'HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 57) Bessie was een wakker, bedrijvig huismoedertjen geworden, die hare zorgen verdeelde tusschen haar één jarig kindljen en de gemeente haars echtgenoots; zich als Martha bekom merende en verontrustende over vele dingen, doch slechts op eene wijze, waarop vrouwen van eene geaardheid als de hare zich wel gaarne bekom meren en verontrusten. Reginald was zijne loopbaan aan de universiteit aan gevangen als kweekeling van Baliol College, en wist al vrij wal te ver tellen van Professor Jowett en de kol- legies in het Grieksch. Horatio ging nog altijd school te Winton. De Ko lonel was een weinig zwaarlijviger geworden, en zijne vrouw had te veel kiesch gevoel, om aan zich zelve eene slankheid te bevorderen, die wellicht als een verwijt zou zijn beschouwd, door haar gericht tot de gezelheid haars echtgenoots. Blanche had haar intrede in de wereld gedaan, wal zooveel beteekenl als dat zij nu en dan op een vriendschappelijk dineetjen genoodigd werd met haar vader en hare moeder; dat hare kleeding drie maal zooveel kostte, als ze gekost had voordat die intrede in de wereld had plaats gehad; dat zij er eigen denk beelden over blauw porselein en zon nebloemen op na was gaan houden, dat zij aanhoudend aanmerking maakte op de oudervvetsche en allesbehalve schitterende meubelen van den salon op De Heuvel, en op de geheele in richting van de huishouding, en dat zij der wanhoop ten prooi was, wan neer er wal veel tijd verliep tusschen hel eene buitenpartijljen en het an dere. De jeugdige Eva was precies zoo'n schepselljen geworden als Blan che vier jaien geleden geweest was. Urania Rylance was nog altijd dezelfde Urania gebleven; alleen had zij nog wat hooger denkbeeld aangaande zich zelve gekregen, en was zij nog meer dan vroeger uit de hoogte gaan neder- zien op hare medemenschen. Deze aangeboren eigenaardigheden waren tot rijpheid gekomen en hadden zich ontwikkeld door verscheiden Londen- sche seizoenen, en gingen thans ge paard met eene zekere bitterheid of scherpheid, die voor geestigheid moest doorgaan. Het had haar niet ten eenenmale aan aanzoeken ontbroken, maar er waren daaronder geen aan zoeken geweest, verleidelijk genoeg, om haar te bewegen, afstand te doen van hare privilegies als Dr Rylance's dochter. Zij was van denkbeeld, dat haar huwlijk voor Dr. Rylance het sein zou wezen, om een tweede huwlijk aan te gaan; en zij voelde zich niet geneigd, dat sein te geven. Hoe meer verlangen haar vader scheen te openbaren om haar op de huwe lijksmarkt van de hand te zetten, des te vaster klemde zij zich vast aan de voorrechten van haar ongehuwd leven. „Gij verlangt er toch, hoop ik, niet naar, spoedig van me af te zijn, vader?" zeide zij op zekeren morgen onder het ontbijt, toen Dr. Rylance hoog opgaf van de voortreffelijke eigenschappen van een jeugdig be ambte aan het Departement van Oorlog. „Neen, beste meidik heb, meen ik, op geenerlei wijze getoond, dat ik je op onbehoorlijke wijze zou wil len overhaasten. Ge beleeft nu je vijfde Londensche seizoen." „Ik hoop, dat gij 't mij niet als een seizoen zult toerekenen, wanneer 't me nu en dan eens gegund wordt, een kijkjen in Londen te nemen," merkte Urania met een wreveligen glimlach op. „Ik heb je hier bij me zoo dikwijls en zoolang ik kan," antwoordde haar vader, en zijn gelaat vertoonde op eens eene koude uitdrukking, „en ik ga met je uit, zooveel 't me maar mogelijk is. Mr. Fitz Wilson heeft een inkomen van zevenhonderd pond 's jaars. Ik zou je kunnen geven laat ons maar zeggen, driehonderd pond; en voorzeker kan een paar jonge menschen met duizend pond 's jaars op zeer goeden voet leven zelfs in dezen veel eischenden tijd 1" „Ongetwijfeld. Maar ik heb niet bizonder op met Mr. Fitz Wilson, en nog onverschilliger laat het me, op welken voet men van duizend pond 's jaars leven kan," antwoordde Urania, met het hooghartig voorkomen eener hertogin. „Dat zou zooveel zeggen als een klein huis aan den zoom van Regent's Park, of een bovenhuis aan Marylebone Road, vermoed ik en zonder rijtuig." „Ge moogt trouwen met wien ge verkiest, beste meid, en wanneer ge verkiest," zeide haar vader; „maar bedenk wel, dat de lijd voor niemand onzer stilstaat." Op de Abdij had geen verandering plaats gehad in de jaren, die verloo- pen waren sedert Brian Walford zijne jeugdige gade opgeëischt had, behalve dat de nieuwe scholen verrezen wa ren onder het oppertoezicht van Ko lonel Wendover. Het oude huis deed onwillekeurig denken aan het paleis der Schoone Slaapster, behalve dat goedvei trouwde dienstboden