JOHN TREVERTON'S KRUIS.
door Miss M. E. Braddon.
30)
„God is goed voor ons, God is boven
alle beschrijving goed voor onsl"
sprak zij herhaaldelijk bij zich zelve.
„O, hoe kunnen we ooit dankbaar
genoeg zijn, hoe kunnen we ons ooit
ernstig genoeg toeleggen op het vol
brengen van onzen plicht
In geheel haar gesprek met John
Treverton had zij geen woord gespro
ken over de beschikkingen, welke hij
ten haren voordeele gemaakt had. Zij
had hem niet geprezen, noch hem haar
dank betuigd voor zijn edelmoedig
heid. Elke gedachte aan Jasper Tre-
verton's fortuin was op dit oogenblik
even vreemd aan hare ziel, als het
geval zou geweest zijn, indien de oude
man dood arm gestorven ware, en
bij haar huwelijk met zijn neef had
geen shilling verlies of winst eenigen
invloed uitgeoefend op haar besluit.
HOOFDSTUK XX.
De kerk bij Camelot.
Celia zette groote oogen op, toen
een veertien dagen later Mrs. Trever
ton haar mededeelde, dat zij zich op
reis zou begeven, om haar echtgenoot
le gemoet te gaan, en dat zij, na een
uitstapjen van een week of wat, samen
voor goed thuis dachten le komen.
„Voor goed," herhaalde Celia op
nuchteren toon, waarna haar oogen
langzaam in hun normalen toestand
kwamen, en terwijl zij op stekelige
wijze haar mondljen spitste. „Ik ver
neem met genoegen, dat uw leven
als gehuwde vrouw op weg is, om
een redelijken vorm aan te nemen.
Tot op dezen dag zijt ge een even
onoplosbaar raadsel geweest als dat
ijselijke wezen, de man met het ijzeren
masker; en zou ik je ook, zonder je
le kwetsen, mogen vragen, waar gij
den terugkeerenden zwerveling denkt
te ontmoeten?"
„Te Plymouth," antwoordde Laura,
die van John nauwkeurige instruktie
had ontvangen ten aanzien van het
geen zij zeggen moest.
„Waarom bloost gij bij hel noemen
van Plymouth?" vroeg Celia. „Er is
niets onbetamelijks in den naam van
Plymouth, niets waarover men zich
behoeft le schamen. Ik vermoed, dal
Mr. Treverton, als hij te Plymouth
aankomt, uit een of ander algelegen
oord der aarde zal komen; is het
niet zoo?"
„Hij komt van Buenos Ayres, waar
hij zaken had, die zijne persoonlijke
bemoeiing vereischten."
„Wat zijl ge toch een zeldzaam
meisjen, Laura," riep Celia uit, en
wederom zette zij groote oogen op.
„Waarom zeldzaam
„Omdat ge heel goed weet, dat ik,
en ik geloof wel te mogen zeggen
al de inwoners van Hazlehurst, gedu
rende de laatste zes maanden brandend
nieuwsgierig geweest zijn wat betreft
je echtgenoot, en toch hebt ge niet
zoo vriendelijk willen zijn van ons
inlichtingen dienaangaande te geven.
Indien ge gezegd had, dat hij zich
om zaken naar Buenos Ayres had
begeven, zouden we allen voldaan zijn
geweest."
„Ik heb u gezegd, dat hij zaken
had, die zijn verblijl buiten 's lands
noodzakelijk maakten."
„Maar waarom hebt ge steeds ver
zwegen waar hij zich ophield?"
„Mijn man had zijn wensch te
kennen gegeven, dat men niet over
hem spreken zou."
„Nu, ge zijt met je beiden een aller
wonderlijkst paar. Evenwel, het ver
heugt me zeer, dat er verandering
in de zaken komt. Zou het onbeschei
den wezen te vragen, of Mr. Treverton
voornemens is op het Manor House
te blijven, dan wel of zijne verschij
ning weder, als naar gewoonte, die
van een meteoor zal zijn?"
„Hij zal nu, hoop ik, zijn levenlang
te Hazlehurst blijven."
