HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 61) „Ik heb in 't begin van't jaar een aanval van hersenkoorls gehad," zeide hij. „Gedurende mijn ziekte en later, heb ik den raad ingewonnen van een der uitnemendste Londensche geneesheeren. Ik weet precies, wel ken leefregel ik volgen moet. De ver schijnselen, waarover mijne vrouw zich ongerust maakt, zijn niets an ders dan het natuurlijk gevolg van den hevigen schok, dien mijn zenuw gestel ondergaan heeft. De zenuw sterkende middelen, welke ik gebruik, zullen me spoedig weer op mijn ver haal biengen; maar daar ik thans onder speciale behandeling van Dr. Mallison uit Harleyslreet ben, zult ge wel begrijpen, dat ik niet den raad van een ander geneesheer begeer in te roepen." „Dat laat zich wel begrijpen," antwoordde de geneesheer op zacht- moedigen toon. „Waar ik geloof, dat ge Lady Palliser en Mrs. Wendover beiden een groot genoegen zoudt doen, indien gij mij de eer wildet bewijzen van mij te raadplegen, en mij toe te staan over u te praklizeeren, zoolang gij u hier ophoudt. Ik zou me kun nen voegen naar Dr. Mallisons voor schriften, indien gij dat verlangt." „Neen, het is niet noodig. Ik ver zeker u, dat ik precies weet, wal me mankeert, en wat voorzorg ik voor mijn eigen gezondheid heb te nemen." Mr. Fosbroke drong nader op de aanneming van zijn voorstel aan, doch te vergeels. Brian wilde hem zelfs niet vergunnen, hem den pols te voelen. Maar de dokter wist heel goed, wat er aan mankeerde, en gaf aan Mrs. Wendover in ietwat verzach tende woorden te kennen, dal haar echtgenoot lijdende was ten gevolge van een langdurig onvoorzichtig ge bruik van prikkelende dranken. „Dat heb ik wel gevreesd," zeide Ida; „maar 't is al te ijselijk. Toch had ik het haast niet mogelijk geacht. Ik dacht, dat tegenwoordig niemand zich aan sterken drank te builen ging." „Het aantal dergenen, die zich be paald dronken drinken, waarde Mrs. Wendover, is zeer gering," antwoord de de dokter; „maar ongelukkigerwij ze zijn er, hoewel men weinig men- schen ziet die bepaald dronken zijn, maar al te veel, die, zooals men het noemt, „stevig drinken," die den ge- heelen dag zoo wat doorpimpelen, van 's morgens vroeg, tol 's avonds laat. Een persoon, wiens bezigheid in wer ken met het hoofd bestaat, begint te meenen, dal hij behoefte heeft aan prikkelenden drank; hij begint met zijn brandewijn met sodawater te ge bruiken, om twaalfuur misschien het duurt niet lang, of hij denkt, dat hij het niet langer dan tot elf uur zonder drank kan uithouden; dan drinkt hij al vóór zijn ontbijt; en hij gebruikt spoedig alzoo bij tus- schenpoozen zijn brandewijn met so dawater, totdat het tijd is voor het middagmaal. Aan het middagmaal heeft hij geen eetlust, en dan tracht hij zijn .eetlust op te wekken met een flesch of drie Champagneeten doet hij heel weinig, maar zijn middag maal bestaat groolendeels uil Cham pagne. Later op den avond voelt hij zich in eene zeer gediukte stemming, zonder dat hij 'tzich verklaren kan, hoe dat zoo komt, en dan neemt hij al weêr zijne toevlucht lot den brande wijn, ditmaal zonder sodawater; en zoo gaat het al voort; totdat hij, na een tijd perk van slapeloosheid, akelige droo- men begint te krijgendan krijgt hij in wakenden toestand vizioenen, hoort stemmen spreken, die alleen in zijne verbeelding bestaan, en strompelt op den rand van een afgrond, die even zeer