het genoemde tijdsverloop, zou de
nalatenschap in haar geheel overgaan
in de handen van den genoemden
Theodore Clare en den genoemden
Thomas Sampson, die haar dan moes
ten besteden tot de oprichting van
een hospitaal in het nabijgelegen
marktvlek Beechampton.
Miss Malcolm sloeg verschrikt de
oogen op, toen deze vreemde bepaling
in den uitersten wil werd voorgelezen.
John Treverton werd plotseling doods
bleek, wat alles behalve vleiend mocht
heeten voor de dame, wier lot ver
bonden was aan de zonderlinge voor
waarde, waarop zijn overleden bloed
verwant hem tot zijn universeelen
erfgenaam had benoemd, 't Was een
lastige toestand voor beiden. Laura
rees overeind, terstond nadat het tes
tament was voorgelezen, en verliet
de kamer zonder een woord te spre
ken. De dienstboden verwijderden zich
onmiddellijk na haar, en John Tre
verton bleef alleen achter met den
predikant en den notaris.
„Vergun me u geluk te wenschen,
Mr. Treverton," sprak nu Thomas
Sampson, terwijl hij het testament
opvouwde en naar den haard toe liep,
bij welken John Treverton gezeten
was; 't zal u blijken, dat ge een zeer
rijk man zijt."
„Over een jaar, Mr. Sampson,"
antwoordde de ander op twijfelenden
toon, „altijd in de veronderstelling,
dat miss Malcolm zich bereid zal too-
nen mij tot echtgenoot te nemen,
wal ook niet het geval kan zijn."
„Zij zal zich niet willen verzetten
tegen het uitgedrukte verlangen haars
pleegvaders, Mr. Treverton."
„Daar kan ik niets van zeggen. Eene
vrouw heeft maar zelden veel op met
een echtgenoot, die een ander voor
haar gekozen heeft. Ik begeer een
gegeven paard niet in den bek te
zien, of me ondankbaar te betoonen
aan mijn neef Jasper, van wien ik
eene groote week geleden niets meende
te mogen verwachten, maar ik
moet er eerlijk voor uitkomen ik
geloof, dat hij beter zou gedaan heb
ben met zijne nalatenschap tusschen
miss Malcolm en mij te verdeelen,
en ons beiden vrij te laten."
Hij sprak langzaam, op mijmeren
den toon en was doodsbleek. Geen
spoor van zegepraal of blijdschap was
op zijn fraai gevormd gelaal te lezen,
dat alleen een uitdrukking van be
zorgdheid en belangstelling vertoonde,
een uitdrukking van onrust en ont
steltenis.
„Niet veel mannen zouden Laura
Malcolm eene bezwarende voorwaarde
achten voor het aanvaarden eener
nalatenschap, Mr. Treverton," sprak
Mr. Clare. „Gij zult u, geloof ik, ge
lukkiger gevoelen in het bezit van zulk
eene vrouw, dan in het genot van
den rijkdom uws neefs, hoe groot die
ook wezen moge."
„Altijd in de veronderstelling, dat
de jonge dame mijne vrouw wil wor
den," viel John Treverton hem we
derom op aarzelenden toon in de rede.
„Ge hebt twaalf maanden lijd, om
hare genegenheid te winnen," ant
woordde de predikant, „en 't zou wel
zeer moeten tegenloopen, als het u
niet gelukte. Ik kan er, geloof ik,
voor instaan, dat miss Malcolm's hart
vrij is. 't Spreekt van zelf, dat het
vreemde van de door uw neef ge
stelde voorwaarde haar een weinig
heeft doen ontstellen. Hare pozitie is
nog lastiger dan de uwe."
John Treverton antwoordde niet
op deze opmerking, maar eene moe-
delooze uitdrukking vertoonde zich
op zijn gelaat, terwijl hij daar bij
den haard stond te luisteren naar
den predikant en den notaris, die den
lof verkondigden van zijn overleden
bloedverwant.
„Blijft miss Malcolm in dit huis
wonen?" vroeg hij nu.
„Ik zou niet kunnen zeggen, wat
hare begeerte is," antwoordde Mr.
