- JOHN TREVERTON'S KRUIS.
door Miss M. E. Braddon.
35)
Hij hield zijne betrekking aan met
de meest bekende tijdschriften, aan
welke hij zoovele kleine stukjens in
den salon-stijl zond, als zij van hem
konden verwachten, en daardoor werd
hij in staat gesteld, goed gekleed voor
den dag te komen, en was hij altijd
van zakgeld voorzien, zonder zijn
vader uit te zuigen.
„Al wat ik verlang is, dat men
mij nog een jaar of zoo laat begaan,
totdat ik naam zal gemaakt hebben,"
zeide hij tegen zijne moeder„dat is
niet te veel gevraagd van een vader
door een eemgen zoon."
De predikant stemde toe, dat de
eisch bescheiden was. Hij zou de
voorkeur gegeven hebben aan een
zoon, die bedrijviger en voortvaren
der van aard was een zoon, die
er zich ijverig op toelegde, eene be
trekking te krijgen bij de kerk, ol
als rechtsgeleerde, of als geneeskun
dige, of zelfs bij het leger. Maar hij
mocht er zich niet over beklagen,
zoo de Hemel hem een genie, in
plaats van een alledaagschen blok
ker tot zoon gegeven had. 'tWas
de oude historie van hel leelijke
eendtjen. Mettertijd zouden de sneeuw
witte vleugels zich ontplooien tot
een edele vlucht, en zou de bewon
derende wereld de schoonheid dei-
zwaan erkennen. Mrs. Clare, die haar
eenigen zoon aanbad, zooals kortzich
tige moeders gewoon zijn te doen,
was er zeer meê in haar schik, dat
zij hem thuis had voor goed, zooals
zij op verheugden toon zeide. Zij had
zijn kamertjen zoo weelderig inge
richt, als hare bekrompen middelen
het haar veroorloofdenzij had boe
kenplanken laten maken, waar hij
ze hebben wildezij had zijn schoor
steenmantel met fluweel laten be-
kleeden, en dan met keurig kant
werk van haar eigen maaksel gedra
peerd zij had allerlei benoodigdheden
voor hem gekocht sigarenstanders,
aschbakjens, tabakspotten, en lucifers
doosjes, schrijfportefeuilles, pantoffels,
sluimerkussens, waarop hij het hoofd
kon laten rusten, als hij zich ver
moeid voelde, zachte dekens om zijne
voeten te bedekken, wanneer hij zich
nedervlijde op zijne nette kanapee,
afgemat na eene langdurige worsteling
met eene niet gunstig gezinde muze.
Alles wat eene dwaze moeder kan
doen om een jong mensch te bederven,
dat deed Mrs. Glare voor haar zoon,
en het ongeluk wilde, dat hij niet
gemaakt was van die krachtige stof,
die niet bedorven kan worden door
vleiende liefkozingen.
Er waren bepaalde uren, dat de
dichter ongenaakbaar was. Ten vijf
ure, op die avonden, als de broeder
en de zuster niet op het Manor House
waren, placht Celia hem een kop
koffie te brengen, en dan onthaalde
zij hem op al de nieuwtjens, die het
haar gelukt was bij een te garen in
den loop van den door haar met
beuzelingen doorgebrachten dag. Zij
ging dan soms op een vloerkleedtjen
bij den haard, of ook wel op den
rand van het haardschul zitten, en
babbelde dan vrolijk, terwijl Edward
achterover in zijn leuningstoel zijn
koffie zat op te lepperen, en met een
soort van gewillige inschikkelijkheid
naar haar luisterde.
Een groot deel van Celia's praatjens
liepen natuurlijk over hare vrienden
op het Manor House. Zij was haat-
vooroordeel legen John Treverlon te
boven gekomen, en verkondigde zelfs
met geestdrift zijn lof. Hij was „ijse-
lijk aardig." Zij verklaarde, dat hij
als echtgenoot volmaakt was. Zij
wenschte, dat de Hemel voor haar
zulk een man bestemd mocht hebben.
