HAARLEISCH
Eerste Blad.
No. 98
Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 8(5.
Elfde Jaargang.
144.
van WOENSDAG 11 December 1889.
Nieuwsberichten.
ÏELEPHOONNUMMER
TELEPHONISCHE VERBINDING!
met AMSTERDAM.
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf,25.
franco p. post —,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk.
Prijs per Advertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 wre, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Weten en Werken.
De morsige straten hadden geen invloed
'uitgeoefend op het bezoek bij de tweede
lezing, waar, zooals reeds gemeld werd, de
-Heer Soholten van Amsterdam als spreker
zou optreden. Integendeelde toestand in
het zaaltje was weer van dien aard dat
slechts zij, die voor achten kwamen een
plaats in de zaal konden machtig worden
-die later kwamen konden zich eene goede
staanplaats verschaffen in de vestibule.
De heer Scholten deed ons kennis ma
ken met de novelle van Fritz Reuter, ge
titeld Hoe ik aan eene vrouw kwam.
De frissche humor van Reuter, zijne
eenvoudige verhaaltrant, de eigenaardige
toestanden, hoe kwaaien ze tot haar recht
bij de onopgesmukte, natuurlijke voor
dracht van den Spreker.
Hoe hoorden en gevoelden wij de onge
rieflijkheden van den alleen wonenden
heer, wien het huwelijk beurtelings aan
trok of afstiet, zwevende tusschen willenen
wachten, soms jaloersch zelfsopzijnsohoen-
lapper, die rijker was aan kinderen dan aan
geld. En dan de toestand van den man,
toen hij op zijn ziekbed lag, overgegeven
aan de zorg van eene oude vrouw en
van een ouden, ongehnwden oom. Hoe
naief klinkt zgn besluit: „Ik ga tronwen"
en wat kan oom Matthijs thans zijne le
venswijsheid op het punt van huwelijks-
geluk en vrouwelijke deugden luchten,
niettegenstaande de man van zulke din
gen volstrekt geen ondervinding had. En
de voortvarende oude wachtmeester van
1813 laat er geen gras over groeien voor
neef noch geheel hersteld was, of een
woord met de uitverkorene gewisseld had
had oom reeds kennis genomen van alles
wat dienen kon om neef te overtuigen
dat zijne kens recht van bestaan had.
Theorieen over het huwelijk, raadgevin
gen jen onderrichtingen, hoe kwistig,
maar ook soms hoe uiterst geestig werden
ze 't neefje voorgedragen, toen de zaak
eindelijk tot genoegen der partijen in orde
gekomen was en wat konden we ons best
begrijpen, hoe onder de gegeven omstan
digheden het mensohenpaar, saamgesmeed
onder toezicht van een ouden waereldwijze,
niet anders dan gelukkig kon zijn, terwijl
men zich ten slotte verwonderde, hoe som
mige menschen de werken van Reuter
met een zeker gevoel van onvoldaanheid
knnnen terzijde leggen, terwijl ze toch zoo
teekenachtig toestanden schetsen en het
komische zóó ongezocht en zóó vol natuur
is. Maar niet altijd vindt de geestige schrij
ver een vertolker als de Heer Soholten.
Op even verdienstelijke wijze als Reu-
ter's novelle werd noch ten beste gegeven
Kinderlijke herinneringen van Haver-
schmidt.
Zijn in de eerste novelle twee mannen
van rijpen leeftijd aan het woordhier
zijn het herinneringen van den man,
herinneringen nit den kindertijd. Wie heeft
ze nietZorgen en moeielijkheden, huise
lijk leed en onbegrijpelijke gezegden die
later dnidel jk worden, familie-ongelegen
heden, vernedering zelfs, wat maken ze
indruk op het kinderlijk gemoed
Hier een grief, daar een onbillijkheid,
wat wijzigen zij de begrippen van den
kleine. Een neef uit den vreemde, die
gelnk in het gezin brengt, wat brengt
hij idealen tot werkelijkheid.