Clare; „maar 't zou, geloof ik, goed
zijn, dat het huis tot hare beschik
king gesteld werd. Ik houd het er
voor, dat wij als beheerders het haar
zouden mogen aanbieden, Mr. Samp
son, met goedvinden van Mr. Trever
ton."
„Natuurlijk."
„Ik geef van ganscher harte mijne
toestemming tot elke regeling, die
der jonge dame aangenaam kan zijn,"
zeide John Treverton op geheel werk
tuigelijken toon. „Wat mij betreft, ik
geloof niet, dat mijne tegenwoordig
heid hier verder vereischt wordt. Ik
kan dus morgen naar Londen terug-
keeren."
„Wilt ge niet, alvorens naar Lon
den terug te keeren, een overzicht
van het landgoed nemen, Mr. Tre
verton?" vroeg Thomas Sampson,
„'t Zou, dunkt me, niet onaardig voor
u zijn, u te overtuigen van de uit
gestrektheid van eene bezitting, die
vrij zeker de uwe zal worden. Als
ge 't eenvoudige voor lief wilt nemen,
zou het me zeer veel genoegen doen,
zoo ge eene week of zoo ten mijnent
wildet doorbrengen. Niemand is beter
raat het landgoed bekend dan ik, en
ik kan het u van stukjen tot beetjen
laten zien."
„Ge zijt zeer vriendelijk, Mr. Samp
son. 't Zal me aangenaam zijn van
uw gastvrij aanbod gebruik te maken."
„Zoo mag ik het hooren. Wanneer
wilt ge ten onzent komen? Van
avond? We zullen hier allen samen
dineeren, geloof ik. Waarom zoudt
ge niet na afloop van den maaltijd
met mij raedegaan naar mijn huis?
Uwe tegenwoordigheid hier kan miss
Malcolm slechts in verlegenheid
brengen."
Toen hij eenmaal de uitnoodiging
van den notaris aangenomen had, was
het John Treverton onverschillig, te
gen welk uur hij dezen naar zijne
woning zou vergezellen, en zoo werd
afgesproken, dat hij dien avond, na
afloop van den maaltijd, met Mr. Samp
son naar „De Laurieren" zou wan
delen. Maar alvorens heen te gaan,
zou hij wel een soort van afscheid
moeten nemen van Laura Malcolm,
en de gedachte daaraan bracht liera
thans in pijnlijke verlegenheid, 't Was
iets, dat evenwel gedaan moest wor
den, en 't was raadzaam daarvoor
een gelegen uur te kiezen; daarom
begaf hij zich tegen schemeravond,
vóór den maaltijd, naar de studeer
kamer, welke hij wist, dat miss Mal
colm's lievelingsvertrek was, en hij
trol' haar daar aan, gezeten bij de
theetafel, met een geopend boek op
haar schoot.
Zij sloeg de oogen naar hem op
zonder eenige verlegenheid te laten
blijken, maar zij zag bleek, en de
uitdrukking van haar gelaat was zeer
droevig. Hij nam tegenover haar plaats,
en het hield eenige oogenblikken aan,
alvorens hij woorden kon vinden voor
de eenvoudige raededeeling, die hij
haar te doen had. Dal kalme, schoone
gelaat, naar hem toegewend, ernstig
en in gespannen verwachting, bracht
hem meer in verlegenheid dan hij
mogelijk geacht had.
„Ik heb een uitnoodiging van Mr.
Sampson aangenomen, om een dag of
wat bij hem door te brengen, alvo
rens ik naar Londen terugkeer, en ik
kom hier, om afscheid van u te nemen,
miss Malcolm," sprak hij eindelijk.
„Ik stelde me voor, dat het in een
tijd als deze voor u aangenaam zou
zijn, u geheel alleen te gevoelen."
„Ge zijl zeer vriendelijk. Ik zal,
geloof ik, niet vele dagen meer hier
blijven."
„Ik hoop, dal gij dit huis als uwe
woning zult blijven beschouwen. Mr.
Sampson en Mr. Clare, de beheerders
van den boedel mijns overleden
neefs, achten het zeer wenschelijk.
