HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 59) Dan kan hij ook niet gelijken op den Zwarten Dwerg," merkte Vernon oo die bekend was met bijna al de romans van Sir Walter Scott daar zijne zuster hem, gedurendedelange winteravonden op W.mperfield lel- kens vier uur achtereen Shakspere, Scott en Dickens had voorgelezen Woont hij altijd in dien wagen "Niet altijd; hij heelt dal bouw vallige' hutjen op den Hanger, waarin STLoringeA jager zgn intrek placht te nemen, gehumd, en g looi, dat hij bij a^elmg 'n de kar en in die hut verblijf houdt. Ik neD hem nauwlijks gezien, want hg is «u k een ongezellig persoon, dal h j altijd weeschuilt, wanneer iemand uit den fatsoenlijken stand zijn kl^n®der Hii pruilt m zijne tent, t getij* Achilles deed," merkte Mr. Jardme op. Zij waren thans aan den zoom van de kleine strook groenland De wanen levendig geel geveild, en aan weerszijde voorzien van een raainoien stond daar midden op een groepien hooge olmen. Vóoi den wagen had zich eene kleine schare verzameld, en een man met een zwar ten baard, en met een roode lui sche muts op het hoofd, was bezig met eene zware, welluidende stem de schare toe te spreken. Hij ^eldde een vloed van woorden uil ovei eene plaat, welke hij in de hf.ndh\eld' ^Jas geelbruin, zigeuner-achlig gelaat was S hal'f zichtbaar bij de vlam eene flikkerende nafthalamp en door brt spel van licht en schaduw maakten zijne gelaatstrekken eene wndeihnge verlooning. Het gezelschap v perfield Park had echter maar weinig gelegenheid, om te zien, van man hij was; jwant niet zoodia had hij Mr. Jardine's hoogen hoed opgemerkt, die boven den kring dei toeschouwers uitstak,, ol hrj smeet de nlaat welke hij vertoond had in zijn V o Hp larflD uit. W6flschl6 wagen, blies de lamp u», zijn hoorders kort-af goeden nacht en sloot de deur zijner vervoerbaie woning voor de buitenwereld. De boeren hieven een luid gejuich i„r züner eere aan, alvorens zij uit eengingen. De vrouwen en kinderen spoedden zich naar het doip, de mannen en de knapen loefden nog een weinig op hel grasperü als w s- ten zij niet recht wat zij wilden, en zakten toen langzaam af naai „Dt Koningseik," de hand aan den hoed brengende, toen zij de heeren en dames voorbij gingen. Mr. Jardme hield een der mannen op den weg staande. Dal is een wonderlijke snaak, zeide hij, een blik op den wagen wer- PB" Ja, sir, dat is hij welmaar een buitengewoon knappe kerel is J °0k„Deed hij zijn best om je die plaat te verkoopen?" „Neen, sir; maar zelden verkoopt hij wal aan ons; soms doel hij net messen, boeflantes,bombazijnen mouw vesten, flanellen hemden, en soortge lijke koopwaren, en dat alles is van buitengewoon goede kwaliteit, en oo buitengewoon goedkoop. Hij heelt ook zoo iets als een voordracht voor ons gehouden over leeuwen en tijgers, en paarden met horens op de neuzen, en dergelijke soorten van beesten, en ook over allerlei gedierte, dat voor den zondvloed op deze aarde moet geleefd hebben. Lieve Hemel! Daar onder was een beest met een langen nek, en met een soort van roeiriemen om meè te zwemmen, zoodal we allen het bijna uitbarstten van lachen, toen hij ons de al beelding van een geraamte van dal monster liet zien. „Houdt hij dikwijls dergelijk soort Van voordrachten voor je? „Ja, sirhij doet ons raededeelin- gen over allerhande soort van dingen over bloemen en varens, en in dien over het goed behandelen van dieren over het instinkt der honden en de Hemel mag weten over wat al meer; maar hij weet ons alles zoo duidelijk te maken, veel beter nog dan een dominee; en hij verstaat ook de kunst om ons eens hartelijk aan 't lachen te krijgen. En wanneer er een van ons ziek is, of zonder werk, dan is onze reizende kramer indedaad een goed vriend, en altijd is hij gul met zijn geld." „Maar stelt zijne beurs hem in slaat jelui le he pen Is hij er zooveel beter aan toe dan gijlieden?" „Och, sir, ziet ge, hij heeft geene vrouw en jong volkjen, en ik stel me voor, dat hij een pund of wat opgespaard heeft in een oude kous. Hij drinkt ook niet zells niet een kruikjen bier." „Is hij uit dezen omtrek afkomstig „lleere neen, sir; hij is een vreem deling; dat kan men hem ook wel aanzien, want zijn huid is zoo bruin als een bes." „Zoudt ge ineenen, dat hij een Zigeuner is?" „Dat zou ik niet met zekerheid kunnen zeggenmaar hij kan spreken in de taal der Zigeuners, en wanneer er Zigeuners dezen kant uitkomen, dan zijn hij en zij dikke vrienden." „Ik begrijp het