JOHN TREYERTON'S KRUIS.
door Miss M. E. Braddon.
6)
En toch slaakte hij een ongedul
dige zucht, toen hij zich verwijderde
van het groote ijzeren hek, om zijne
wandeling naar Mr. Sampson's woning
te vervolgen, en kostte het hem inspan
ning om zich wat vrolijk voor te doen
gedurende den langen avond, in 't
gezelschap van de twee Sampsons en
een onbehouwen heerenboer met een
rood gezicht, die daar te dineeren was
gevraagd, en om wat later een gezel-
ligen robber whist te kunnen mede
spelen.
John Treverton bracht den volgen
den dag door op de tilbury met Mr.
Sampson, die hem in de gelegenheid
stelde, nog meer pachthoeven in oogen-
schouw te nemen, waardoor hij zich
een juister denkbeeld kon vormen van
de uitgestrektheid en den aard van de
rondom Hazlehurst gelegen bezittingen
van wijlen Jasper Treverton. Hij gaf
aan zijn gastheer te kennen, dal hij
noodzakelijk den volgenden morgen
met een vroegen trein naar Londen
moest terug keeren. Na den maaltijd
dien avond moest Mr. Sampson nog
een uurtje op zijn kantoor doorbren
gen, om een belangrijken arbeid te
voltooien, en John Treverton, die niet
bizonder veel prijs stelde op het voor
recht van een verlengd téte-d-tête met
de schoone Eliza, zette zijn hoed op
en ging naar buiten, om in de dorp
straat een sigaar te rooken.
Een ol andere gril, hij kon nauw-
lijks zeggen, wat het was deed
hem zijne schreden richten naar het
Manorhouse; misschien wel omdat de
laan, die langs den hoogen tuinmuur
bezijden het huis liep, eene rustige
plaats was, om al mijmerend een si-
gaarljen te rooken. In deze eenzame
laan wandelde hij een tijdlang heen
en weder, en twee oi driemaal kwam
hij alzoo bij het ijzeren hek, waar hij
gelegenheid had, een blik te werpen
op het parksgewijze aangelegde terrein
vóór hel huis, welks goed gesloten
vensters geen spoor van licht vertoon
den.
Zou ik," zoo vroeg hij zich zeiven
af, teen gelukkig man kunnen zijn,
als heer en meester van dit huis, met
eene schoone vrouw en een groot
fortuin Er is een tijd geweest, dat
ik me verbeeldde, dat ik slechts be
staan kon te midden van de drukte
en het rumoer van 't leven in Londen,
maar misschien zou ik met dat al geen
slecht liguur maken als een land-edel-
man, indien ik gelukkig was."
Toen hij, na nog eens eenige oogen-
blikken aldus te hebben staan mijme
ren bij het ijzeren hek, weder naar de
laan wilde terugkeeren, ontdekte John
Treverton tol zijne bevreemding, dat
hij daar niet meer alleen was. Een rijzig
manspersoon; gehuld in een wijde over
jas, en met hel onderste gedeelte van
zijn gezicht verborgen in de plooien
van een wollen boelante, wandelde
daar langzaam op en neer voor een
smal houten deurljen in den tuin
muur. In dat onzekere licht, en daar
een aanmerkelijk gedeelte van zijn
gelaat verborgen was onder den rand
van zijn hoed en lusschen de plooien
zijner boefanle, was het onmogelijk te
zeggen, wat voor een man het was,
maar John Treverton sloeg hem niet
zonder argwaan gade, terwijl hij hem
dicht bij het luindeurljen voorbij liep,
en zijne wandeling naar hel andere
einde van den weg vervolgde. Toen
hij terugkwam op dezeltde plaats, ont
dekte hij met bevreemding, dat het
deurljen geopend was, en dat de man
op den drempel stond te praten met
iemand, die daar binnen was. Hij keer
de terstond terug, met het doel om
zoo mogelijk gewaar te worden, wie
die persoon was, en, toen hij vlak bij
de tuindeur gekomen was, hoorde hij
eene stem, die hem zeer goed bekend
was de stem van Laura Malcolm.
