HET GOUDEN KALF aan boord der sohepen aan onmondigen sterke drank werd versohaft. De heer Se- ret achtte verbetering van den onhondba- ren toestand der marine urgent. De heer Heldt vroeg aanbouw van minstens één schip op de Rijkswerf, in 't belang der werklieden. Hij meende, dat de kosten van aanbouw van een groot schip op een lands- werf weinig verschillen zou van den bouw bij partikulieren, wat echter volgens den heer Viruly Verbrugge 24 percent scheelt. De Min. van Marine verzekerde, dat hij zich verplicht achtte uitbreiding van het ma terieel voortestellen. Hij zou de portefeuille niet aangenomen hebben, indien hij dat niet had mogen doen. De beide schepen, voor welker aanbouw hij gelden aanvraagt, achtte de Min. noodzakelijk, het eene voor het auxiliair eskader, het andere voor de binnenl. verdediging. De instelling eener Staatskommissie tot onderzoek van den toestand der Marine noemde hij over bodig. De opleidingskosten van de adel borsten, waarover de heeren v. Wassenaer en Heldt verschillende gevoelens waren toe gedaan, wilde de Min. niet verhoogen. De kwestie van drankgebr. aan boord zou hij na der onderzoekenAanbouw van een schip op de Rijks werf beloofde hij te zullen overwegen Hij en de Min. van Oorlog bestreden door M. E. Braddon. 54) „Het land wordt natuurlijk het eigendom van Brian van de Abdij," zeide zij. „Wij Wendovers kunnen er niet toe overgaan, het grondbezit te verdeelen. Alleen wanneer onze be langen ten nauwste met die van den omtrek verbonden zijn, laat hel zich verwachten, dat we veel zullen doen om het land te verbeteren." „Hoe heb ik het nu met u, Miss Wendover?" riep Sir Reginald uit. „Ik meende, dat gij de beginselen der radikalen waart toegedaan!" „Dat ben ik ook in menig opzicht, maar ik kan het niet goed vinden het land in kleine deelen te verbrokkelen, en het van de eene hand in de andere te laten overgaan als eene lien-ponds banknoot, totdal er in geheel Engeland geen landgoed meer wordt aange troffen, waaraan eene lange familie geschiedenis verbonden is, en ook geen rijk man meer in de landbouw-dis- trikten, om de armen te helpen. En geland zou er slecht aan toe zijn, als er geen groote grondbezitters meer waren." Sir Reginald en Miss Wendover wa- .ren het geheel eens met elkander op dit punt. Hij betuigde haar zijn dank voor haar edelmoedige voornemens ten aanzien van haar neef, en hij deelde haar mede, hoe hij voornemens was, zijne dochter goed te bedenken. „Wat er vastgemaakt is van het erf goed, vervalt met mijn persoon," zeide hij„ik kan doen wat me goed dunkt voor mijne dochter. Natuurlijk gaat het landgoed over op Yernon. Hij is de laatste van zijn geslacht, en ik hoop lang genoeg te zullen leven om hem gehuwd te zien, en vader van zoons, die zijn naam erven, 't Zou treurig zijn, als een goede, oude naam moest verdwijnen. Hoe dat ook zij, ik mag mijn testament maken zooals ik 't verkies, en ik zal aan Ida zea of zeven honderd pond 's jaars vermaken. Zij en Brian zullen zich daarmeê zeer schoon kunnen redden, als het komt ^bij hetgeen hij als rechtsgeleerde ver dient. Ik zou gaarne zien, dat er wat meer energie in hem ware dat hij wat meer liefhebberij had in ijve- rigen arbeid," vervolgde Sir Reginald, met eene zucht, daar hij er zich van bewust was, dat zich ook bij hem nooit veel lust tot ijverig werken ge openbaard had„maar zou traagheid niet een eigenschap van alle jonge menschen zijn?" „Neen, dat is niet het geval," voerde Tante Betsy op scherpen toon daartegen aan: „er zijn vlijtigen en tragen in alle families mannen, geboren om hun geslacht