„Arme man," zuchtte Celia. „Als
dat zijn lot moet zijn, beklaag ik
hem diep."
„Ge behoelt hetgeen ik gezegd heb
niet op zoo dwaze wijze letterlijk op
le vatten. Natuurlijk zullen we van
tijd tot tijd gaan reizen, om de wereld
te bezien, en alles wat zij schoons en
belangwekkends oplevert."
„Wat gaat het je glad al, zoo te
spreken van swij." Eene week geleden
kon men je er niet toe krijgen den
naam van je man te noemen. En wal
ziet ge er gelukkig uit! Ik heb nog
nooit iemand zoo zien veranderen."
„Dat komt alleen omdat ik hem
binnen kort denk weder te zien. Ge
zult me, hoop ik, mijn geluk toch
niet misgunnen?"
„Neen, dat niet; maar ik benijd je
wel. Ik wenschte maar, dat een ol
ander welwillend oud man mij ook een
schitterend fortuin wilde vermaken,
op voorwaarde dat ik een knap jong
man tot echtgenoot nam.Gezoudteens
zien, hoe bereid ik zou zijn, aan zijn
verlangen le voldoen. Mijn gedrag, dat
verzeker ik je, zou niet raadselachtig
zijn. Ik zou me niet aanstellen als
een man met een ijzeren masker."
Celia schreef den volgenden dag een
brief aan haar broeder, om hem mede
te deelen, hoe die oiibegrijpelijkste
aller echlgenooten, John Treverton,
thuis verwacht werd uit Buenos Ayres,
en hoe zijne vrouw zich naar Ply
mouth dacht te begeven om hem te
gemoet te reizen. En nooit heb ik
een inenschelijk schepsel zoo gelukkig
gezien," schreef Celia. „Ik heb honden
er zoo zien uitzien, als iemand hun
besehuitjens gegeven had, en katten,
wanneer zij zich zaten te koesteren
bij hel vuur, en jonge biggen, als
zij op hel land in den zonneschijn
lagen. Ja, ik heb die stomme bees
ten hel beeld zien vertoonen van
volmaakt, zich om niets bekomme
rend geluk, van een geluk, dat noch
achterom, noch vooruit zietmaar
onder het menscfuiom ziet men zel
den zoo iels."
't Was een brief, die zeer geschikt
was om Edward Clare te leur te
stellen, vooral in de stemming, waar
in hij tegenwoordig verkeerde. Hoe
langer zoo meer toch werd hij zich
er van bewust, dat hij het doel, dat
hij zich voorgesteld had, niet berei
ken zou; hij had zijne bekomst van
zijne woning in Londenhij had
zijne bekomst van de weinige let
terkundigen, met wie hij kennis had
trachten le maken, en met wie het
hem niet gelukt was, op zoo ge-
meenzamen voet le komen als hij
't zich voorgespiegeld had. Hij scheur
de den vrolijken brief zijner zuster
in stukken en smeet hem over
Waterloo-Bridge heen, waar zij voort-
fladderden op het zachte zomerkoel-
tjen, terwijl de wensch bij hem op
kwam, om die papiertjens over de
ballustrade te volgen.
„Toch heb ik eens gemeend, dat
zij mij beminde," sprak hij bij zich
zeiven„en dat heelt ze ook gedaan,
voordat die schurk met zijn knap
voorkomen zich op haar weg ver-
loonde. Maar ik raag niet vergeten,
hoeveel zij er bij wint, dat zij hem
bemint. Indien de oude man toe
vallig aan mij zijn vermogen had
vermaakt, dan zou zij er misschien
onuitsprekelijk gelukkig uitgezien heb
ben bij de gedachte, dal ik na eene
langdurige afwezigheid terug zou ko
men. God alleen, die de vrouwen
geschapen heeft, weet, wat een ge
veinsde schepsels het zijn." En toen
ging Mr. Clare naar huis, naar
zijn armoedige woning, en daar ging
hij zitten in een allerbitterste ge
moedsstemming, doopte zijne pen in
den inkt, en ontwrong aan zijne ziel
een hartstochtelijke bladzijde met
verzen voor een der tijdschriften
niet zonder inspanning, en in het
zweet zijns aanschijns en daarop
nam hij zijn gedicht en verkocht het
aan een uitgever, en dineerde fijn
voor het ontvangen honorarium, al
mijmerende over zijne verongelijking,
en zijne verontwaardiging warm
houdende, terwijl hij daar gezeten
was in een hoekjen van de schit
terende kleine Fransche restauratie,
die bij hem het hoogst aangeschreven
stond, en langzaam zijn bescheiden
half-fleschjen Pomard leeg dronk.
