JOHN TREVERTON'S KRUIS.
door Miss M. E. Braddon.
33)
„Er is op 't oogenblik geen van
de vrienden mijns echtgenoots," ant
woordde Laura; „we hebben geen
gasten, dan die in dezen omtrek thuis
hooren."
„Dan vrees ik, dat het je moeite
zal kosten, den avond zonder verve
ling ten einde te brengen."
„Ik verwacht van u, dat ge me
helpen zult, den avond ten einde te
brengen door uwe geestige eD schitte
rende gesprekken," antwoordde Laura
op luchtigen toon, terwijl Edward op
zijde ging, om plaats te maken voor
binnenkomende gasten.
't Was hem gelukt haar voor een
oogenblik te ontstemmen, want die
woorden van hem waren aanleiding
geweest, dat zij bij zich zelve vroeg,
hoe het toch zoo komen kon, dat
haar man geen vrienden had, die
waardig waren zijne gasten te wezen,
nu de fortuin hem zoo vriendelijk
toelachte.
Het dinee was niet eene bij uitstek
vrolijke partij, maar allen gevoelden
desniettemin, dat het een groot maat
schappelijk sukces was. Lady Parker,
uitgedost in robijnkleurig fluweel met
diamanten, en Lady Barker, in 't zwart
satijn met robijnen, waren de twee
centraalzonnen, rondom welke zich
de mindere planeten bewogen. De
gesprekken liepen over de gewone
onderwerpen, betreffende de plaatse
lijke belangen en die van 't graafschap,
met verontwaardiging werd er gespro
ken over den predikant eener nabu
rige gemeente, die na het laatste
jachtseizoen vier jonge vossen gestiikt
en doodgeslagen hadmet ingenomen
heid werd er gewaagd van een over
heidspersoon, die een knaap van negen
jaar in de gevangenis gezet had,
omdat hij zich schuldig gemaakt had
aan het stelen van drie rapen, en die
op boosaardige wijze aangevallen en
bespottelijk gemaakt was door de
radikale dagbladen, wegens die nood
zakelijke handhaving van het eigen
domsrecht; er werd druk geredeneerd
ovei de vooruitzichten van het jacht
seizoen, en over paarden en honden,
en ook een weinig over de politiek,
over de kansen van vrede ofo.orlog,
van hongersnood of overvloed. De
gasten waren te talrijk voor een al
gemeen gesprek, maar nu en dan
werd het Babel der stemmen op één
punt geconcentreerd, en zwegen hier
en daar sommigen, om met belang
stelling naar een alleensprekend woord
voerder te luisteren. Dit had het
meest plaats aan dat gedeelte van de
tafel, waar Edward Glare gezeten was,
twee plaatsen van John Treverton af.
Mr. en Mrs. Treverton zaten tegen
over elkander in het midden van de
lange tafel, omringd doer de schit
terende sterren onder de gasten,
terwijl de twee uiteinden der tafel
overgelaten waren voor de jongelui
en de minder voorname personen.
Edward Glare had door een fortuin-
tjen eene plaats gekregen onder de
schitterende sterreneen zwaarlijvi
ge vrederechter had plotseling een
aanval van podagra gekregen en
stuurde op 't laatste oogenblik een
briefjen, om zich te verontschuldigen,
waarop Laura Celia met een boodschap
naar den hofmeester had afgevaar
digd, om de naamkaartjens te doen
verwisselen, en Edward Glare de
lediggelaten eereplaats te doen inne
men.
Zij had dit gedaan met het wel
willend verlangen, om wat balsem te
gieten in de wonde, welke aan zijn
gevoel was toegebracht, daar zij wel
vermoedde, dat hij wal bitter gestemd
zou wezen, nu hij haar voor de eerste
maal in hare nieuwe waardigheid
Ontmoette, en daar zij ook wel wist,
dat de fijngevoeligheid van dezen
jongeling voor de grootste helft uit
zijn ijdelheid voortkwam.