tot eere of de Staatskommissie voor samenwerkinë van zee- en landmacht. Bij art. 10 werd door de Kommissie van Rapp. een amen dement voorgesteld, om geen gelden voor de reparatie van het Zilveren Krnis toe te staan, bij de onzekerheid van het behoud van het schip. De heer Land lichtte dit am. toe. De Min. bestreed het, maar 't werd aangenomen met 61 tegen 26 stemmen. Bij art. 13 (schepen- bouw) ontspon zich een ernstig bebat. Er werd gevraagd, of dezelfde ingenieur die plannen had ontworpen voor de N a u- tilus en deBuyskesen daarmeê zoo weinig eer had ingelegd, ook de ontwerper, was van de twee nieuwe schepen. De Min. antwoordde ontwijkend. De heer Land wilde zonderling genoeg de aan sprakelijkheid overbrengen op de parti- kuliere bouwers der schepen, en anderen schenen van gevoelen te zijn, dat de kamer met deze geheele kwestie niets te maken had. Na vrij wat gehaspel werd art. 13 aangenomen met 55 tegen 34 stemmen. Bij de afdeeling Loodswezen vroeg de heer Domela Nieuwenhuis inlichting betreffende het ontslag van een loods we gens socialistische gevoelens. De Min. hel derde deze zaak op; bedoelde loods had tot tweemaal toe zijn schip zonder over- lot oneere te zijn evenals er hom mels en werkbijen zijn. Zie eens op mijn anderen neef, bijvoorbeeld, een man, die zeven duizend pond inkomen 's jaars heeft, en geen sterveling zou er iets aan kunnen doen, bijaldien hij zijne dagen en zijne nachten wilde doorbrengen in wereldsch genot. Hij is de ware type van een werkzaam mensch een uitnemend Graecus, een natuurkenner, een reiziger, een jager in zijn hart, wanneer men na melijk daaronder verstaat, dat hij veel opheeft met het jachtbedrijf, als dat moed, liefde voor avonturen, vernuft en volharding veronderstelt. De For tuin heeft hem tot een rijk man ge maakt, maar hij heeft zich zelf lot een man van beteekenis gemaakt in eiken kring, waarin hij zich ooit be wogen heeft, en ik ben er trotsch op, in hem mijn eigen vleesch en bloed te erkennen. De natuur heeft Brian Walford met vele gaven toegerust, en wat heeft hij voor zich zeiven gedaan? Hij heeft zich leeren kleeden zooals de sa'etrekels zich kleeden, en denken zooals de saletrekels denken „Hij is een heel aardig jongraensch I" zeide Sir Reginald op vriendelijken toon„we houden allen veel van hem alleen zijn we van meening, dat het in zijn eigen belang zou wezen, als hij het leven wat ernstiger opvatte. „Men moet hem trachten te bewe gen, het leven ernstiger op te vatten," antwoordde de oude vrijster, op ern- stigen toon. „Ja, hij is een heel aardig jong man dat is hel ergste van 't geval ware hij een liederlijk voor werp, niemand zou hem dulden. Ik vrees, dat zjjne goede eigenschappén hem ten verderve zullen zijn." En na alzoo veel goeds beloofd, maar toch ook kwaads geprofeteerd te hebben, verliet Miss Wendover Wimperfield. Ida zou eenigen tijd later bij haar op De Hoeve komen logee- ren, wanneer Brian Walford tijdelijk de nieuwe kamers, waarvan hij al vaak gesproken had, zou gaan betrekken, om verder de rechter, te bestudeeren. Somtijds moest men, als men hem hoorde spreken, wel denken, dat hij een jongmensch was, dat verteerd werd door eerzucht, en naar niets zoo verlangend uitzag, als naar de gelegenheid om- ijverig te arbeiden. Twee dagen nadat de Wendovers vertrokken waren, liet Brian aan zijne vrouw een brief van zijn neef, Brian van de Abdij, zien. „Ik verlaat Engeland voor langer tijd dan gewoonlijk, en denk mijne reizen verder uittestrekken dan ik tot nu toe gedaan heb," schreef de eige naar van Wëndover Abdij; „daarom acht ik me