Wij mannen van W. en W. hebben
gevoel voor zulke dingende meesten der
schrijvers nit de laatste jaren zijn ons
bekend, hunne werken komen meerendeels
voor in de bibliotheek en al lezende
en luisterende hebben wij eenigermate
begrippen gevormd omtrent de schrijvers
en al wegen wij hunne woorden ook niet
op een goudschaaltje, een goed geschre
ven werk ontsnapt niet ligt aan onze
aandacht. Deze gave heeft zich langzaam
aan bij ons ontwikkeld. En daarom doet
het ons altijd genoegen als wij het fraaie
Hollandech als van Haversohmidt hooren
voordragen door een man van smaak als
de Heer Soholten, en dan is het ook te
hegrijpen hoe het mogelijk ie dat de
leesavonden in W. en W. zoo in trek
zijn.
Dat ieder uitstekend genoot bij de
voordrachten bleek volkomen uit de aan
dacht waarmede de spreker gevolgd werd.
zette de Tweede Kamer de
beraadslagingen over de Indiesche Begroo
ting voort. Art. 48 (koffie) was eerst aan
de orde. De heer van Nunen lichtte een
amendement van de Komm. van Rapp.
tot vermindering van het art. met f 12.440
toe. De bedoeling was, geen uitbreiding
te geven aan het personeel voor de koffie-
kultnur op Sumatra's Westkust, èn omdat
dit onnoodig scheen, èn omdat daarvan
vele indirekte uitgaven het gevolg zonden
zijn. De heer van Houten diende de ver
leden jaar door hem ingediende, maar toen
door hem ingetrokken motie weder in, tot
opheffing van het koffiemonopolie. Op
's Voorzitters voorstel werd besloten, den
dag waarop over deze motie zal worden
beraadslaagd, nader te bepalen. De Min.
van Kol. bestreed het am., dat verdedigd
werd door de heeren van Nunen en W.
van Dedem, en daarna aangenomen met
47 tegen 27 stemmen. Op voorstel des
Voorzitters werd besloten de behandeling
van de Hoofdstukken IIIV der Staats-
legrooting (Hooge KollegesBuitenl. Zaken
en Justitie) te doen voorafgaan aan het
algemeen debat. Bij art. 49 der Indiesche
Begrooting suikerherinnerde de heer
Levyssohn Norman, dat weldra de tijd
aanbreekt tot invordering van den uit-
gestelden cijns der suikerfabrikanten, en
hij wees er op, dat bij het eindigen der
kuituur zeer goed bezuinigingen kunnen
ingevoerd worden. De Min. van Kol. hoopte
dat ook. Bij de vijfde afdeeling (Onderwijs)
kwam de heer Roëll op tegen bet on
regelmatig Koninklijk Besluit betreffende
voorziening in de behoeften der godsdien
stige gemeenten en garnizoenen in Indië;
ook vroeg hij, waarom de Reg. niet de
toegestane gelden uitbetaalde voor Kate-
ohetiesch onderwijs De beer Donner, die
blikbaar denzelfden weg op wilde als de
Minister, meende, dat er wel behoefte was
aan eene beter geregelde verhouding van
de personen, die de Min. wilde belasten
met de bedoelde taak, maar wilde dat men
moest afwachten, wat de ervaring zou
leeren- Herhaaldelijk werd door de heeren
Roëll, Zaayer en de Meyier gevraagd,
waarom de f 10.000 voor Kateehetiesch
onderwijs aan de gemeenten in Indië niet
was uitbetaald. De Min. wilde of kon gesn
voldoend antwoord geven, en draaide al
maar om het onderwerp heen, ofschoon
het genoeg bleek, wat hem dreef. Om aan
het onvruchtbaar debat een einde te ma
ken, stelde de heer Seyffardt voor de dis-
kussie over deze zaak te verdagen, maar
dit voorstel werd verworpen met 38 tegen
32 stemmen, nadat de heer de Savornin
Lohman het bestreden, en de heer v. d.