»Ge behoeft niet te vreezen, dat
men ons storen zal," sprak zij„ik
wil liever in den tuin met u spreken."
De man scheen een weinig te aar
zelen, mompelde iets van de dienstbo
den, en ging toen naar binnen, waar
na de tuindeur onmiddellijk gesloten
werd.
John Treverton stond versteld. Wie
kon deze man zijn, dien miss Malcolm
zoo ter sluips in hare tegenwoordig
heid toeliet'.' Wat anders kon het zijn
dan een heimelijke minnaar, iemand,
die haar het hof maakte, maar van
wien zij wist, dat hij harer niet waar
dig was, en wiens bezoeken zij moest
ontvangen op deze weinig eervolle
wijze De ontdekking deed John Tre
verton onuitsprekelijk pijnlijk aan;
maar hij kon geen andere verklaring
vinden voor het voorval, waarvan hij
zoo juist getuige was geweest. Hij slak
een andere sigaar aan, nadat hij zich
vast voorgenomen had in de laan te
blijven wachten, totdat de man weder
uil den tuin kwam. Hij liep daar ge
durende omstreeks twintig minuten
op en neèr, en toen werd de tuindeur
weder geopend; de geheimzinnige
onbekende kwam weêr te voorschijn,
en verwijderde zich met haastige
schreden, terwijl John Treverton hem
op een eerbiedigen afstand volgde.
Hij begal zich naar een op geringen
afstand van het Manor-House gelegen
herberg, waar een sjees op hem stond
te wachten, met een man, die slaperig
over de teugels zat te knikkebollen.
Hij wipte vlug in het rijtuig, nam de
teugels in handen en reed op vluggen
draf weg, tot groote teleurstelling van
Mr. Treverton, die niet in de gelegen
heid geweest was het gelaal van den
onbekende te zien, en onmogelijk zijn
spoor verder volgen kon. Wel liep hij
de kleine herberg binnen en bestelde
een glas sodawater met brandewijn,
teneinde zich in de gelegenheid te
stellen om te vragen, wie de heer
was, die even te voren was wegge
reden; maar de herbergier wist er
niets meer van te zeggen, dan dat de
sjees een halt-uur of zoo voor zijne
deur gestaan, en dat het paard een
mand vol hooi gehad had.
„De voerman van de sjees is bin
nengekomen om een glas brandewijn
voor een vreemden heer te halen,"
zeide hij, „doch ik heb het gezicht
van den heer niet gezien."
John Treverton keerde nu naar „De
Laurieren" terug, en gevoelde zich
alles behalve op zijn gemak. Hij nam
zich voor, den volgenden morgen vóór
zijn vertrek aan miss Malcolm nog een
bezoek te brengen, met hel doel om
zoo mogelijk iets te weten te komen
betreffende deze geheimzinnige ont
vangst van dien onbekenden persoon
met de wijde overjas. Hij besloot
.daarom met een middagtrein naar
Londen te vertrekken, en meldde zich
ten één ure op hel Manor-House aan.
Miss Malcolm was thuis, en hij werd
nogmaals binnengelaten in de studeer
kamer, waar hij haar het eerst had
aangetroffen.
Hij zeide haar, dat hij van plan was
te vertrekken eene mededeeling,
die haar bezwaarlijk bizonder bevreem
den kon, daar hij haar hetzellde reeds
had te kennen gegeven, toen zij elk
ander op het weiland hadden ont
moet. Zij spraken eenige oogenblik-
ken over onverschillige onderwerpen,
zij met de meest mogelijke kalmte,
hij blijkbaar verlegen; en toen, na een
ietwat pijnlijke pauze, ving hij aan:
„O ja, 't is waar ook, miss Malcolm,
er is iels, waarop ik me verplicht
acht uw aandacht te vestigen, 't Is
misschien van minder gewicht, als
waarvoor ik het meende te moeten
houden, maar in een eenzaam gele
gen landelijke woning als deze kan
men niet te voorzichtig zijn. Ik liep
gisteren avond nog vrij laat in mijn
eentjen, onder 't rooken van een si
gaar, te wandelen, en zoo kwam ik
ook door de laan, die langs het ter
rein van he,t Manor-house loopt."