Edward had haar beloond, door
levendig en geestig te spreken. Hij
was kersversch uit Londen gekomen,
en was zeer goed thuis in de meest
belangwekkende dingen van het vlin
derleven van een Londensch seizoen.
Hij deelde hun allerlei merkwaardig
heden mede betreffende de dat jaar
tentoongestelde schilderijen, stelde de
nieuwe schilderschool in een be
spottelijk licht, beschreef de belle van
hel seizoen, en openbaarde aan zijn
hoorders het geheim harer populari
teit.
„Het wonderbaarlijkste van de his
torie is, dat niemand ooit wat moois
aan de dame gezien had, totdat zij
op eens in de voorname kringen op
gang begon te maken als de eenige
volmaakte schoone vrouw, die de
wereld aanschouwd had, sedert de
Venus te Milo was opgedolven. In
haar eigen omgeving had men nooit
zoo hoog bij hare schoonheid opge
zien. Niemand stond meer versteld
dan haar eigen familie, toen zij als de
koningin der schoonheid gekroond
werd, behalve zij zelve. Hare moeder
had het nooit vermoed. Op school
had men haar eer leelijk dan het
tegenovergestelde gevonden. Naar men
zegt, heeft men haar zoo vroeg laten
trouwen, omdat hare familie met haar
opgescheept was, en nu kan zij niet
door het park rijden, zonder dat ge
heel Londen den hals uitstrekt en de
oogen inspant, om haar toch te zien
te krijgen. Wanneer zij zich hier of
daar in 't publiek vertoont, gaan de
vrouwen op stoelen slaan, en kijken
ze naar haar over de schouders van
anderen heen. Ik houd het er voor,
dat zij haar hel kunstjen willen al-
kijken, waardoor zij het zoover ge
bracht heeft. Dit soort van popula-
rireit moge in 't afgetrokkene heel
aardig zijn, maar ik vind het heel
hard voor de dame zelve."
„Waarom vindt gij 'i hard voor
haar?" vroeg John Treverton.
„Omdat er aan de pozitie van belle
du saison geen salaris verbonden is.
De belle du saison behoorde eigent-
lijk eene toelage te hebben, om de
uitgave te verlichten, die zij doen moet
gedurende het jaar, dat zij in functie
is, evenals de Lord Mayor. Bedenk
eens, wat men van haar verwacht!
Aller oog is op haar gevestigd. Iedere
vrouw in Londen, ziet hij haar op,
als een toonbeeld van smaak en ele
gance, en doel haar uiterste best, om
haar in haar toilet te volgen. Hoe
zal zij paal en perk stellen aan hare
rekening bij de modemaakster, wan
neer zij weet, dat al de dagbladen
der groote wereld op de loer liggen,
om haar laatste japon te beschrijven,
om den lof te verkondigen van haar
nieuwslen hoed, om een epigram op
haar parasol te dichten, om in ver
rukking los te barsten over hare
laarsjens Kan zij in een huurrijtuig
rijden? Neen. Kan zij afwezig zijn
bij Goodwood, of gemist worden bij
Cowes? Neen. Zij moet staande ster
ven. Ik zeg dat zij, daar zij aan het
publiek een aangenaam schouwspel
biedt en hel publiek vermaakt veel
meer dan de Lord Mayor dat ge
woonlijk doet eene mooie toelage
moest ontvangen uit de publieke schat
kist."
Toen hij het zijne gezegd had over
schilderijen, en over de schoonheden
van den dag, en over den prijswinner
bij de wedrennen, begon Edward te
praten over misdaden.
„De lui in Londen hebben er slag
van een onderwerp letterlijk uit te
putten," zeide hij. „Ik dacht, dat noch
de dagbladen, noch het publiek het
ooit moede zouden worden over den
moord van La Chicol."