Ik geloof niet, dat ik in deze aange
legenheid veel te zeggen heb; maar
geloof me, als ik u verzeker, dat ik
vurig wensch, dat ge u vooral niet
zult haasten, om uw oud tehuis te
verlaten."
„Ge zijt zeer goed. Ik geloof niet,
dat ik het hier alleen zou kunnen
uithouden in deze lieve, oude woning,
waar ik me zoo gelukkig gevoeld heb.
Ik ken fatsoenlijke menschen in hel
dorp, die kamers verhuren, 't Komt
me het best voor, dat ik daar mijn
intrek ga nemen, zoodra mijne kof
fers gepakt zijn. Ik heb overvloedig
genoeg om van te leven, moet ge
weten, Mr. Treverton. De zesduizend
pond, die ik van uw neef gekregen
heb, verschaffen mij een inkomen van
meer dan twee honderd pond 's jaars."
„Ge moet doen zooals ge 't liefst
wilt, miss Malcolm. Ik mag, hoezeer
ik ook belang stel in 't geen u weder
vaart, me niet vermeten, mij legen uw
verlangen te verzetten."
Dit was alles wat hij wagen kon te
zeggen op dit oogenblik. Zijne pozitie
was onbeschrijfelijk lastig, en hij ver
baasde zich over Laura Malcolm's
kalme houding. Wat moest hij zeg
gen of doen? Wat kon hij zeggen,
dat niet den schijn zou hebben van
een uitvloeisel te zijn eener laaghar
tige hebzucht? Welk onbaatzuchtig
gevoelen kon er met eenige mogelijk
heid bestaan tusschen deze twee, die
aan elkander verbonden waren door
hun gemeenschappelijk belang bij eene
groote nalatenschap, die zoo kort te
voren elkander voor 't eerst van hun
leven ontmoet hadden, om zich plot
seling afhankelijk te bevinden van
elkanders grillige beschikking?
„Ge wilt me wel veroorloven, u
nog een bezoek te brengen, alvorens
ik Hazlehurst verlaat, niet waar, miss
Malcolm?" vroeg hij thans, op ietwat
wanhopigen toon.
,'t Zal me genoegen doen u te zien,
zoo dikwijls gij mij een bezoek komt
brengen."
„Ge zijt zeer vriendelijk. Ik wil u
van avond niet langer lastig vallen
met mijne tegenwoordigheid, wantik
begrijp, dat ge behoelte hebt aan
ongestoorde rust. Ik moet me nu naar
beneden begeven, om te dineeren
met Mr. Sampson en den predikant
"een vervelende grap, naar ik vrees.
Vaarwel 1"
Hij gaf haar de hand, voor de eerste
maal sedert hunne kennismaking.
Haar hand was door en door koud
en trilde een weinig, toen zij ze hem
toestak. Hij hield die hand langer in
de zijne geklemd dan eigenllijk pas
gaf voor hem, en voor de eerste
maal zag hij haar aan met teedere
deernis in zijn oogen. Ja, zij zag er
heel lief uit. Haar gelaat zou nog
gunstiger indruk op hem gemaakt
hebben zonder die uitdrukking van
koele hooghartigheid, maar hij kon
niet loochenen, dat zij schoon was,
en hij gevoelde, dat ieder jong man
er fier op zijn zou, als hij zulk een
meisjen tot vrouw kon krijgen. Hij
zag echter niet in, hoe hij daarin
slagen zou, en 't kwam hem voor,
alsof het fortuin, waarvan hij zich
zeiven in den laatsten tijd zooveel
voorgesteld had, thans zeer ver buiten
zijn bereik was.
De maaltijd was niet zulk eene
vervelende festiviteit als hij zich voor
gesteld had. Sommige menschen ge
wennen zich gemakkelijk aan het
verlies van een ouden vriend, en de
predikant en de notaris waren, naar
het scheen, nog al tamelijk getroost
onder het verlies van hun overleden
buurman. Zij redeneerden druk over
zijne kleine zonderlinge eigenaardig
heden, over zijne voortreffelijke eigen
schappen en zijne zwakhedenzij
praatten heel aardig daarover, en
deden alle rechten wedervaren aan
den Bordeaux des overledenen, waar
van deze echter, naar het zeggen van
Mr. Glare, nooit zulk een uitnemend
kenner geweest was, als waarvoor
hij zich zeiven placht te houden. Zij
deden een paar uur over hun dessert,
waarbij zij een glas Bou' gogne dron
ken, waarop Jasper Treverton bizon
der trotsch geweest was, en John
Treverton was de eenige van de drie,
die door sombere gedachten scheen
gekweld te worden.