al half Zigeuner en half vreemdeling, en in allen ge valle een zwerveling. Nu, ik hoor met genoegen, dat hij jelui van tijd tot tijd eenig onderricht geeft en je wat vermaak verschaft, en ik hoop, dat hij het middel zal weten te vinden, om jelui uil de herberg te houden," sprak Mr. Jardine. „Ja, ziet ge, dominee, een man moet toch zijn potteken hier hebben maar ik moet erkennen, dat het niet goed is, als hij lang in de herberg zit en drie of vier pottekens drinkt. Sedert onze reizende kramer onder ons verkeerd heeft, wordt er veel minder misbruik van de herbertt ge maakt." „Is dat niet een akelige hut daar boven op den heuvel, waar hij som tijds zijn intrek neemt?" ,,'t Was een onbeschrijfelijk akelig hok, totdat onze reizende kramer er zijn intrek in nam; er is geen uil in 't bosch, die er in had willen wonenmaar onze kramer4 slaat een stuk hout hier, en een plank daar, bedekt de muren met wat matwerk, en zet er een kachel in, die hij van Pelersfield gehaald had, en hij maakt zoo van de hut eene kleine woning, zoo aardig als het nest van een vo gel tjen. Ik heb menig pijp met hem hij dat kacheltjen gerookt, en menig kop koffie bij hem gedronken. Dal is de drank van onzen kramer geen droppel bier of sterken drank komt ooit over zijne lippen." „Dat verklaart, hoe het geld inde kous komt," merkte Bessie op. De dorpeling schudde twijfelend het hoold. „Hij heeft geen kinderen," zeide hij; „en die gaan met iemands geld op den loop." „Ik wilde wel, dat hij weêr buiten kwam, en zijne toespraak voortzette," riep Vernon op spijligen toon uit. „Wat zou ik hein gaarne hooren spreken!" „O, maar ge kunt er slaat op ma ken, Sir Vernon, dat ge, terwijl ge hier zijl, geen tip van zijn neus te zien krijgt," antwoordde de dorpeling. „Hij kan geen voorname lui uitstaan. Onze dominee heeft zijn uiterste best gedaan, om hem le zien en te spreken te krijgen, maar de kramer heeft zijne deur voor dominee'a neus dicht ge smeten. Hij wil niets met de voorna me lui te doen hebben, en is niet gesteld op hun gezelschap." „Het eene gaat gewoonlijk met hel andere gepaard," merkte Mr. Jardine lachend op. „Maar ik vrees, dat je vriend een wanhopig radikaal is." „Och, dat weet ik niet, sir. Hij laat zich niet bar uit over de Ko ningin hij wil niet de soldaten en de marine afgeschaft hebben, evenals de kruidenier, daar ginder in de straat en, ofschoon hij niet naar de kerk gaal, hij leest toch in zijn Bijbel, en houdt zich aan zijn Bijbel. Ik houd het er voor, dat een of andere rijke voorname heer hem indertijd gru welijk beleedigd heeft, en dal hij toen een afkeer van alle voorname lui ge kregen heeft." „Dat doet waarlijk denken aan den Zwarten Dwerg," zeide Mr. Jardine, zich tot Ida wendende, ilk verwacht mettertijd te zullen hooren, dat gij de rol van Isabella Vere gespeeld en een onderhoud gehad hebt met dezen half wilden, hall Christelijken kluize naar. Maar hebt ge mij niet gezegd, dat hij hier zes maanden gewoond heeft, op nog geen anderhalve mijl afstands van je huis, en dat ge hem toch nooit gezien hebt?" „Dat is een feit. Ge hebt thans zelf een slaaltjen van zijne manieren ge had. Zoo vaak ik zijn hut ben voorbij gegaan, heelt hij de deur 01 zijn iaam voor mijn neus dicht gedaan, indien hij er bij toeval bij stond. En Mr. Mason heelt hij bepaald ruw en on- beleeld bejegend." „Niet ieder stelt het op prijs, wan neer een dominee een onderhoud met hein begeert te hebben," merkte John Jardine op. „O, zeg dat niet, John," riep Bessie uil, „al je gemeenteleden hebben gaarne, dal ge ze bezoekt." „Ja, zij zijn wel een gezellig kud deken. Dat komt doordat ze op Sa lisbury Plain wonen, ver van hel on stuimig gejoel der wereld." Zij begaven zich nu naar huis, en zagen onder hel wandelen de gou den schijf der maan verrijzen boven den met pijnboomen begroeiden Han ger. Thuis komende vonden zij Lady Palliser zitten knikkebollen in haar armstoel vóór de lage iheelalel, en de tiekpol was blijkbaar nog niet aan geroerd. 