„La Ghicot? O, dat was die ballet
danseres, niet waar?" vroeg Lady
Barker, die zoo geboeid werd door
dezen levendigen jonkman aan hare
rechterhand, dat zij nauwlijks de ver
schuldigde aandacht kon wgden aan
Mr. Treverton, die aan hare linker
hand gezeten was. „Ik herinner me,
dat destijds die geheimzinnige zaak
zeer mijne belangstelling wekte. Dit
was zeer zeker een sataniesche moord.
En hoe dom van de politie, dat zij
den moordenaar niet heeft kunnen
opsporen 1"
„Of, hoe knap van den moorde
naar, dat hij de politie dus heelt weten
te verbijsteren," merkte Edward op.
„O, hij heelt ongetwijfeld weten te
ontkomen naar de Kolonieën, of naar
een of ander vreemd land," riep Lady
Barker uit. „Er gaan tegenwoordig
zooveel schepen uit Engeland naar
elders. Ge zult toch geen oogenblik
meenen, dat de moordenaar dier ramp
zalige vrouw in Engeland zal geble
ven zijn
„Ik acht het zeer waarschijnlijk,
dat hij in Engeland gebleven is, en
dat bij zich weet schuil te houden
ander het mom van een zeer fatsoen
lijk man."
„Gij houdt het er zeker voor, dat
haar echtgenoot den moord gepleegd
heeft, niet waar?" liet nu ook Sir
Joshua Parker zich hooren, van zijne
plaats aan Laura's rechterhand.
„Ik weet geenerlei reden te beden
ken om er aan te twijfelen," ant
woordde Edward. „Indien haar echt
genoot niet de schuldige is, waarom
zou hij dan verdwenen zijn op het
oogenblik, dat de misdaad ontdekt
werd V"
„Hij heeft er misschien zijn eigen
redenen voor gehad, oin zich uit de
voeten te maken, redenen, die wel
licht in 't geheel niet samenhingen
met de wijze, waarop zijne vrouw
om het leven gekomen was," waagde
John Treverton op te merken.
„Wat redenen zou hij gehad kun
nen hebben, krachtig genoeg om hem
te bewegen, zich aan 't gevaar bloot
te stellen van voor een moordenaar
gehouden te worden vroeg Edward
op ongeloovigen toon. „Geen on
schuldig man zou zich ooit in zulk
eene pozitie brengen."
„Niet voorbedachlelijk," zeide John
„maar deze man kan wel gehandeld
hebben onder den indruk van het
oogenblik, zonder rekening te houden
met de mogelijke gevolgen zijner han
delwijze."
„Dan zou hij al een onnoozele hals
hebben moeten zijn," voerde Edward
daartegen aan; „en naar al 'l geen
ik aangaande den kerel gehoord heb,
was hij alles behalve een onnoozele
hals."
„Bedoelt ge, dat hij een schurk
was
„Ik bedoel, dat hij een vent was,
die wel wist wat hij deed. Hij was
er geen man naar, om zijne vrouw
met afgesneden hals te vinden liggen,
en dan zich uit de voelen te maken,
om zoodoende aan elk nieuwsblad in
Londen de vrijheid te geven, om hem
te brandmerken als een lafharligen
moordenaar," zeide Edward op be
slisten loon.
John Treverton liet het onderwerp
verder rusten. Lady Parker, die aan
zijne linkerhand gezeten was, was hem
juist begonnen te vragen naar den
laaislen aanvoer van Jersey-koeien, in
welke zaak zij veel belang stelde, waar
op hij ten haren genoege uitvoerig
verslag deed aangaande de schoonheid
en de voortreffelijke eigenschappen
dier dieren. Laura had toevallig de
oogen opgeslagen naar Edward Clare,
toen deze ophield te spreken, en de
uitdrukking van zijn gelaat had haar
zoowel bevreemd, als onaangenaam
aangedaan. Nog nooit had zij zulk
een boosaardige uitdrukking op een
menschelijk gelaat gezien. Alleen op
het gelaat van Judas op een oude
Italiaansche schilderij had zij zooveel
valschheid en boosaardigheid gelezen.