alleen eene vrucht zijner zieke lijke verbeelding is. Is hij al op ge vorderden leeftijd, dan wordt hij slap in zijn beenen, dan trillen doorgaans zijn handen, vooral 's morgens in de vroegte, wanneer hij onwillekeurig doel denken aan een pop, die aan draden hangt en zoo gaat het al voort; en, indien hij niet door groote zedelijke inspanning paal en perk stelt aan zijne verderfelijke gewoonte, dan bestaat er veel kans, dat hij een geduchten aanval van delirium tremens krijgt." „Gij vreest toch niet, dat mijn echtgenoot zulk een aanval zal krij gen „Mr. Wendover is nog jong, maar hij heeft blijkbaar zijn gestel niet genoeg ontzien'l is niet te zeggen, wat er gebeuren kan, indien ge niet op hem past. Alkohol is een vergift, dat zich in 's menschen lichaam .op hoopt, en dat „pimpelen," waarvan ik gesproken heb, is sataniesch. Wan neer een mensch zich gewoonweg eens te buiten heeft gegaan aan al kohol, dan ruimt de natuur dien weder weg, maar het voortdurend gebruik, eiken dag, elk uur, verwoest eens menschen gestel." „Ge zegt, dal ik op hem moet passenmaar wat moet ik dan doen 1" vroeg Ida op wanhopigen toon. „Ge moet zorgen, dat hij geen wijn of sterken drank onder zijn bereik hebbe, en dal hij ze niet gebruike, behalve met de uiterste matigheid." „Meent ge, dat ik er met den hof meester over spreken moet'.' Dat ik hem moet zeggen, dat mijn echtgenoot een dronkaard is?" „Zoover behoeft ge niet te gaan; maar de toevoer moet noodzakelijk op een of andere manier afgesneden worden, en er moet gezorgd worden, dal bij hem een voedzaam dieet hel gebruik ven prikkelende dranken ver- vange." „Ja, als hij maar eten kon; maar hij heeft geen eetlust 't is niet noemenswaard wal hij eet." „Ongelukkigerwijze is dat juist een der verschijnselen van zijn ongesteld heid, en juist dat wat het moeilijkst te overwinnen is. Maar ge moet maar uw uiterste best doen om hem aan 't eten te krijgen, en om te voor komen, dal hij brandewijn drinke. Een weinig lichten Bordeaux- oiRhijn- wijn moogt ge hem toestaan; mets meer. Ik zal u een kalmeerend mid del sturen, dat ge hem kunt geven tegen dat hij naar bed gaat." „Ik denk niet, dal hij iets van dien aard zal willen innemen. Hij schijnt zich nu eenmaal vast voorgenomen te hebben, niet naar uw raad te wil len luisteren." „Toch houd ik het er voor, dat hij zich gewonnen zal geven, wan neer gij een ietwat krassen toon aan slaat; doet hij dal niet, dan zal't het best wezen, dat ge Dr. Mallison laat overkomen, 't Zal eene kostbare viziele en weggesmeten geld wezen, daar hel geval dood-eenvoudig is; maar ik ben er van overtuigd, dat gij daarop niet zien zoudt." „Ik zou niets te kostbaar achten, als hij er maar door genezen kon worden, 't Is ijselijk, zulk eene ver woesting van lichaam en ziel te zien bij iemand, die nog zoo jong is," antwoordde Ida, met tranen in de oogen. „Nu, ge moet zien, wat invloed ge op hem kunt uitoefenen, in zijn eigen befang, Ik zal om den anderen dag aankomen, om te vernemen, hoe ge het met hem stelt; en mocht het u niet gelukken, dan moeten we Dr. Mallison ontbieden." Ida sprak met den hofmeester, 't Was eene moeilijke zaak, dal te doen, en 't was haar daarbij te moede, of zij een soort van verraad tegen haar echtgenoot pleegde alsol zij hei melijk een eeuwigdurende schande over hem bracht, evenals een moor denaar, die te middernacht zijn slacht offer van