„Ik geloof werkelijk, dat Laura het
gelukkigste meisjen van de geheele
wereld is," riep zij uit. „Zoo'n echt
genoot, zulk een huis, zulk een stal,
zulk een tuin, zulk een inkomen't Is
haast ergerlijk haar alles zoo kalm
te zien opnemen. Ik geloof, dat zij
de Voorzienigheid dankbaar is voor
het goede, dat haar ten deel is geval
len, want zij is verschrikkelijk gods
dienstig, weet ge. Maar hare bedaard
heid maakt me soms bijna razend. Als
mij de fortuin zoo gunstig geweest
was, zou'k ik weet niet hoe hoog
willen springen!"
„Laura kent de eischen der beta
melijkheid, lieve Celia. Welopgevoede
menschen maken nooit zoo'n misbaar,
als zij zich gelukkig voelen," merkte
Edward met flauwe stem op.
„Dat is weêr eene bizonder broe
derlijke opmerking van je," riep
Celia schouderophalend uit.
„'t Verheugt me zeer te hooren,
dat zij zoo gelukkig is," vervolgde
Edward, op een onbeschrijfelijk goed-
harligen toon. „Ik ben, den Hemel
zij dank, mijn oud zwak ten haren
opzichte te boven gekomen, en ik kan
van haar geluk getuige zijn, zonder
ook maar in de geringste mate door
jaloezie gekweld te worden. Maar
tegelijkertijd verwondert het me zeer,
dat zij zich gelukkig kan gevoelen
met een man, aangaande wiens vroe-
geren levensloop haar niets bekendis."
„Hoe kunt ge zoo iets zeggen, Ted
Zij weet, wie hij is, en wat hij is.
Zij weet, dat hij luitenant bij een
uitmuntend regiment geweest is, en
dat hij zijn officiersplaals verkocht
heeft, omdat zijn geld opgeraakt
was
„Dat hij zijn officiersplaats verkocht
heeft, is nu zeven jaren geleden," viel
Edward zijne zuster in de rede. „Wat
heelt hij in dien lusschenlijd uitge
voerd
„Hij heeft in Londen rondgezwor
ven."
„Dat is eene zeer onbepaalde uit
drukking. Zeven jaar Hij moet toch
gedurende het grootste gedeelte van
dien tijd het een of ander gedaan
hebben, om in zijn onderhoud te
voorzien. Het geld, door hem voor
zijn officiersplaals ontvangen, zal hem
niet lang den mond boven water
gehouden hebben. Hij moet ook ge
durende dien lusschentijd zich in een
of anderen kring bewogen hebben.
Waarom komt er geen van zijne ken
nissen uit dien tijd voor den dag'?
Waarom hoort men hem nooit spre
ken over zijn ondervindingen van die
zeven jaar? Een inensch is een zelf
zuchtig schepsel, lieve Celia. Ge kunt
je er van verzekerd houden, dat,
wanneer een man over zich zeiven
zwijgt, er altijd iets is, waarover hjj
zich heeft te schamen."
„Er is daarin wel wat vreemds,"
stemde Celia peinzend toe. „John
Treverton spreekt nooit over zijn vorig
leven, of tenminste nooit van den tijd,
die er verloopen is, sedert hij het
leger verlaten heeft. Ik houd het er
voor, dat hij al dien tijd in Londen
geweest is, want hij spreekt als iemand
die vreeselijk zijn bekomst van het
Londensche leven gekregen heeft.
Indien ik Laura was, zou ik er op
staan, dat hij me alles mededeelde."
„Zonder onvoorwaardelijke vertrou
welijkheid kunnen man en vrouw
onmogelijk gelukkig met elkander
zijn," merkte Edward op; „op den
duur tenminste niet."
„Arme, beste Laura!" zuchtte Celia.
„Ik heb altijd gezegd, dat het een
huwelijk was met ongunstige voortee
kenen maar in den laatsten tijd ben
ik gaan meenen, dat ik blijkbaar eene
valsche profetes ben geweest."
„Heeft zij je ooit medegedeeld, wat
haar echtgenoot bewogen heeft, zich
te verwijderen, terstond nadat zij
getrouwd waren?"