Kaay het verdedigd hadden.
In de zitting van Dinsdag werd een
amendement van de Komm. van Rapp.,
om de som, aangevraagd voor de oprich
ting van een gymnasium te Batavia te
schrappen, verdedigd door den heer Donner,
met het oog op den financiëelen toestand
en de twijfelachtige wenschelijkheid, als
mede door den heer W. van Dedem, die
er op wees, dat er zooveel dringender be
hoeften waren. De Min. van Kol. bestreed
het am., maar 't mocht hem niet baten
want het werd aangenomen met 70 tegen
16 stemmen. Op art. 59 verdedigde de
heer Cremer een am. van de Komm. van
Rapp. om den post „Wetenschappelijke
Reizen in Indië met f 5000 gulden te
verminderen.' De Min. nam dit am. over.
Bij art. 62 (Eeredienst) scheen de Min.
nu een antwoord te willen geven op de
vraag den vorigen dag door den heer Roëll
tot hem gericht, en door den heer Zaayer
herhaald. Hij verklaarde, dat gelden voor
vervallen godsdienstige voorlezingen niet
mochten worden gebruikt voor Kateehe
tiesch onderwijs, omtrent welk onderricht
volgens hem de Indiesche Reg. moet be
slissen. De Min. ontkende, wat sommige
sprekers schenen te vermoeden, dat het
overschietende geld zou gebruikt worden
voor aalmoezeniers, en ook dat hij andere
godsdienstige richtingen zon bestrijden.
De heer Verviers v. d. Loeff stelde voor
het art. te verminderen met ƒ5000, als
protest tegen de beschikking over gelden,
waarvan de bestemming niet is aange
wezen, en om te voorkomen, dat aalmoe
zeniers zonden betaald worden met voor
godsdienstlezingen geweigerde gelden. De
heer de Savornin Lohman kwam daartegen
ophij zag in het am. een uitgesproken
wantrouwen in den Min., en eene ver
klaring, dat de Min. onwillig zou zijn,
de Kamer in te lichten. De heer v. d. Kaay
beweerde, dat de Kamer verleden jaar niet
voldoende was ingelicht. Het am. werd
verworpen, en het art. aangenomen met
44 tegen 36 stemmen. De geheele rechter
zijde toonde zioh bereid den Min. onvoor
waardelijk te verdedigen, en handhaafde,
met den beer Bool, de geheel in het art.
voorgestelde som. Bij art. 66 (Mijnwezen
in het algemeen) drong de heer Farncombe
Sanders aan op eene wettelijke regeling
van het mijnwezen, door mijn-exploitatie
van Staatswege, wegens de daaraan ver
bonden voordeelen. De heer Schaepman
drong aan op eene spoedige indiening van
voorstellen betreffende het Biliton-kontrakt,
en vroeg, of de Min. steeds zijn standpunt
in deze handhaaft. De heer Rutgers van
Rozenburg ondersteunde de houding van
den Min., die koneessierecht ontkent tegen
over de Biliton-Maatschappij. De Min. van
Kol. handhaafde zijne houding, die echter
eene erkenning van diensten der Maat
schappij niet uitsluit. Een tgdstip van
indiening der voorstellen was, volgens den
Min., onmogelijk te bepaleD. De heer v.
Kerkwijk wensehte in het financieel be
lang van den Staat eene spoedige oplos
sing van het Biliton-geschil. De heer
Verniers v. d. Loeff twijfelde, of de Min.
wel tot de ook door hem gewensehte op
lossing, zooals 't thans gaat, zou komen.