verplicht, vóór mijn ver trek, ten uwen aanzien iets vast te stellen." „Hij heeft me nu e.» uan eens met dracht van kommando, verlaten, om soci alistische geschriften te kolporteeren. Hoofdst. VI werd aangenomen met 68 tegen 15 stemmen. Tegen stemden de hee ren Schepel, Lieftinck, Kerdijk, Zaayer Viruly Verbruggen, E. Cremers, Verniers v. d. Loeff, Veegens, Hejdt, de Meyier, Domela Nieuwenhuis, Goeman Borgesins, van Delden, v. Honten, de Ruiter Zijlker en Geertsema. Zaterdag was de Middelen-wet aan de orde, met twee motiesle. van den heer Domela Nieuwenhuis, om den Min. uittenoodigen onmiddellijk maatregelen te nemen tot voorbereiding eener belasting hervorming, om heffingen op de allereerste levensbehoeften af te schaffen, en te let ten op de draagkracht der natie: en 2e. eene van den heer Schepel en eenige geest verwanten, eenvoudig de wenschelijkheid uitsprekende van afschaffing of vermin dering van drukkende verbruiksbelastingen, en van zwaarder belasting op het roerend vermogen. De heeren Nieuwenhuis en Sche pel lichtten hnnne moties toe, en bevalen ze aan, omdat zij de Reg. zouden prik kelen tot werkzaamheid om de lagere klassen te ontlasten van druk, en om te geraken tot eene betere regeling der be lastingen. De heer Domela Nieuwenhuis een sommetjen geholpen; dal is je wel bekend, is het niet?" zeide Brian, toen Ida dezen volzin las. ,,'t Was mij niet bekend," ant woordde zij op koelen toon„maar ik verneem, zonder me er over te verwonderen, dat hij zich ten uwen opzichte edelmoedig betoond heeft." „O, ik wil gaarne gelooven, dat gij je daarover niet verwondert; hij is je ideaal je preux chevalier, niet waar?" voerde Brian haar met een hatelijke grijns te gemoet. „Dal heb ik van Bessie wel vernomen." „Zij heeft u slechts de waarheid medegedeeld. Ieder die te Kingthorpe woont, moet erkennen, dat uw neef een goed man is." Zij las nu den brief verder. „Nu gij gehuwd zijt, zullen u hoo- ger eischen gesteld worden dan vroe ger, en ik weet, dat ge niet gaarne van de weldaden uws schoonvaders zult willen leven. Ik heb daarom met mijn bankiers bepaald, dat ge elk ver- reljaars, gedurende mijn afwezigheid, een wissel ten bedrage van honderd vijftig pond op me trekken kunt. Dit zal u in staat stellen behoorlijk te leven, terwijl ge u er op toelegt een goed advokaal te worden. Ik hoop bij mijne terugkomst te zullen ver nemen, dat ge waarlijk op weg zijt om in uw vak sukces te behalen." „Dat is zeshonderd pond 's jaars. Dat is nog zoo min niet, vindt ge wel, Ida?" „'t Is heel lief van hem. Ik hoop, dat ge zult trachten te bereiken wat hij je toewenscht." „Wat bedoelt ge daarmeê?" „Dat ge hard zult werken, om in je vak vooruit te komen." „Ik zal hard genoeg werken," ant woordde Brian, en hij werd wrevelig; „tenzij gij allen me wilt plagen. Ik kan zulk plagen niet uitstaan." HOOFDSTUK XXIII. Een onverwacht sterfgeval. Meer dan vier jaren waren er ver- loopen, en er hadden veranderingen plaats gegrepen op Wimperfield veranderingen te Kingthorpe. De dood was binnengedrongen in het in den stijl uit de dagen der Georges ge bouwde heerenhuis, temidden van de met bosschen bekroonde heuvels. De gemaklievende heer van dat goede oude huis had een wat al te gemakkelijk leven geleid; hij had geen acht ge slagen op de waarschuwing zijner vrouw en des geneesheers; hij had gedineerd en geslapen, en zijn gelief koosde wijnen gedronken niet be paald onmatig, maar zonder ook maar eenigszins acht te slaan op den hem door den geneesheer voorgeschreven leefregelhij had noch gewandeld -i herinnerde daarbij aan be