HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 52) „De „Crème de la Crème" moet gelijk hebben, weet ge, Ida," zeide zij, toen er zich verschil van gevoelen had geopenbaard, ten opzichte van een of andere uitspraak; „want het boek is geschreven dooreene gravin." „Eene gravin, die in een hallsleetsch reiscostuum gedost iskrultabau rookt, en in een logement van den derden rang in Catnden Town nacht verblijf houdt, allerwaarschijnlijkst," merkte Sir Reginald lachend op. De nieuwe baronet weigerde be paald zich te onderwerpen aan de lastige regels van de „Crème de la Crème." Hij deed dagelijks dingen, die ontwijtelbare en vreeselijke ket terijen waren, uit dat oogpunt be schouwd, en Lady Palliser eigerde zich bitterlijk, toen zij,"bij gelegen heid van haar eerste dinee moest zien, hoe de nolabelen van Wimperfield elk oogenblik de grootste minachting aan den dag legden voor de voor schriften der anonieme gravin. Zij deden allerlei dingen, die zij niet hadden behooren te doen, [en zij lie ten dingen na, die zij wel hadden behooren te doenen, van hel stand punt der gravin bezien, was hun hou ding beneden alle kritiek. Maar mocht Lady Palliser al raee- nen, dat Miss Wendover's brieven te kort scholen in den vorm, zij was niettemin bereid, Ida's Kingthorpesche vrienden welkom te heelenen een hartelijke uitnoodiging om te komen dineeren en om een nacht over te blijven werd gezonden aan den Kolo nel en zijne vrouw, aan Tante Betsy, en aan zooveel van de jongere leden der familie als maar in het grootste rijtuig konden geborgen worden. 't Was in 't begin van de maand November, dat dit bezoek plaats had; maar het gebladerte was nog groen aan de toppen der olmen, en nog menige liefelijke tint van geel en bruin lag uitgespreid over het boomrijke landschap. Het weder was zoel en zon nig, de hemel zoo blauw als op den lang- sten dag; en Ida, met een gelaal even schitterend als de zonneschijn, stond in het voorportaal, om hare vrienden welkom te heelen, toen het rijtuig kwam aanrijden. „O, maar waar zijn Blanche en Eva'? En waarom zijn de jongens niet meê- gekomen?" vroeg zij, toen zij een handdruk wisselde met den Kolonel, nadat zij reeds een menigte kussen ontvangen had van Mrs. Wendover, Tante Betsy en Bessie, en door allen hartelijk omhelsd was geworden; „zij komen toch nog?" „Neen, lieve; me dunkt, dal we al talrijk genoeg zijn," antwoordde Mrs. Wendover. „Niet half talrijk genoeg 1 Ge hebt er geen denkbeeld van, hoeveel men- schen Wimperfield bergen kan; maar Bessie weet het wel, en zij had het u moeten zeggen. Er zijn twee- en-twintig slaapkamers. Ge zoudt eene weldaad bewezen hebben, als gij er een aantal van gevuld hadt. Het steil me vreeselijk teleur!" „O, trek je dat niet aan, lievege zult ze genoeg te zien krijgen, reken daar maar op. Doch, waar is Brian?" „0, die is uit, op de lange jacht. Hij heeft me verzocht hem bij u te verontschuldigen, omdat hij niet thuis is, om u te ontvangen. Hij komt vóór het dinee thuis. Hier hebt ge ma ma," vervolgde zij, toen Lady Palliser naar buiten kwam zeilen, [in eene uil het magazijn van Jay afkomstige japon, die veertig guineas had gekost, glinsterend met gitten en satijn, waar- meê zij Mrs. Wendover's eenvoudig reis kostuum ten eenenmale in de schaduw zette. Er was eene gekleede japon in den koffer, maar ook dat was eene japon, die, vergeleken bij Lady Pal liser's satijn en gitten, den indruk maken moest van den bleeken mane schijn van een Novemberavond tegen over den zonnegloed van een schitte renden zomermorgen. Maar gelukkig was Mrs. Wendover er geen persoon naar, om zich bedroefd te gevoelen, omdat zij minder prachtig gekleed was dan hare gastvrouw. Lady Pal liser begroette met eene diepe neiging hare gasten, toen Ida iels mompelde, dat eene voorstelling moest beduiden, en wederom achtte zij de eeuwige wetten der Gravin geschonden door hare gasten, want de Kolonel en zijne vrouw drukten haar de hand met eene stevigheid, welke in de „Crème de la Crème" gebrandmerkt werd als eene barbaarsche onbeschaafdheid; terwijl Tante Betsy zoozeer al haar aandacht aan Ida wijdde, dat zij aan de vrouw des huizes, na haar glim lachend toegeknikt te hebben, inde daad haar rug toekeerde. „Mijn arm kind, wat ziet ge er vree selijk slecht uit," riep Miss Wendover uit, terwijl zij Ida's beide handen in de hare geklemd hield, en een onder zoekenden blik op haar gelaat wierp. „De voorspoed heeft je geen goed gedaan. Ik zie onder je oogen de sporen van slapelooze nachten." „'t ls ook zulk een vreeselijke