Wat Celia hem had medegedeeld,
was volkomen waar. Nooit was eene
vrouw gelukkiger geweest dan Laura
was na die ontmoeting aan den oever
der rivier. Gedurende de laatste week
vóór haar vertrek had zij het zeer
druk met allerlei voorbereidende be
zigheden, met het oog op den terugkeer
haars echtgenoots.
„Over een week of wat zal uw heer
hier zijn," zeide zij tegen de oude
huishoudster, met een onbegrensde
fieiheid; „en we moeten zorgen, dal
we alles voor hem gereed hebben."
„Daar zullen we voor zorgen,
mevrouwalles moet kompleet in
orde zijn," antwoordde Mrs. Trimmer,
„'t Zal een groot geluk zijn, als we
hem voor goed hier bij ons hebben,
't Moet eene bittere beproeving voor
u beiden geweest zijn, zoo van
elkander gescheiden te worden, en
dat nog wel terstond nadat gij man
en vrouw waart geworden. Ware hel
later gebeurd, het zou minder erg
geweest zijn."
,,'t Was eene bittere beproeving,
Trimmer," antwoordde Mrs. Trever
ton, vol vertrouwelijke minzaamheid.
„Maar dat is nu alles voorbij, ik kon,
zoolang het zoo was, haast niet
velen, dat er over gesproken werd."
„Ik heb het wel opgemerkt, me
vrouw, hoe ge er niet over spraakt,
en er niet over gesproken wildet heb
ben, en ik wist te goed, wal me
betaamde, om het aan le roeren.
Treurige ondervindingen hebben op
verschillende menschen eene zeer
uileenloopende uitwerking. Als ik
iets op 't hart heb, dan moet ik er
over pralen, al ware het ook maar
met Ginger, de schildpadkleurige kat;
maar sommige lui kunnen hun leed
verkroppen in hun binnenste. Het
hindert hen, er over le spreken."
„Zoo stond het met mij, Trimmer.
Het hinderde mij, den naam mijns echt
genoots uit te spreken, of hem le
hooren uitspreken, omdat hij door
omstandigheden genoodzaakt was ge
weest, zich van mij te verwijderen.
Maar nu is alles anders geworden.
Wat mij betreft, kunt ge nu niet
genoeg over hem spreken. Ik hoop,
dat gij evenveel van hem zult houden,
als ge gehouden hebt van den dier
baren ouden man, die van ons is
weggegaan.
Mr. Treverton moest een eigen zit
kamer hebben, dat sprak van zelf;
een vertrekjen, waar hij zijne brieven
schrijven en zijn rentmeester spreken
kon, waar hij rooken en mijmeren
kon zooveel '1 hem lustte, waar hij
studeeren kon, zoo vaak hij behagen
had in studie, en zelfs romans kon
lezen, als hij zich eens wilde verpoo-
zen, en waar zijn gelukkig vrouwtjen
alleen met zijne vergunning komen
kon, en het dan ook als eene groote
inschikkelijkheid zijnerszijds zou be
schouwen, als zij nu en dan aan
zijne voeten zitten, of zelfs zijne pijp
sloppen mocht, of als zij in den bar
ren wintertijd voor het koesterend
haardvuur mocht nederknielen, om
zijne pantoffels te warmen, wanneer
hij thuis kwam van een kouden toer
over zijne bezittingen, na welgedaan
te hebben, overal waar hij gekomen
was, evenals eene weldadige toovergo-
din, in de gestalte van een verlicht
landheer.