't Was tien uur, toen Mr. Samp
son voorstelde, naar zijn eigen woning
te gaan. Hij had vóór den maaltijd
een briefjen naar huis, aan zijne zus-«
ter gestuurd, waarin hij haar mede-
deeling had gedaan van Mr. Trever-
ton's voorgenomen bezoek, en tevens
eene vigelante uit de herberg had
besteld, in welk rijtuig hij en zijn gast
naar „De Laurieren" reden, een fraai,
net modern huis, met kleine vertrek
ken, die keurig in orde waren, en
waar alles er zoo nel en splinternieuw
uitzag, dal zij, naar John Treverton
zich verbeeldde, er nooit in gewoond
konden hebben, en dat hel er veel
van had, of het ameublement eerst
dienzelfden dag van den meubelmaker
was thuis gekomen.
Thomas Sampson was een jong
man, en ongehuwd. Hij had een uit
muntende zaak van zijn vader geërfd,
en zelf had hij vrjj wat gedaan, om
die zaak nog beter te doen worden,
daar hij eene niet geringe bekwaam
heid bezat, om zich vooruit te werken
in het leven, benevens eene gloeiende
zucht om geld te verdienen. Hij had
ééne zuster, die bij hem woonde.
Zij zag er tamelijk goed uil, ofschoon
zij weinig kleur, en haar gelaat wei
nig uitdrukking had, met koude licht
blauwe oogen, en zijdeachtig haar
van een onbeschrijfelijke bruine kleur.
Deze jonge dame, wier naam Elize
was, heette John Treverton zeer hof
felijk welkom. Er waren niet veel
mannen in den omtrek van Hazlehurst,
die de vergelijking konden doorstaan
met dezen schitterenden vreemdeling
met zijn militair voorkomen, en miss
Sampson, die nog niet bekend was
met de bepalingen van Jasper Trever-
ton's uitersten wil, veronderstelde,
dat deze knappe jonge man thans
heer en meester was van Treverton
Manor met al wat er bij behoorde.
Om zijnentwil had zij zieh ontzagge
lijk uitgesloofd, om de logeerkamer
keurig in orde te brengen, welk
vertrek zij opgesierd had met meer
geborduurde speldekussens, lampe-
kleedjens, en kristallen flakonneljens,
dan noodig was, om te voldoen aan
de vereischte van eene voor een heer
bestemde logeerkamer. Om het hem
aangenaam te maken, had zij ook
gelast buitensporig veel steenkool aan
te wenden, om een koesterend haard
vuur brandende te houden in het
zelfde keurig gemeubelde vertrek, dat
zich onuitsprekelijk klein en bekrom
pen vertoonde in de oogen van John
Treverton, na de ruime kamers in
het Manor-house.
„Mij is eene kamer bekend, die er
nog minder zal uitzien," sprak hij
bij zich zeiven, „want dit vertrekjen
is tenminste zindelijk en netjens."
Hij begaf zich naar bed, en sliep
beter dan hij gedurende vele nachten
gedaan had, maar zijne droomen
waren vol van Laura Malcolm. Hij
droomde, dat zij zouden gaan trouwen,
en dat, toen zij voor het altaar naast
hem stond, haar gelaat op spook
achtige wijze veranderde in een ander
gelaat, dat hem inaar al te goed be
kend was.
HOOFDSTUK 111.
EEN GEHEIMZINNIG BEZOEK.
Den volgenden dag was het mooi
weer, en Mr. Sampson en zijn gast
reden terstond na het ontbijt uit in
een tilburie, om hel landgoed in oogen-
schouw te nemen.
Wordt vervolgd).
Gedrukt hij DE ERVEN DOOSJES te Haarlem.