achter aanvalt en met een dolksteek doorboort. Hare stem beef de, en haar gelaat was doodsbleek, terwijl zij sprak met den hofmeester, een ouden dienaar, die reeds van zijne kinderjaren af daar aan huis gediend had. „Rogers, ik wenschte wel, dat ge met wat nauwlettendheid te werk gingt, wat je beheer over wijn en sterke dranken aangaat," begon zij, stamelend. „Mr. Wendover's gezond heid laat vrij wat te wenschen over; hij is lijdende aan eene zenuwkwaal, en wij maken ons ongerust, dat hij te veel brandewijn gebruikt. Wilt ge zoo goed zijn, je best te doen, om dat te voorkomen?" „Dat zal niet zoo gemakkelijk gaan mevrouw. Mr. Wendover geelt zijn orders, en hij verwacht, dat men hem gehoorzamen zal." „Maar op dit ééne punt moet ge hem niet gehoorzamen. Ge kunt zeg gen, dal Lady Palliser je bevolen heeft, dat er geen brandewijn meer uit den kelder mag gehaald worden. Ik zal haar wel raededeelen, dat ik je dit gezegd heb." „Ja, mevrouw. Ik vreesde wel, dat er al te veel brandewijn gedronken werd, maar hel lag niet op mijn weg, daarover te spreken," zei Rogers, op hoogst beleefden toon. Hij zou waarschijnlijk hetzelfde ge zegd hebben, indien het huis in brand gestaan had. Noch Sherry, noch Champagne kwam dien middag op. tafel, en de Bordeaux-wijn, welke aan Mr. Wen dover werd aangeboden, was vau het allerlichtste soort. „Ik wil Champagne drinken," zeide hij tegen den hofmeester. „Er is geen Champagne boven, sir." Brian wendde zich om en wierp een woedenden blik op den ouden dienaar, en Ida, bleek, maar vastbe raden, kwam nu te bulp. „Wij drinken geen Champagne aan het middagmaal, wanneer we alleen zijn, Brian," sprak zij„en ik zou het misbruik maken van Vernie's wijn kelder vinden, als er altijd, omdat gij hier zijl, Moët op tafel moest ver schijnen." „Vernon's wijnkelder! O, ik vergat, dal we hier eigentlijk niet veel meer dan klaploopers zijn, en dat ik Ver- nons wijn drink." „Ge moogt zooveel Champagne drinken als ge lust," zeide Vernie, en hij kreeg terwijl hij dit zeide een kleur als vuur; „maar ik geloof niet, dat het goed voor je is, want je wordt er zoo knorrig van." Brian wierp een woedenden blik op den jongen, en mompelde iels, doch gaf geen verstaanbaar antwoord. „Ik keer morgen naar mijne kamers terug," zeide hij; „ik kan daar eene flesch Moët drinken, zonder aan ie mand eenige verplichting te hebben. Geef me wat brandewijn met soda water," zeide hij tegen den hofmees ter; „ik kan dit zure goed niet drin ken." „Er is geen brandewijn, sir." »0 zoo! Is sir Vernon's cognac ook al te heilig om ze aan te raken! Ik wensch je geluk, Vernon, dat ge twee zulke zuinige voogdessen hebt. Je kapitaal zal aardig toenemen gedu rende je minderjarigheid." Hij pruttelde niet langer tegen, dronk noch Bordeaux-, noch Rhijn- wijn, at nagenoeg niets, maar bewaar de gedurende den geheelen maaltijd een wrevelig stilzwijgen en begaf zich naar zijne kamer, dadelijk nadat Lady Palliser het dankgebed had uitgespro ken, en liet de anderen hun aardbeien met room opsmullen. Vernon was dol op aardbeien met room. Toen Vernie zijn aardbeien opge peuzeld had, begaf Ida zich naar de studeerkamer haars echlgenoots; maai de deur was gesloten, en toen zij verzocht binnengelaten te worden, ontving zij van Brian een weigerend antwoord. „Dank je, ik ben liever alleen," antwoordde hij kortaf. „Ik moeteen artiekel schrijven voor een