schok geweest," mompelde Ida. „Ja, wel was het een schok. Die knappe, flinke jonge menschen! Da gen achtereen heb ik hunne gelaats trekken aanhoudend voor mijn geest gehad. En ik kon niet nalaten zeer bedroefd te zijn over hun noodlottig uiteinde, niettegenstaande het geluk u gediend heelt „O, zeg niet, dat het geluk mij gediend heelt," zeide Ida. ,,'t Ver heugt me, dal mijn vader thans beter af is dan vroeger; maar ik was ge lukkiger, toen ik arm was." „En toch placht ge je zoo bitter uit telalen over de armoede." „Ja, ik was in die dagen eene dienaresse van den Mammon; maar nu ik zijn tempel ben binnengetreden, heb ik bevonden, dal hij een valsché god is." „Hij is niet een god, maar een duivel. De minst verheven ziel, die uit den hemel viel." Mijn arme Ida! En ge zijl alzoo tot de ontdekking gekomen, dat deze gouden appelen van binnen stol en asch bevatten! Trek hel je niet aacGe zult de voorrechten en de gemakken des rijk- doms meer leeren waardeeren, wan neer ge er meer aan gewoon zult ge raakt zijn, rijk te wezen. En zeg me nu intusschen, dat ge gelukkig zijl in je huwlijkslevendat gij en Brian op zeer aangenainen voet met elkan der verkeert." „We kibbelen nooit," antwoordde Ida, met lerneêrgeslagen oogen. „0, dat is een slecht teeken. Deel me iets beters mede dan dat." „Gij allen hebt mij gezegd, dat het mijn plicht was, met mijn echtgenoot te leven. Ik tracht mijn best te doen," antwoordde Ida op ernstigen loon. Haar gelaat miste nu allen gloed en glans. De geheele gelukkige uit drukking hel onbaatzuchtige genot, dat haar het verwelkomen harer vrien den verschaft had was nu ver dwenen, en had plaats moeten maken voor een uitdrukking van wanhoop. Zij schudde thans echter zooveel mogelijk alle akelige gedachten van zich af, en liep het huis door, om aan hare vrienden de voor hen be stemde kamers te wijzen, om beve len te geven aan de dienstboden, waarbij zij meer drukte maakte en zelve meer werk ter hand nam, dan de schrijfster van de „Crème de la Crème zou hebben geduld. „De handen eener voorname dame," zoo drukte die verheven personage zich uil, „zijn niet om ze te gebrui. ken, maar strekken alleen tot sieraad- Het eerste waarop men zich moet toeleggen, is, te zorgen, dat die han den haar fijne vorm en kleur behou den; en in de tweede plaats heeft eene voorname Dame toe te zien, dat zij altijd bien gantêe zijn. Zij behoort nooit iets op te tillen, dat zwaarder is dan haar theekopjenen zij moet het zich liever getroosten eenige oo- genblikken koude te lijden, terwijl zij wacht op de komst van haar kamer dienaar, dan hare vrouwelijke waar digheid met voeten te treden, door zelve een schep steenkool op den haard te werpen. Haar levensregel moet zijn, niets zelve te doen, wat hare dienstbode of hare dame de compag nie voor haar doen kunnen." „Liefste Ida," sprak Lady Palliser op berispenden toon, daar haar waar schijnlijk bovenstaande klassieke pas sage voor den geest kwam, „hoe komt het bij je op, zelve dat reis- koffertjen te dragenZijn er dan geen dienstboden in huis?" „Een half dozijn te veel, mama; maar ik mag gaarne iets met eigen hand doen voor degenen, die ik lief heb." Lady Palliser zuchtte bij de herin nering aan de dagen, toen zij zelve het ontbijt en het middagmaal haars echtgenoots gekookt had, en zich ge lukkiger gevoeld had tenminste zoo kwam het haar thans voor toen zij in eigen persoon zich van die huiselijke verplichting kweet, dan nu zij bevelen moest geven aan een huishoudster, voor wie zij een zeker ontzag gevoelde. Maar Fanny Palliser had zich vaslelijk voorgenomen, eene fijn beschaafde dame te worden, ten einde alzoo eere te doen aan de ver anderde omstandigheden haars echt genoots, en zij deed haar uiterste best om hel zoover te brengen. De gasten waren juist bijtijds voor het luncheon aangekomen, en na afloop van dal luncheon ging Lady Palliser met hare drie oudste gasten een grooten toer doen in den lan dauer, om hun de schoonste punten van den omtrek te laten zien, terwijl Ida en Bessie, met Vernon lot gezel schap, eene lange wandeling gingen doen in het Park en door hel bosch. flel jongsken liep af en aan, en vloog van de eene hoogte naar de andere, om bloemen of insekten te zoeken, weetgierig als hij was ten opzichte van elk voorwerp in de natuur, en daaibij levendig en vlug als een blik semstraal in al zijne bewegingen. Dit maakte, dat de twee meisjens meestal alleen met haar beiden waren, en vertrouwelijk met elkaar konden spre ken zooveel zij maar verkozen, als zij maar nu en dan haar aandacht