Woensdag werd het debat voortgezet. De
Min. van Kol. deelde mede, dat de tijdelijke
Staatsspoorweg-ambtenaren in Indië bin
nenkort in het vaste kader zonden worden
Opgenomen. De heer Cremer verdedigde
het am. der Komm. van Rapp. om de
gelden voor eene telegraflesche verbinding
van Makasser met Bandjermassin te
schrappen, met het doel een kortere en
minder kostbare verbinding te zoeken.
Dit am. werd verdedigd door de heeren
van Vlijmen en Rooseboom om financieele
redenen, en bestreden door den heer Land
op techniesche gronden, door den heer
Seret wegens het belang eener verbinding
van Java en de Buitenbezittingen door den
heer Virnly Verbrugge ter vermg'ding van
tijdverlies, en door den Minister, die echter
bereid was een korter plan aan het Indiesche
Bestnnr op te zenden. Het amendement
werd aangenomen met 50 tegen 43 stem
men. De heer Rooseboom beklaagde zich
over de vertraging van de kwestie der
verdediging van Java, en beval onder-
soheiden militaire belangen, o. a. snelva
rende wapenen aan. De heer Seyffardt
bepleitte de personeele belangen van het
officierskorps. De heer van Vlijmen wees
op maatregelen ter bevordering van het
zedelijk welzijn der militairen. De heer
Kerdijk wensehte overseining van de na
men der gesneuvelden, ook van mindere
militairen. De Min. van Kol. had daar
tegen bezwaar, vooral wegens gelijklui
dende namen. Bij officieren geldt dat niet,
omdat men hunne posten kent. Hij achtte
het defensieplan een onbegonnen werk,
geweersverandering te kostbaar, verhoo
ging van kapiteins-pensioenen ontijdig,
en hg weersprak de gernchten betreffende
vermindering van pensioenen van officiers-
weduwen en weezen. Met de behartiging
van de zedelijke belangen van het leger
hoopt de Min. met gematigdheid voort
te gaan. De heer Levyssohn Norman be
sprak nogmaals de Atjeh-zaak. Naast vrij
heid van den bevelhebber wil hij eene
seheepvaartregeling, volgens het ontwerp
van den heer Laging Tobias. Verder
wenscht Spreker vestiging van nieuwe
kust-etablissementenop politiek gebied
een afwachtende houding tegenover den
vijand; herstel van het Sultanaat, en af
scheiding der onderhoorigheden van Groot-
Atjeh.
Donderdag was in de Eerste Kamer de
heer Vlielander Hein het eerst aan 't woord,
die in eene geestige rede een nog niet te
berde gebracht element in het debat bracht.
Hij bestreed het beginsel om recht op
subsidie uitsluitend te geven aan besturen
van vereenigingen, die rechtspersoonlijk
heid hebben, doeb op wier samenstelling
de Regeering geen invloed kan uitoefenen.
Spreker betoogde, dat daardoor velen, die
bet behoeven, znllen uitgesloten worden,
terwijl iedere drie personen door een pa
pieren formaliteit rechtspersoonlijkheid
kannen verkrijgen, en dus ook recht op
subsidie. De degelijkheidswaarborg is niet
te verkrijgen. Men had regelen moeten
stellen, waarnaar de besturen moeten zijn
saamgesteld. Het wetontwerp doet zich
voor ale een wissel, welken onze statuten
niet veroorloven te teekenen. De wissel
is in strijd met onze historische traditie.
Bij akceptatie zal onze nationale eenheid
verbroken worden, en zullen minstens
twee provincies over de bergen gebracht
worden. En als men meent, dat „de vrede
in rekening" zal zijn, maakt men zioh
een illnzie. De heer v. Nagel van Ampsen
erkende, dat noch de rechter-, noch de
linkerzijde met het ontwerp zgn ingeno
men, en gelooft ook, dat de verplichte
schoolgeldheffing aanleiding zal geven tot
tot vele misbruiken van we ge de voor
standers der bizondere school om het
openbaar onderwijs te ondermijnen. Ook
kenrde spreker het privilege in art. 88
aan de bizondere school gegeven, af. Hg