
pak schrift, dat naar het postkantoor
moest bezorgd wordensoms was er
geen andere vrucht, dan eenige ver
scheurde bladen folio-papier in de
voddenmand. Soms kwam, na verloop
van vrij wat tijd, het handschrift bij
den schrijver terug; en soms ook
deelde Mr. YVendover terloops aan
zijne vrouw mede, dat „die kerels"
zijne bijdrage aangenomen hadden.
Al het honorarium, dat hij voor zijn
werk ontving, besteedde hij aan zijn
menus plaisirs of beter gezegd,
het werd zoek gebracht aan allerlei
weinig gedistingeerde buitensporighe
den, waardoor hij bij stalknechts en
dergelijke lui den naam kreeg van
een zeer mild heer te zijn. Aan zijne
vrouw gaf hij niets; zij werd altijd
ruim van geld voorzien door haar
vader, die zijn pas gekregen rijk
dom ten haren behoeve opgemaakt
zou hebben, indien zij geneigd ge
weest ware, zooveel uilgaven te doen
maar dit laatste was niet hel geval.
Hare begeerten waren thans niet bui-
tensporiger, dan toen zij tien pond
in 't verreljaars van Miss YVendover
ontving. Om de waarheid te zeggen,
was op Wimperfield de verleiding
om buitensporig te zijn niet groot.
Ida had nergens anders geld voor
noodig dan om goed te kunnen doen
aan de armen, en dat is, zooals Jere
my Taylor opmerkt, een wissel trek
ken op den hemel.
De weinige bewoners van den om
trek, die daar van oudsher gevestigd
waren geweest, en die gewoonlijk de
dorpskerk bezochten, gingen hoogst
eenvoudig gekleed, daar zij wel wis
ten, dat zij in 't oog van 't algemeen
eene pozitie innamen, die niet door
pronkerij met fluweel en satijn behoef
de verhoogd te worden. YVaren niet
allen in den omtrek van Wimperfield
bekend met elkanders inkomen, en
wisten zij niet precies, met hoeveel
of hoe weinig de verschillende land
goederen bezwaard waren, hoe vrucht
baar of onvruchtbaar alle landerijen
waren, en hoeveel huur al de boeren
plaatsen opbrachten Alleen wanneer
Lady Ponsonly van Heron Court uit
Londen kwam, met japonnen, man
tels en hoeden uit Regent-Street, of
uit Parijs, met allerlei kleedingstukken
naar de nieuwste mode uit de Rue
de la Paix, verlichtte een gloed van
modekleuren en een glans van de
nieuwste sloffen de oude plaats;
maar de inboorlingen deden niets an
ders dan al dal moois bekijken en
bewonderen. Niemand was stoutmoe
dig en ve'melel genoeg, om het voor
beeld van die voorname dame Da te
volgen. Miss Emery, van Pelersfield,
was wat dit betrof voldoende, voor
de vrouwen en dochters der landei
genaars van deze rustige streek. Zij
ontving de modes rechtstreeks uit
Parijs in de vrolijk gekleurde mode
platen van Le Follet, en wal kon
iemand mooier verlangen dan de
modes van Parijs? 't Moet erkend
worden, dat Miss Emery in 't knippen
en naaien de Parijsche patronen wel
wat plomp deed uitvallenmaar wie
begeerde ook eene japon le hebben,
die als het ware in elkaar geblazen
was door meisjens, die niet mochten
zitten bij het verrichten van haar ar
beid?
Het leven te YVimperfield was een
aangenaam, zij het dan ook een ui
terst stil leven. Er waren tijden, dat
Brian YValford de eentonigheid van
dit landelijk bestaan ietwat drukkend
vond; maar was het leven binnens
huis wat eentonig en arm aan ge
beurtenissen, hij had vrij wat gele
genheid om zich buitenshuis te ver
maken, met jagen, scherpschieten, bal
spelen, en nu en dan eene wedren,
op niet grooler afstand dan een dag
rijdens. En, wat voor hem eene zaak
van aanbelang was, niemand verlang
de van hem, dat hij hard werken
zou. Hij kon vrij wat vertooning ma
ken met boeken en groot-lormaat-
papier, en niemand stelde een al te
nauwkeurig onderzoek in naar de
vruchten van wat hij zijn arbeid
noemde.
HOOFDSTUK XXII.
Lady Palliser legt zich op voor
name manieren toe.
Ida werd niet lang in onwetend
heid gelalen, wal betreft de vriend
schappelijke gevoelens van hen, die
zij te Kingthorpe had achtergelaten.
Zij ontving Bessie's eersten brief wei
nige dagen na haar aankomst op
Wimperfield een allerhartelijkst
brieljen, vol betuigingen van leedwe
zen over de twee goede jongens, die
omgekomen waren, hoewel zij toch
niet nalaten kon te beluigen, hoeveel
genoegen het haar deed, dat hare
vriendin nu zooveel hooger geslegen
was in hel maatschappelijke leven.
YVanneer zullen we elkander weder
zien, lieve Ida?" vroeg Bessie, nadat
zij aan hare gevoelens lucht gegeven
had; „zijt gij van plan bij ons te ko
men, of moeten wij u komen opzoe
ken? YVal vereischt de étiquette ten
dezen opzichte Mijn vader en mijne
moeder zijn ten eenenmale onwetend
wat betreft zulke regels der étiquette.
Het eenige wal zij dienaangaande
weten, is, hoe het gewoonweg behoort
bij dinees en bezoeken. Zullen we
John den koetsier gelasten, vier paar
den voor den landauer te spannen
hij zelf en de tuinknecht kunnen dan
als postiljons dienst doen om zoo
naar YVimperfield te rijden precies
zooals de lui in Miss Austin's romans
bezoeken afleggen? Nu we eenmaal
teruggekeerd zijn tot Chippendale
meubels, zullen we ook terugkeeren
tot de moesselienen jurken en de ma
nieren van Miss Austin's dagen. Ik
moet zeggen, dat ik het wel gaarne
wilde. Het leven in haar lijd was,
naar 't me voorkomt, zooveel eenvou
diger en zooveel goedkooper. Lieve,
ik verlang er zeer naar, je te zien
en te spreken. Bedenk wel, dat ge
nu mijne nicht zijt dat ge mij
thans zeer na beslaat. Het Noodlot
heeft, gelijk ge ziet, gewild, dal ik
zooveel met je ophad, van dien eer
sten avond af, toen ge mij zoo vrien
delijk behu pzaam waart bij het maken
van mijn Duilsche thema."
Zij ontving ook een brief van Tante
Betsy, even hartelijk, maar in veel
minder woorden, en beter de bedoe
ling weergevende.
„Wij zullen overkomen, om aan
uw vader en uwe moeder een bezoek
te brengen, zoo spoedig we vernemen,
dat het hun schikt bezoek le ontvan
gen," zoo eindigde Tante Betsy's
brief.
„Het bevreemdt me, dat Miss YVen
dover niet schrijft: Sir Reginald en
Lady Palliser," merkte Ida's stief
moeder op, nadat zij den brief gele
zen had.
Het kleine vrouwtjen had zich met
den groolsten ernst toegelegd op het
doorlezen van boeken over de étiquette
„De Voorname Kringen," „The
Crème de la Crème" en andere wer
ken van dien aard, en zij was vrij
wat meer ingewijd in de kleine bi-
zonderheden van de fijne vormen dan
Sir Reginald of zijne dochter. Zij stelde
het volste vertrouwen in de geheim
zinnige schrijvers dezer belangwek
kende boekdeelen. Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE EEVEN LOOSJES te Haarlem,