„Neen, op dat punt heeft zij steeds
gezwegen als het graf. Zij heeft me
eens verteld, dat hij naar Buenos-Ayres
geweest was, om dringende zaken.
Meer heb ik nooit uit haar kunnen
krijgen."
,,'tMoet een wonderlijk soort van
zaken geweest zijn, die een man
konden nopen, zich te verwijderen
van de vrouw, met wie hij zoo juist
getrouwd was," zeide Edward.
Celia knikte veelbeteekenend, en
staarde in het vuur. Zij hield veel van
Laura, maar van lasterpraatjens hield
zij nog meer.
Edward zuchtte ongeduldig, en
wendde gemelijk zijn hoofd om op het
sluimerkussen, dat de handen zijner
moeder van de zachtste wol ver
vaardigd hadden. Dit gebaar, dat
afkeer van het leven in 't algemeen
uitdrukte, ontging niet aan het scherpe
oog zijner zuster.
„Ted, beste jongen, ik vrees, dat
ge je nog steeds ongelukkig voelt
wat Laura betreft," mompelde zij op
medelijdenden toon.
„Ik voel me alleen ten haren aan
zien ongelukkig, wanneer ik vermoed,
dat zij een schurk tot man gekregen
heeft."
„0, Ted, hoe kunt ge zoo iets
zeggen!"
„Celia, een man, die geen reken
schap kan geven van zeven jaar zijns
levens, moet een schurk zijn," sprak
Edward Clare op beslisten toon. „Zeg
bid ik je niets, dat Laura ongerust
zoude kunnen maken. Ik spreek
thans met je alsof ge een man waart,
in wien ik volkomen vertrouwen kan
stellen. Wacht af en houd een oog in
't zeil, wat ik trouwens ook doen zal."
„Edward, wat jaagt ge mij een
angst aan! Ge maakt, dat ik me te
moede ben, als woonde ik in een
dier dorpen aan den voet van den
Vezuvius, altijd in gevaar om door
een uitbarsting van den vuurspuwen-
den berg verdelgd te worden."
„Er zal mettertijd een uitbarsting
plaats hebben, Celia, reken er op;
een uitbarsting, die het Manor House
in de lucht zal doen springen, even
zeker als Eirkö Field in de lucht ge
sprongen is in den nacht, dat Darnley
vermoord werd."
Hij zeide niets meer, ofschoon Celia
blijkbaar ongaarne van het onderwerp
afstapte. Indedaad, hij was bijna
toornig op zichzelven, omdat hij zoo
veel gezegd had, alhoewel hij niet
zonder bedoeling zoo vertrouwelijk
met zijne zuster gesproken had. Hij
wilde te weten komen al wat men
aangaande John Treverton te weten
komen kon, en Celia was in de ge
legenheid achter veel te komen, wat
hij niet ontdekken kon.
„Ik dacht werkelijk, dat ge met
Mi'. Treverton begon op te krijgen,"
hernam het meisjen thans. „Gij en hij
kunnen, naar hel schijnt, zoo goed
met elkander overweg."
„Ik behandel hem beleefd om
Laura's wil. Ik zou me schuldig ma
ken aan erger huichelarij, indien
ik meende, dat hare belangen daar
door konden bevorderd worden."
Edward zuchtte, en keerde zijn
hoofd nog eens om op hel kussen.
Hij wenschte John Treverton een
doodelijk leed aan te doen, en toch
wist hij heel goed, dat het ergste
leed, 't welk hij zijn mededinger kon
aandoen, hem zeiven in geenerlei
opzicht bevoordeelen zou. Hij kon er
niets door winnen. De wonde die hij
wilde toebrengen, zou onherstelbaar,
doodelijk zijn, de tegenpartij zou er
door beroofd worden van zijn goe
den naam en van zijtf fortuin
misschien er door aan de galg ge
bracht worden eene schande, zoo
vreeselijk dat eene lièlhebbende vrouw
den slag haast niet zou overleven.