Hij zweeg een oogenblik. Laura
Malcolm ontstelde merkbaar, en hij ver
beeldde zich, dat zij bieeker zag, dan
het geval was voordat hij deze zaak ter
sprake had gebracht; maar zij bleef
hem aanzien met een vorschenden
blik, dien zij geen oogenblik van hem
afwendde, toen hij vervolgde:
„Ik zag een rijzig mannelijk persoon,
dicht ingemoffeld in een overjas en
boefante, zoodat zijn gelaat werkelijk
geheel onzichtbaar was, op en neêr
loopen voor het deurljen in den tuin
muur, en vijf minuten later zag ik met
bevreemding de deur openen en den
man toelaten in den tuin. De geheim
zinnige wijze, waarop dit plaatshad,
was wel van dien aard, dat ieder die
belangstelt in de bewoners van hei
huis, zich er over verontrusten moest.
Ik vermoedde natuurlijk, dat het eene
der dienstmaagden moest zijn, die op
deze geheimzinnige wijze toegang ver
leende aan een vrijer."
Hij kon, terwijl hij dit zeide, Lau
ra Malcolm niet blijven aanzien, maar
zij bleef hem steeds met denzelfden
vorschenden blik aanstaren.
„Een vrijer," herhaalde Miss Mal
colm. „Weet ge dus, dat de persoon,
die dezen onbekende in den tuin
binnen liet, eene vrouw was?"
„Ja," antwoordde hij, en hij ver
baasde zich in niet geringe rnaie over
hare zellbeheersching. „Ik heb de stem
eener vrouw gehoord. Ik heb me de
moeite gegeven, den man te volgen,
toen hij weder uit den tuin^kwam,
en ik heb ontdekt, dat hij hier vreemd
was een omstandigheid, die, het
spreekt van zelf, de zaak nog meer
verdacht maakt, 't Is me wel bekend,
dat diefstal gewoonlijk plaats heelt
met medewerking van dienstboden,
en ik begrijp, dat dit huis zeer veel
aantrekkelijks moet hebben voor in
brekers van beroep. Daarom heb ik
het mijn plicht geacht, u mede te
deelen, wat ik gezien heb."
„Ge zijl zeer vriendelijk, maar ik
kan gelukkig u gerust stellen wat be-
trelt het zilver en andere zaken van
waarde in dit huis. De man, dien gij
gisteren avond gezien hebt, is geen
inbreker, en ik ben het geweest, die
hem in den tuin heb binnen gela
ten."
„Werkelijk
„Ja. Hij is een bloedverwant van
me, die me wenschte te spieken, zon
der dat zijne komst alhier het onder
werp der praaljens van het Hazle-
hurslsche publiek werd. Hij had me
in een brief gemeld, dat hij op reis
zijnde Hazlehurst dacht aan te doen,
en mij verzocht, hem een persoonlijk
onderhoud toe te staan. Het liefst
wilde hij in donker hier komen, om
ongemerkt zich weêr te kunnen ver
wijderen."
„Ge zult, hoop ik, mij niet van on
betamelijkheid beschuldigen, miss Mal
colm, omdat ik deze zaak ter sprake
heb gebracht?"
„0 neen, volstrekt niet. Uwe belang
stelling is hetgeen dit huis betreft is
niet meer dan natuurlijk."
„En evenzoo mijne belangstelling
in uw welzijn. Ge zult, hoop ik, wel
willen gelooven, dat dit laatste mij
meer gedreven heeft, dan wel eene
baatzuchtige ongerustheid over het
hier aanwezige oude zilver en de schil
derijen. En mag ik, nu ik op het
punt sta Hazlehurst te verlaten, vra
gen, welke uw plannen voor de toe
komst zijn?"
ïHet mogen haast geen plannen
heeten. Ik heb me voorgenomen, dit
huis te verlaten, en de kamers te be
trekken, waarover ik laatst gesproken
heb dat is alles."