En dat boosaardige oog wierp een|
blik kort als een bliksemstraal
op haar echtgenoot, die er niets van
merkte, en die ernstig en.beleefd zijn
schoon gelaat naar Lady Parker ge
richt hield, terwijl hij haar hel een
en ander mededeelde aangaande de
Jersey-koeien.
„Goede hemel!" dacht Laura ang
stig bg zich zeiven. „Is het mogelgk,
dat deze jonkman zoo verbitterd kan
wezen op mgn echtgenoot, omdat ik
hem mijne liefde geschonken heb
Wal liefde moet hel zgn, waaruit zulk
een boosaardigheid kan voortkomen?"
Later op den avond, toen Edward
bij de ottoinane kwam slaan, waarop
Laura zat, keerde zij zich met een
onwillekeurig gebaar van afkeer van
hem af.
„Heb ik je beleedigd?" vroeg hij
met zachte stem.
„Ja. Toen we aan tafel zaten, heb
ik een uitdrukking op je gelaat gezien,
die me te kennen gal, dat ge tegen
mgn echtgenoot zijt ingenomen."
„Kunt ge dan verwachten, dat ik
van hem houden zal innig veel
van hem houden zal in den eer
sten tijd? Ge behoort me tenminste
tijd te geven, om me te gewennen
aan het denkbeeld, dat hg je echt
genoot is. De tijd heelt de meeste
wonden. Geef me tijd, Laura, en
oordeel niet al te hard over me. De
vloek des dichters is mijn deel
eene ziel, die fijner gevoelt dan de
zielen van gewone menschen harts
tochtelijk ben ik in mijne liefde, in
mgn haat, in mijne verachting."
„Ik hoop, dat ge die eigenschap
van je buiten zult laten blijven, wan
neer ge den drempel dezer woning
overschrijdt," sprak Laura, met een
glimlach, waaruit meer minachting
dan medelijden sprak. „Ik kan geen
vriendschap aannemen van iemand,
die iels tegen mijn echtgenoot heeft."
„Dan zal ik den ouden mensch in
mijn binnenste bestrijden, er. mgn
best doen, om van John Treverton
te gaan houden. Geloof me, Laura,
ik wil gaarne je vriend zijn ge
moet het mij vergunnen, een eerlijke
ondubbelzinnige vriendschap voor je
te gevoelen."
„Dal is het soort van vriendschap,
dat ik verwacht van uws vaders zoon,"
sprak Laura op minzamer toon.
Zij was te gelukkig, zg gevoelde
zich te verzekerd van haar eigen
geluk, om niet vergevensgezind te
zijn. Zij overlegde de zaak bij zich
zelve zij redeneerde tegen haar
instinct en legen haar overtuiging
in en trachtte zich zelve wijs te
maken, dal Edward Glare's boosaar
dige blik minder te beduiden gehad
had, dan zij had gemeend.
Edward gal zijn oogen den kost,
en zag John Treverton zijne rol als
gastheer vervullen op eene wijze, die
hij niet anders dan onberispelijk kon
noemen. De nieuwe squire openbaarde
niets van die zelfverheffing, of van die
trolschheid op zgn omgeving, die men
allicht verwacht zou hebben bij een
man, die zoo onverwachts in het bezit
van een groot vermogen gekomen
was. Hij roemde niet op zgn wijn,
of op zijne paarden en schilderijen,
of op zijne boerderij. Hij bewoog
zich zoo kalm en natuurlijk in zijne
pozitie, als ware hg bij zijne geboorte
reeds bestemd geweest, de erfgenaam
van een vast, onvervreemdbaar erf
goed te worden.
„Op mijn woord, 't is een bekoor
lijk paar," getuigde Sir Joshua Par
ker met zgne volle stem, „en zij zijn
een ware aanwinst voor de families
van ons graafschap."
(Wordt vervolgd.)
Gedrukt bg DE EBVEN DOOSJES te Haarlem.