er zorg voor droegen, om motten, spinnen, muizen en al dergelijk ongedierte op een afstand te houden. De eigenaar van het huis was nog steeds afwezig, en zwierf, naar men vermoedde, hier of daar in Noordelijk Indië ommaar men ontving niet veel brieven van hem, en hij schreef slechts bij lange tusschenpoozen. Zijne bloedverwanten te Kingthorpe waren gewoon aan hem te denken als aan een zwerveling, die in veraf gelegen landen omdoolde, en maakten zich ook zeer weinig ongerust over hem. Men had dan trouwens wel altijd in onrust over hein kunnen verkeeren, want een reiziger staat aan veelvuldige gevaren bloot, en er gaat geen jaar voorbij, waatin niet een of ander moedige reiziger, die op ont dekkingstochten was uitgegaan, om hel leven komt. Brian Wendover was zóó lang weg geweest, dat men opge houden had over hem te spreken en het scheen een natuurlijke toe stand voor de Abdij te zijn, onbe woond te wezen; en zoo bleef het landgoed een uilverkoren plaats voor picnics en theepartijljens. De Wen- dovers van De Heuvel voerden 't spreekt vanzelf allen, die hen kwamert bezoeken, daarheenzij ver maakten zich met het balspel op hel door de goede oude cederboomen omringde grasperk; en Blanche, die wal ondernemender van aard was dan hare zuster Bessie, had haar uiterste best gedaan om Mrs. Wendover te bewegen, een bal te geven in de oude eetzaal. Ida en haar echtgenoot wandelden in het rustige uurtjen na het luncheon in den rozentuin, terwijl Lady Palliser met haar breiwerk in de handen in haar gelielkoosden armstoel bij de groole glazen deur zat te dutten. Brian was te Wimperfield aangekomen, ietwat onverwacht, daar het Londen sche seizoen nog in volle glorie was, en de gerechtshoven het op hun aller drukst hadden. Hij kwam ongesteld thuis en had behoefte aan rust en verplegingmaar hij verkoos niet den familiedokter te raadplegen een plattelands-geneesheer, geboren en opgevoed in het naastbijgelegen dorp, een ervaren, schrander man, eenvou dig in kleeding en manieren, en, vol gens 't gevoelen van Lady Palliser, een geneesheer, die in allen opzichte vertrouwen verdiende. Zij hield veel van een vaderlijken dokter. „Wat zou het balen, of ik den ouden Fosbroke al liet komen, nadat ik in Londen den raad van de uit- muntendste geneesheeren heb inge wonnen?" had Brian op wreveligen toon gezegd, toen zijne schoonmoeder er op aangestaan had, dat hij den fami liedokter zou laten komen. „Ik weet zelf precies wat me mankeert ze nuwverslapping, overspanning van de hersenen, en was dies meer zij. Ik beschouw het als een natuurlijk ge volg van de hedendaagsche bescha ving; iemands hoofd moet altijd ge jaagd zijn en in spanning verkeeren, zal men op de hoogte blijven." „Als ge maar meer eetlust hadl," had Lady Palliser met eene zucht ge sproken, want zij had met leedwezen gezien, hoe haar schoonzoon, den eenen schotel voor en den andere na had laten voorbijgaan, bijna zonder den inhoud te hebben aangeroerd. „Dat gebrek aan eetlust zou ine zooveel niet kunnen schelen, als ik maar kon slapen," had hij gezegd insomnia, dat is hel wat een mensch het ergst knoeit." Brian sprak niet over de oorzaken dezer akelige kwaal, welke begonnen was met lange nachten in weelderige losbandigheid doorgebracht niet zoo zeer in uitspattingen van liet laagste allooi, inel liederlijke kame raden, maar in een soort van half- welenschappelijke losbandigheid; gees tige zetten, grappen, druk gepraat over alle mogelijke dingen, die er tusschen den hemel en de aarde ge vonden worden, in 't gezelschap van kunstenaars, akleurs, dagbladschrij vers, en leegloopers van allerlei soort. Voor den man, die begint te leven zonder slaap, kan er wel eens een lijd komen, dat hij niet slapen kan, al begeert hij het ook nog zoo vurig. Hij heeft het zich eigen gemaakt aan houdend te waken. Het slaap-mecha- nisme zijner hersenen is geheel van streek. Gedurende een half uurtjen of een minuut of wal, bij telkens we der kort afgebroken verloopen kan hij insluimeren, maar dan houdt hel op eens weer op, als is de machine onklaar geraakt. Zoo was het met Brian gesteld. Die feestelijke nachten, doorgebracht niet in zwelgerij en dronkenschap, .maar toch onder 'l onwillekeurig ge bruik van veel brandewijn met soda water nachten, waarin de atmos feer geladen scheen te zijn met ver nuft en wijsheid, als met geestelijke elektriciteit nachten, waatin een jongmenschdie het talent bezat om uitmuntend te spreken over elk gegeven onderwerp, zich liet me- desleepen door hel bewustzijn van zijn talent, en zoodoende zich zeiven als een god ging beschouwen die nachten