rechtsge leerd tijdschrift. Vermaak je maar met den baronet. Ik weet heel goed, dal ge altijd in je schik zijt, wanneer ge van me af kunt komen." „Laat ons samen wat in hel Park gaan wandelen, Brian," sprak zij op minzamen toon, en zij had van gan- scher harte medelijden met hem. Zij was leederder jegens hem gezind, nu hij zich in zulk een toestand van verval en vernedering bevond, dan zij geweest was, toen hij nog een bloeiend jongman was, en hij zich nog niet aan die verderfelijke gewoonte van drinken had overgegeven. „Kom, ga met ons meê, beste Brian. We zullen onze wandeling niet verder uitstrek ken dan je behaagt; 't is een verruk kelijke avond." „Ik heb een hekel aan die schemer avonden in den zomer," antwoordde Brian; „allerlei afgrijselijke beesten vertoonen zich dan buiten vleêr- muizen en uilen, torren en meike vers, en al dergelijk onluig. Kunt ge me niet alleen laten vervolgde hij toornig. „Ik heb je immers gezegd, dat ik werken moet!" Ida zag nu van verdere pogingen af, en verwijderde zich, zonder een woord te spreken. Wat moest zij doen? Voor de. eerste maal kreeg zij erva ring van eene zielsziekte, en 'l kwam haar voor, dat dit iels vreeselijkers was dan alle treurige omstandigheden, waarbij zij betrokken was geweest. Zij had bij hel sterfbed haars vaders gestaan, en de hairen waren haar te berge gerezen in het vreeselijke oo- genblik, dat de dood zijn overwin ning behaalde, en 't was toen inde daad geweest, of een geest langs haar heen was gezweefd, die den man, die haar dierbaar was, had opgeroepen uit de bekende wereld, om hem mede te voeren naar een onbekende. Toch was er in die ijselijkheid van den dood iets heiligs en troostrijks geweest een gefluister van hoop had hare ge dachten naar hooger sfeeren opge voerd, eene belofte, dat deze droeve, onveridaarbare scheiding niet het ein de was. Deze ontbinding van een le vend man, dit tastbaar steeds toene mende verval, zichtbaar van dag tot dag, van uur tot uur, was erger dan de dood. 't Was het verval en de langzame vernietiging van een gees telijk wezen, het wrak eener onster- lelijke ziel. Wat plaats kon er in den hemel zijn voor den dronkaard, die zijn verstand en zijn vermogen om goed en kwaad van elkander te on derscheiden verspeeld had, door zich onophoudelijk te bedwelmen met bran dewijn Wat kon er aangevoerd wor den tot verontschuldiging van dezen trapsgewijze en met voorbedachten rade gepleegden zelfmoord Ida liep met langzame schreden naar beneden, vreeselijk somber ge stemd. Zij zag geen enkelen lichtstraal aan den horizon want hoe ernstig zij ook wenschte haar dwalenden echtgenoot te redden, zij gevoelde zich machteloos, om hem tegen hem- zelven te beschermen. Indien hij op Wimperfield nietjneer datgene kon kiijgen, waarin hij lust had, viel er haast niet aan te twijfelen, of hij zou terugkeeren naar zijn eenzame ka mers, waar hij zijn eigen meester was. Een oogenblik kwam de gedachte bij haar op, om aan Tante Betsy te telegrafeeren, wier flinke mannelijke geest haar degelijke hulp zou kunnen verleenen in deze moeielijke omstan digheden maar zij deinsde terug voor hel denkbeeld, om de schande haars echlgenoots zelfs maar ter kennisse van zijne tante te brengen. Zij wilde niet, dat de familie te Kinglhorpe zou weten, hoe diep hij gevallen was. Wordt vervolgd) Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1889 | | pagina 6