wilden wijden aan een of ander door Vernon pas ontdekt wonder, een kikvorsch in het eerste stadium zijner ontwik keling een zeer slijmig gedierte of een reusachtig exemplaar van het geslacht der paddestoelen, voor welke het tegenwoordig het rechte seizoen was. In 'l eerst hield Bessie zich blijk baar ietwat in bedwang; en bij iemand die als zij, zoo openhartig van aard is, maakt zulk eene gedwongen hou ding altijd een ietwat pijnlijken in druk. Gedurende eene korte poos sprak zij over niets anders dan over Wim perfield en over de schoonheid van hel landschap. „En de gedachte, dat mijn oude lieveling zoo'n voorname plaats in neemt onder de aanzienlijke lamilie's van ons graafschap!" riep zij uit,'tis waarlijk al te heerlijk!" „Maar, Bess, dat is volstrekt -niet het geval. Ik ben maar een uiterst onbeteekenend persoonljen niets dan de dochter mijns vaders. Brian en ik worden hier slechts geduld." „0, dat is onzin, lieve Ida. Ik heb Sir Reginald tot mijn vader hooren zeggen, dat Wimperfield uw en Brian's tehuis zou zijn, zoolang het je beiden goed dunkt altijd natuurlijk zoo lang je vader in leven is. Brian kan kamers in Londen er op nahouden, en daar in zijn vak werkzaam zijn; maat^ uwe woning moet Wimperfield iJa, maar dat kan moeilijk zoo wezen," antwoordde Ida op somberen toon: „wanneer Brian naar Londen gaat, moet ik met hem medegaan. 't Zal mijn plicht zijn, dat weet ge wel," liet zij er op volgen, en hare stem had, toen zij dit zeide, een iet wat bitteren klank. „Welnu, dan zal Wimperfield je buitenverblijf zijn en dat is nog des te beter; want, bij slot van reke ning, weet ge, is het buitenleven wel zeer genotrijk, maar het heeft, als men 't geheele jaar builen moet door brengen, er veel van, of men levend begraven is. Ik vertrouw, dat Brian spoedig zal beginnen te werken in zijn vak wetboeken te lezen, en naar praktijk uittezien „Dat hoop ik," antwoordde Ida op koelen toon; „maar ik geloof niet, dat je neef een groot voorstander van hard werken is." „0, maar hij moet werkenzijne waardigheid als man eischt dat. Hij kan onmogelijk altijd hier een tafel schuimer willen blijven." „Er is geen kwestie van tafelschui- merij. Brian is hier welkom, gelijk ge gehoord hebt. Lady Palliser raag hem zeer gaarne lijden, en wij allen kunnen hier heel goed met elkander overweg." „Maar gjj zoudt toch zeker gaarne zien, dal je man aan 't werk ging, niet waar, Ida „Ik wenschte, dat hij zich een man toonde," antwoordde Ida kortaf. Er was nog in 't geheel geen sprake geweest van dien anderen Brian den eigenaar van Wendover Abdij. Met geen enkel wooid had hij Ida geluk gewenscht met de verandering van haar omstandighedenook had zij niet gehoord, dat haar echtge noot eenige tijding van hem ontvan gen had, en zij had daaruit de ge volgtrekking gemaakt, dat de oudste Brian geenerlei teeken van leven ge geven had. 'l Kon wezen, dal hij haar beeld uit zijne ziel gebannen had, omdat hij haar elke gedachte ol zorg verder onwaardig keurde. Hij had hare leugenachtigheid, haar on waardigheid ontdekt, en zij was niet meer de vrouw, die hij vroeger be mind en geëerd had. Hij gevoelde waarschijnlijk geenerlei betrekking meer op haar, en zij was dan voor hem niet meer dan een booze droom, dien hij eenmaal gedroomd en daarna weder vergeten had. Zijne stem had het stilzwijgen be waard, toen die andere stemmen die van den Kolonel en van den hulppredi ker haar gezegd hadden, dat hel haar plicht was, de belofte na te komen, wel ke zij voor Gods altaar had afgelegd, dat zij in voor- en tegenspoed het lot haars echtgenoots moest deelen. Brian, eenige weinige minuten te voren, haar minnaar, had zich stil gehouden. Wat had hij van haar ge dacht in die bittere oogenblikken Was er eenig medelijden gemengd geweest onder zijne minachting? Zij wist het niet. Hij had zijn gevoelen op geenerlei wijze geopenbaard. Van het oogenblik af, dat hare vriendin op Wimperfield was aange komen, had zij met zenuwachtige span ning verwacht, dat Mr. Wendover's naam zou worden genoemd; maar die naam was niet uitgesproken. Het stilzwijgen was voor haar eene gerust stelling, en toch wilde zij zoo gaarne iets meer te welen komen of hij zich over haar op welwillende wijze had uitgelaten, of hij aan haar met mede lijden gedacht had. Voor geen geld ter wereld zou zij Bessie er naar gevraagd hebben, zelfs Bessie niet, wier kinderlijke genegen heid zoozeer uitnoodigde tol verliou wen, voor wier hartelijk oog zij zich had behoeven te schamen. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6