hadden hun invloed op Brian's gestel geoefend, en dat open baarde zich nu maar al te zeer. Brian was lid van al die vrolijke gezelschappen de nachtbloemen in de clubwereld, welker kelken zich openen na middernacht, wanneer de schouwburgen gesloten zijn, en de lam pen in geen ingetogen gezin meer btanden. In geen dezer bijeenkomsten was iets misdadigs, en zij verschaften een schitterend geestelijk kampperk, terwijl zij aan jeugdige letterkundigen eene schoone gelegenheid aanboden, om zich te oefenen en te vormen maar voor den man, die er al te veel zich aan overgaf, hadden zij een ver woeste gezondheid ten gevolge. Brian was op Wimperfield geko men, in de hoop, dat rust en de frissche buitenlucht weder slaap voor zijn oogleden, en kracht voor zijne zenuwen zouden aanbrengen; doch hij was daar eene week geweest, en zijn hand was niet vaster gewor den, en nog steeds bracht hij slapelooze nachten door. Hij verbeeldde zich, da, hij van dag tot dag zwakker werd en ofschoon de beroemde door hem geraadpleegde geneesheer uil Harley Street hem ernstig verboden had prikkelenden drank te gebruiken, be halve een enkel glas porter bij zijn lamskotelet bij het luncheon, vond Brian, die zich niet in staat voelde, de kotelet naar binnen te krijgen, het onmogelijk te ontbijten zonder eene ruime hoeveelheid sherry te ge bruiken, of te dineeren zonder cham pagne, terwijl hij na den maaltijd vrijwat van dien heerlijken ouden portwijn dronk, die in 't jaar '47 door den ouden Sir Vernon Palliser was opge-slagen. Ida was ditmaal zeer vriendelijk en aardig tegenover hare echtgenoot; zij zag dan ook, dat hij werkelijk behoefte had aan hare liefderijke be jegening. Zij stelde zich geheel tot zijne beschikking wandelde met hem, reed met hem te paard, deed met hem toeren in het rijtuig; maar, alhoewel hij zich erkentelijk toonde, hij voelde zich blijkbaar niet geluk kig. Een e vreeselijke gedruktheid van geest, afgebroken door luidruchtige uitbarstingen van vrolijkheid, had zich van hem meester gemaakt. De Lon densche geneesheer had hem met de meest mogelijke openhartigheid ge zegd, dal zijn zenuwgestel zeer ver slapt was, doch dat alles wel terecht zou komen, indien hij zich maar ont hield van prikkelende dranken, stevig vleesch at, en veel in de open lucht verkeerde; maar tot nog toe had hij zich niet in slaat gevoeld, ook maar de kleinste kotelet naar binnen te krijgen, ol om het drie uren achter een uillehouden, zonder prikkelende dranken te gebruiken. Zelfs dat paard rijden en toeren doen in het rijtuig met Ida vond hij vervelend, en hij had er zich, indien hij het op voeg zame wijze had kunnen doen, gaarne aan willen onttrekken. Dezen middag wandelde hij, luste loos gestemd, aan Ida's zijde in den rozenhof, onder het rooken eener cigarette die cigarette, die maar zelden van zijne lippen week. „Weel ge zeker, dat je dokter te Londen er geen bezwaar in ziet, dat ge zooveel rookt?" vroeg Ida nu, toen zij opmerkte, hoe zijne vingers, waarmede hij zijne cigarette vasthield, zich krampachtig bewogen. „Daar weet ik niets van. Ik heb hem gezegd, dal ik niet kon leven zonder tabak, en hij heeft me toen gezegd, dat ik in den loop van een dag wel twee of drie cigarelten mocht rooken „0, Brian, en gij rookt er „Twee of drie dozijn! Dat is wel grappig, vindt ge niet? Zeker is het, dat ik de mij door den medicus voor geschreven grens vrij wat ovetschreid. Maar het is me even onmogelijk me aan zulke voorschriften en regels te onderwerpen, als '1 me onmogelijk is te vliegen. Neen, als ik moet sterven ten gevolge van veel rooken en laat opblijven, dan is mijn vonnis gelee- kend." „Maar er is geen sprake van een geleekend vonnis; ieder mensch is zijn eigen meester en heelt zelf de keuze van den leefregel, dien hij wenscht te volgen." „Meent ge, dat dal werkelijk zoo is? Dat hangt van den persoon af. Ik wil de verborgenheid van noodlot en vrijen wil onaangeroerd laten. Er is hier alleen maar kwestie van tem perament van overgeërfden aanleg. Moet ik me nu den omgang met ont wikkelden nieuwe denkbeelden afwisseling ontzeggen, dan moet ik sterven, 't Zou mij onmogelijk wezen, het leven te leiden, dal gij hier leidtdat mag geen leven heelen het is dood zijn." „Ik heb," voerde Ida daartegen aan, „mijne geliefkoosde boeken, dit heerlijke park, en den geheelen be koorlijken omtrek, paarden, honden, en eenige zeer aardige burenboven dien tracht ik mijn medemenschen naar mijn vermogen goed te doen." Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE EBVEN LOOSJES te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 6