't Was tien uur, maar Brian was niet bij haar binnengekomen, gelijk hij beloofd had, om met haar wal te praten. John Jardine ging hem opzoeken, en vond hem in de eetka mer, waar hij zat te souzen bij zijn flesch wijn. Hij mompelde iets dat eene veionlschuldiging moest ver beelden, en dat hierop neêrkwam, dat hij zich te vermoeid voelde, om met iemand le spi ekenen toen wenschle hij Mr. Jardine goeden nacht, en be gaf hij zich naar boven, naar zijne kamer; niet om te slapen, maar om het raam wijd open te zetten, en met zijn ellebogen op den raampost leu nend naar buiten te staren, in den uitverkoren zomeravond, op het lom merrijke woud en den door de maan beschenen heuveltop, in een half droo- merige, hall opgewonden stemming. „Ik begin te gelooven, dat het met inij gesteld is als met Swilt, en dal het eigsle me le wachten staat," sprak hij bij zich zeiven; dat stille leven hier doel iemand den dood aanen toch zou het nog erger met me gesteld zijn, als ik naar Londen terugkeerde. De nachten in Elm Court, wanneer ik alleen thuis kwam na een schit terenden avond, waren Satansch." HOOFDSTUK XXV. Een treurig lot. Mr. en Mrs. Jardine keerden, na twee dagen op Witnperfield te heb ben doorgebracht, naar hunne pasto rie in Wiltshire terug, en Ida had toen den kleinen Vernon geheel voor zich. Zijn opleiding, uil een klassiek en malhematiesch oogpunt beschouwd, had eigentlijk eerst een aanvang ge nomen, toen hij bij John Jardine gekomen was; maar de grondslagen dier opleiding, de ontwikkeling van versland en verbeelding, waren lang geleden te Les Fontaines gelegd, toen Ida en hij samen hunne lange win- fer-wandehngen deden, en het meis- jen met het kind over alle dingen in den hemel en op de aarde sprak, terwijl zy hem met het grootste gemak veel mededeelde van de kennis, wel ke zij als kweekelinge en onderwijze- ZSL opvoedkundige fabriek op Mauleverer Manor had opgedaan. Be halve het onderwijs, dat hij op school omvangen had in 'l lezen en sS van' rie" '1 a"ereersle beginselen van de rekenkunde, was dit monde- mge onderwijs al de opleidiug, welke Verme ontvangen had tot °óp hel oogenbhk, dat hij de ouderlijke wo ning verlaten had; maar welk eene groote male van kennis kan er wor den medegedeeld door eene schran dere vrou w, die veel ieesl, en die leest met een innigen dorst naar kennis! vei non, zonder een wonderkind te zijn, zooals Goethe in zijn kinderja ren, of zooals dal bewonderenswaar- d!f.P|l|'oduk,t zÜns vaders, John Slu- Mill had meer algemeene kennis van den loop der planeten lot de samenstelling van de glimwormen in de heggen dan menig volwassen jong studeni. Bloemen en varens, schelpen en mineralen waren zijn speelgoed geweest. Zijne zuster had hem bekend gemaakt met den aaid en de eigenschappen, van al de die ren en vogels, die hij liefhad,of doodde- en vervolgens was zijne verbeelding gevoed met Shakspere Scott, met Dic kens en Goldsmith. Hij had zijn eerste evendige indrukken ontvangen van Shakspere en Scoli, zijne kennis van hel menschelijke leven buiten de ouderlijke woning, van Dickens; en met die kennis al spoedig ook leven dige belangstelling in de genietingen en liet lijden der lagere klassen. Alles wat Vernon wist betreffende den le vensstrijd der lagere middelklasse, was ontleend aan het groote levenspa norama, dat Charles Dickens voor ons geschilderd heeft. Zijn eigen geringe ervaringen van het dorpsleven hadden het jongsken weinig wijzer gemaakt want hij had van den landbewoner mets gezien dan het niet altijd met de waarheid overeenkomende uiterlijk dat de pachter aan zijn landeigenaar te aanschouwen geeft. En nu was het jongsken thuis ge komen, na een afwezigheid Van eenige maanden, en hij legde nu beslag op Ida van den morgen lot den avond. Zij moest met hem wandelen en rij den, hem voorlezen, met hem spelen belangstellen in zijn honden, zijne geweren zijn yischtuig, in alles wat tot zijn bedrijvig jong leven behoorde Ida voelde zich nooit gelukkiger dan wanneer zij dus bezig was De jongen was in haar oog de vleesch geworden geest der jeugd, der vreug de en der hoop, en van al die heer lijke aandriften, welke wij op onze reis door het leven zóó vroeg reeds verliezen, maar die we toch zoo waar- deeien, dal ons liirt zich verheugt wanneer wij ze bij een onbedorven' kind waarnemen. Als zij in Vernon's tegenwoordigheid was, gevoelde zij zich als 't ware bevrijd van de enge boeien, welke haar gewoonlijk kluis terden dan kon zij al de teleurstel lingen haars levens vergeten, alsme de hare wroeging over de waanzin nige dwaasheid, waaraan zij zich schul dig gemaakt had, welke haar hare vrijheid had doen prijsgeven voor eene baatzuchtige hoop eene dwaasheid even onzinnig als die van Ezau, toen hij zijn eerstgeboorte-recht verkocht eene wroeging, die haar vooral folterde bij de gedachte aan hem die haar te laat was gaan beminnen.' Wordt vervolgd Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 6