„Zoudt ge niet denken, dat ge 't
alléén leven erg vervelend zult vin
den Zou het niet beter voor u zijn,
eene betrekking aan eene school te
zoeken, of ergens te gaan wonen,
waar ge gezelschap zult vinden?"
„Ik heb daarover wel gedacht, maar
ik verbeeld me, dat de eentonige rou
tine eener school niet bizonder in
mijn smaak zou vallen. Ik stel me wel
voor, dat het leven mij niet heel veel
genot zal opleveren, waar ik me ook
bevind, maar ik ben zeer gehecht aan
deze plaats, en ik ben hier ook niet
geheel zonder vrienden."
„Dat kan ik me wel voorstellen. Ge
moet vele vrienden te Hazlehurst heb
ben."
„Neen, vele vrienden heb ik niet.
Ik mis den aanleg om gemakkelijk
vriendschap aan te knoopen. Er zijn
maar twee of drie menschen in de
wereld, van wier hoogschatting ik
verzekerd ben, of die me schijnen te
begrijpen."
„Ik hoop, dat uw hart niet ten
eenenmale ontoegankelijk zal zijn voor
nieuwe genegenheden. Er is een on
derwerp, dat ik thans nog niet ter
sprake durf brengen, waarmeê het
wreed zou zijn u te kwellen, nu ik
weet, dat uw hart nog geheel ver
vuld is van smart over het gemis van
den overledene; maar wanneer de
daarvoor geschikte tijd komt, vertrouw
ik mijn geval niet ten eenenmale ho
peloos te zullen vinden."
Hij sprak met een aarzeling, die
vreemd scheen in een zoo ervaren man
van de wereld. Laura Malcolm zag hem
aan met denzelfden vorschenden blik,
waarmede zij hem had aangezien, toen
hij was begonnen le spreken over het
voorgevallene van den vorigen avond.
„Wanneer de geschikte tijd daar
voor komt, zult ge mij bereid vinden
te handelen in overeenstemming met
de wenschen mijns weldoeners," ant
woordde zij op kaimen toon. „Ik ge
loof niet, dat de bepalingen van zijn
uilersten wil geschikt zijn, om ons
beiden een gelukkig leven te verze
keren; maar ik heb hem te innig
liefgehad mijn eerbied voor zijne
nagedachtenis is te oprecht, dan dat
ik me tegen zijn verlangen zou willen
verzetten."
„Waarom zou ons geluk niet ver
zekerd zijn door dien uitersten wil,
Laura vroeg John Treverton, met
eene plotseling opwellende teederheid.
„Mag ik dan niet hopen, dat gij mij
ooit zult beminnen?"
Een uitdrukking van droefheid ver
toonde zich op haar gelaat, en zij
schudde het hoofd.
„Liefde ontspruit zeer zelden uil
eene pozitie als de onze, Mr. Trever
ton."
„Wij zouden aan de wereld eene
gelukkige uitzondering op den alge-
meenen regel te aanschouwen kun
nen geven. Maar ik heb gezegd, dat
ik thans niet over dit onderwerp zou
spreken. Alleen zult ge, hoop ik, ge
looven, dat ik niet iemand ben, die
me geheel en al door geldzucht laat
drijven dat ik liever afstand zou
willen doen van dit fortuin, dan u
een hatelijke echtverbintenis opdrin
gen."
Miss Malcolm antwoordde niet op
deze verzekering, en na nog een mi
nuut ol wat over onverschillige zaken
gepraat te hebben, wenschte John Tre
verton haar vaarwel.
„Zij zou mijn aanzoek niet van de
hand wijzen," sprak hij bij zich zei
ven, terwijl hij hel huis verliet. „Hare
woorden schenen dat te bedoelenhet
overige wordt aan mij overgelaten.
Het ijs is in allen gevalle gebroken.
Maar wie kan toch die man zijn, en
waarom kwam hij haar op zulk een
heimelijke, verdachte wijze bezoeken?
Indien de omstandigheden anders wa
ren, indien ik haar beminde, zou ik
op eene meer voldoende opheldering
aandringen."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.