Na veel overleggingen besloot Laura,
aan haar echtgenoot, tot een eigen
heilige der heiligen, te geven hetzelfde
vertrek, waar zij elkander voor de
eerste maal ontmoet hadden, op dien
sneeuweiigen winteravond, toen John
Treverton te Hazlehurst gekomen was,
om zijn stervenden bloedverwant le
bezoeken.
't Was eene goede ouderwetsche
kamer, niet groot, maar gezellig, met
eikenhout beschoten, met een haard
in den hoek, die aan hel geheele
vertrek een aangenaam voorkomen
bijzette; verder was daar een eiken
houten schoorsteenlijst, met een half
dozijn smalle planken pyramiedes-
gevvijze er boven, en op deze planken
eene verzameling antieke Chineesch
porseleinen kopjens en schoteltjens,
bekroond met eenige allerkeurigste
trekpotjens op de bovenste. Er stond
een ouderwetsch kabinet in de kamer,
zoo vol geheime laden en geheimzin
nig verborgen schuilhoeken, dat het
op zich zeil een voorwerp van studie
mocht heelen.
„Berg er nooit iets in weg, lieve,"
had Jasper Treverton wel eens tegen
zijn aangenomen dochter gezegd,
„want het is tien legen een, dat ge't
niet zult kunnen terugvinden."
Naar dit vertrek bracht Laura andere
schatten over de gemakkelijkste easy
chairs van het tiuis, de beste der
kleine llollandsche schilderijen, de
zachtste der Turksche tapijten, de
rijkste geweven gordijnen, twee of
drie Iraaie bronzen beelden, een keu
rig Chippendale boekenkastjendit
laatste vulde zij met haar eigen heve-
lings-boeken, en onmeedoogend be
roofde zij de boekenkamer beneden,
om het genot te mogen smaken van
met het geroofde de studeerkamer
van haar man zooals dit vertrek
voorlaan heeten zou le verrijken.
„Hij moet weten en gevoelen, dat
hij welkom is," sprak zij zaclukens
bij zich zelve, terwijl zij nog wal in
de kamer toefde, om er alles nog weer
eens te verzetten en glad te wrijven,
om met een nellen vederen borstel
onzichtbare sloljens te verwijderen,
om de voorwerpen te liefkozen, die
zoo spoedig zouden behooren aan
den man, dien zij beminde.
Het vertrek daarnaast de kamer,
waarin Jasper Treverton den laatslen
adem had uitgeblazen zou haar
eigen slaapkamer zijn. 't Was een
ruim vertrek, met drie hooge ramen
en diepe vensterbanken, een haard,
waarop een os, of in allen gevallen
een groot lendesluk had kunnen ge
braden woiden een hoog ledikant, met
vier gedraaide, rijk gebeeldhouwde stij
len; gordijnen van Utrechtsch fluweel,
karmozijn- en amberkleurig, afgezet
met witte zijde, alles een weinig ver
schoten, maar niettemin schitterend;
alles te zamen genomen een
Iraai vertrek, waarvan echter Laui a
een soort van afgrijzen had, hoe
hartelijk zij ook hem, wiens edel
moedige geest hier scheen rond te
zweven, had lief gehad.
Maar Mrs. Trimmer had haar voor
gehouden, dal zij, als de vrouwe van
Hazlehurst Manor, deze kamer be
hoorde te betrekken, 'i Was altijd de
slaapkamer van den Squire geweest,
en daarin mocht geen verandering
gebracht worden.
De kamer kwam uit in John Tre-
verlon's studeerkamer. Dat was de
reden, waarom Laura er veel meê
op kon hebben.
Mocht hij soms laat opzitten, om
le lezen of le schrijven, dan zou zij
in zijne nabijheid zijn. Zij zou hel haar
zoo dierbaar gelaat door de open
staande deur kunnen gade slaan,
zooals het zich daar bij het lamp
licht heenboog over zijne papieren.
„We zullen een allerkneuterigst
leventjen met elkaar hebben, Mrs.
Trimmer," zeide zij tot de huis
houdster, terwijl zij bezig was haar
huishouding te regelen.
(Wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj DE EHVEN LOOSJES te Haarlem.