beloften bij stembus afgelegd. De heeren Goeman B gesins, Rntgers v. Rozenburg en v, den achtten beide moties onpraktiesch met wenschen kwam men niet verder, daden moest men toonen. De heeren de Sa- vornin Lohman en Schaepman, beiden pok namens hnnne vrienden, verklaarden, dat deze vage moties niets uitmaaktenontwer pen waren noodig, en de heer Schaepman hoopte, dat de Min. ze spoedig zou in dienen. De heer v. d. Kaay konstateer- de de houding der rechterzijde en het zwijgen van den Min. van Ein. De heer Domela Nienwenhnis stelde de rechter zijde van dit oogenblik verantwoordelijk. De motie-Nieuwenhuis werd verwor pen met 71 tegen 3 stemmen. (Vóór stemden de heeren Schepel, Nieuwenhuis- en Heldt), en de motie-Schepel met 74 tegen 7 stemmen, (vóór stemden de heeren Heldt, de Ruiter Zijlker, Lieftinck, Schepel, Smeenge, Veegens en Domela Nieu wenhuis.) De Middelenwet werd aan genomen, en daarna zonder debat, met 67 tegen 3 stemmen (de heeren de Ruiter Zijlker, Land en Veegens) goedgekeurd, de overeenkomst met Frankrijk betreffen de de grensregeling in Suriname. De ka mer is op reces uiteengegaan. noch te paard gereden, maar het -levensgenot, dat hij najoeg, had be staan in eene dommelige rust, en niet alleen had hij zich zooveel mogelijk, onthouden van alle lichaamsbeweging, maar ook van alle uitspanning, zoodra hij er zich ook maar de geringste moeite voor geven moest. Zoo, een bestaan leidend, bijna even slaperig als dat van de schoone slaapster in haar betooverd paleis, had Ida's vader de deur zijner fraaie woning open gezet voor den Dood, dien wreeden bezoeker, en plotseling was de nood lottige dag gekomen, zonder andere waarschuwing dan die Sir Reginald Zondag op Zondag in de kerk gehoord had, of die hij zoo vaak gelezen had in zijn geliefkoosden Horalius, wan neer hij genotrijk had zitten mijme ren over de aanhoudende variaties diens dichters op het oude thema: „Broeders, allen moeten we eenmaal sterven". De bezoeker kwam als een diefin den nacht en- legde beslag op zijn prooi te midden van den familiekring, in de rustige' ure na den maaltijd, toen binnen de iamp al opgestoken was, en daar .buiten de stemmen van het jonge volkjen een vrolijk gelach lieten hooren. Het bewuslelooze li chaam ademde en zwoegde nog den volgenden dag en den volgenden nacht; en toen was alles voorbij en Ida en hare stiefmoeder knielden, terwijl zij elkander omarmden, neder bij het stoffelijk overschot van den man, dien zij innig hadden liefgehad. Zij waren alleen in hare droefheid. Brian was in Londen, Vernon was bij Mr. en Mrs. Jardine, in hunne pastorie op Salisbury Plain, waar hij zich voorbereidde voor Eton. De twee vrouwen hadden den eersten dag dat de luiken op Wimperfield gesloten waren, geen anderen troost dan dien zij elkander konden toespreken. Brian spoedde zich naar Wimper field, zoodra het treurige nieuws hem bereikt had. De onverwachte gebeur tenis had hem levendig getroffen. Het lag niet in zijn aard zich veel om de toekomst te bekommeren, en hij had zich voorgesteld, dat het leven, dat zij op Wimperfield leidden, altijd den zelfden loop zou houden onver anderlijk als de baan der planeten dat hij altijd daar een weelderig te huis zou hebben een prachtigen stal met paarden een inschikke- lijken schoonvader. Hij had wezentiijk heel veel op zijn manier altijd van Sir Reginald gehouden, en het plotseling overlijden van den goeden man smartte en schokte hein. En bovendien wierp deze gebeurtenis eene schaduw van onzekerheid over zijn eigen toekomst. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 8