Dit alles stond Edward Clare voor
den geest als eene niet onmogelijke
wraak. En ongelukkigerwijze was er
geen geringer wraakneming mogelijk.
Hij gevoelde zich in het bezit van
eene doodelijke machtmaar niet van
eene macht, die kon wonden, zonder
te dooden. Hij was als de cobra, wier
vergiftige tanden voorzien zijn van
een vernuftig mechanisme, dat ze on
schadelijk doet blijven lot op het
oogenblik, dat het beest ze wil ge
bruiken. Twee beweegbare tanden
liggen achterover tegen het verhemelte
van den bek der slang. Wanneer zij
haar slachtoffer aanvalt, dalen die
tanden neêr, de vergift-klier onder
gaal eene drukking, en het doodelijk
venijn loopt door een holle buis tot
aan de punt des tands, die gereed
is het te ontvangen. Houw het ge
wonde lichaamsdeel af, voordat de
schaduw op den zonnewijzer aanwijst,
dat er twintig sekonden verloopen
zijn, anders zal het vergift zijn uit
weking gedaan hebben. De genees
kunde moet nog het tegengif ontdek
ken, dat het leven des slachtoffers
redden kan.
HOOFDSTUK II.
Tegen Kerstmis.
Het Kerstfeest was op handen, het
eerste Kerstfeest van Laura's huwe
lijksleven, en voor hare gelukkige
verbeelding was 't het heerlijkste
seizoen, dat ooit was aangeduid ge
weest op den kalender der eeuwen.
Hoe konden zij en John Treverton
dankbaar genoeg zijn voor de zege
ningen, hun door de Voorzienigheid
geschonken Hoe konden zij genoeg
doen om anderen gelukkig te maken
Omstreeks veertien dagen voor het
heilige feest reed zij met Celia in het
pony-wagentjen naar Beechampton,
om een ontzaggelijken voorraad de
kens en flanellen rokken te koopen
voor de oude vrouwen, en gemakke
lijke eigen gebreide hemdrokken voor
de rheumatiesche oude mannen.
„Hebt ge eenig idee van de som,
die ge uitgeeft, Laura?" vroeg de
prakliesche Celia.
„Neen, lieve, maar ik heb één idee,
dat bij me vast staat, en wel dit, dat
niemand in den omtrek van Hazle-
hurst zich op dit Kerstfeest koud en
ongelukkig zal gevoelen, voor zoover
ik er wat aan doen kan."
„Ik vrees, dat ge het pauperisme
zult aanmoedigen," merkte Celia op.
„Neen, Celia, ik wilhelrheumatisme
den oorlog aandoen."
„Ik hoop niet, dat ge dankbaarheid
van de door u beweldadigden zult
verwachten."
„Ik verwacht slechts, dat de dekens
de winterkoude keeren zullen. En
nu naar den kruidenierswinkel!"
Zij schudde vrolijk de teugels en
reed naar den voornaamsten kruide
niers-winkel van Beechampton, voor
wiens spiegelruiten een paar hooge
Japansche pullen de voortreffelijk
heid verkondigden van de waren, die
daar binnen te koop waren. Hier
bestelde Mrs. Treverton een honderd
tal pakjens met pruimen, krenten,
suiker, snippers, en sukade, welke
pakjens elk een ruimen voorraad in
hielden voor een kerstmis-pudding.
De winkelier was zeer in zijn schik,
toen hij de bestelling in zijn boek
opschreef, en roemde met welspre
kende woorden zijne waren.
Van den kruidenier reden zij naar
den banketkakker, en daar bestelde
Laura zulk een voorraad pruimen-
taartjens en krentebollen, kolombijn-
tjes en theebanket, dat alles op
Kerstavond op het Manor House moest
bezorgd worden, dat Celia ernstig
ongerust begon te worden, of hare
vriendin wel goed bij haar verstand
was.
„Wat hebt ge toch voor met al die
onverteerbare snoeperijtjens riep
zij uit. „Zijt ge van plan een banket
bakkers-winkel op te zetten?"
„Neen, lieve, 't Is alles voor mijn
kinder feestjen."
Wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.