1 JR H Tweede Blad. van WOENSDAG 1 Januari 1890. N ieuwsberichten. In de zitting van Woensdag beloofde de Min. van fin. aan den beer Goekoop eene billijke bejegening der Schevening- scbe reeders bij de toepassing der patent wet, in afwachting der rechterlijke beslis sing over den patentaanslag. De post be looning voor de Kommissieën tot herzie ning der ongebouwde eigendommen werd aangenomen met 68 tegen 10 stemmen. De kwestie vakatuurgelden gaf bij den post Eerediensten aanleiding tot een levendig debat. De vraag werd gedaan, of de Min. niet de kerkgenootschappen beknibbelde door die gelden te weigeren. De heeren van Delden, de Meyier en Huber meenden van ja en droDgen aan op handhaving van het status-quo. De heer deSavornin Lohman en de Minister meenden, datjnist het status-quo wordt gehandhaafd door alleen by noodzakelijkheid te subsidieeren. De Min. zou het K. B. van 1837 strikt naleven. Met 51 tegen 37 stemmen werd besloten de Surinaamsche Begrooting by Hoofdstuk X (Kolonieën) te behandelen. Ook na de Middelenwet is aan de orde gesteld het ontwerp tot wijziging der kust vaart voor het vervoer van suikerriet in Indië. By het voortgezet debat over Hoofd stuk VII B maakte de heer v. Alphen bezwaar tegen de verhooging van het trak tement van de predikant te IJselstein, welke volgens den Min. feitelijk geen ver hooging is. De heer de Savornin Lohman was vóór; de heer de Beaufort waar schuwde tegen afstemmen. De heer van Alphen stelde toen voor den post met ƒ270 voor den predikant te IJselstein te verminderen, welk voorstel werd ingetrok ken, nadat de Min. op advies van den heer Veegens de post overgebracht had naar art. 50. Betreffende een am. van den heer Clercx, om subsidie te geven voor een aan te stellen desservant te America en een kapelaan te Ospel onthield de Komm. van Rapp. zich van advies, wat den heer v.d. Feltz niet ten onrechte bevreemdde. Het am. werd ingetrokken, nadat de Min. beloofd had de zaak voor een volgende begrooting in overweging te zullen nemen, Hoofdst. VII B Financiënwerd aange nomen met 61 tegen 23 stemmen. Daarna ving het algemeen debat aan over Hoofd stuk VIII OorlogDe heer de Beaufort betoogde, dat voor een klein land als het onze, de krygsmaoht niet op dezelfde schaal behoefde te zijn ingericht als die van groote mogendheden. Spreker is voor volkswape ning en bestrijdt bet opleggen van te zware persoonlijke lasten. Aan de afschaf fing der plaatsvervanging wordt, volgens hem, te groot gewicht gehecht. De heer Rooseboom was teleurgesteld door 's Minis ters weinige aktiviteit. Hij wees er op, hoe kalm de Min. alles opvat. Spre ker vroeg, of de Min. wel altijd genoeg minister is, en niet tegenover deskundige generaals te veel aan zijn kolonels-rang gedachtig is. Nadat in de avondzitting de heer van Löben Seis er op gewezen had, dat de gewekte agitatie ten aanzien van onze landsverdediging voor een deel een politiek dry ven is, nam de Min. van Oorlog het woord, en verdedigde zich tegen alle aanmerkingen en aanvallen. Hij bestreed wat door den heer Rooseboom was aange voerd ten betooge van zyn gemis aan doortastendheid. Nadat de Min. geant woord had op vragen en opmerkin gen van de heeren Rutgers v. Rozenburg en Domela Nieuwenhuis, de heer Verniers v. d. Loeff afgekeurd had het kwytschel- den van boeten aan de geweren-fabrikan ten de Beaumont Co., en de heer Roo seboom het gevoelen van den beer Schepel bestreden had, werd het algemeen debat gesloten. By verschillende artt. werden tal van opmerkingen en vragen gedaan en beantwoord. Een am. van den heer Roo8eboom by art. 91 betreffende den kazernebouw te Kampen werd verworpen met 33 tegen 26 stemmen. Een am. van den heer Domela Nienwenhuis bij art. 30, om de pupilleschool op te heffen had maar steun kunnen vinden by 2 leden, en dns was er volgens het Regl. van Orde, niet over beraadslaagd. By art. 95 kwam de Vesting begrooting in behandeling, die werd goedgekeurd, waarna de Hootdst. VIII werd aangenomen met 81 tegen 6 stem men. Tegen stemden de heeren de Ruyter Zylker, de Meyier, Viruly Verbrugge, Domela Nieuwenhuis, Schepel en Heldt. De zitting der Tweede Kamer van Donderdag was gewijd aan het algemeen debat over Hoofdst. IX der Staatsbegroo- ting WaterstaatHandel en Nijverheid). De heer Roëll drong aan op een wets ontwerp, strekkende, om, waar by de uit voering van werken van algemeen nut, onrechtvaardige eischen gesteld worden door lagere besturen, eene macht aan te wyzen, die in zulke aangelegenheden uit spraak doet. Hy betreurde het, dat de fabriek wetgeving aan den Min. van Wa terstaat geheel onttrokken is. De heer Schaepman sprak over de Zondagsrust hy achtte de postdienst op Zondag nog te uitgebreid. Het minimum der bezol digingen voor de lagere postbeambten waren zijns inziens veel te gering. De heer C. Brantsen drong aan op sub sidie voor het waterschap van den Ouden IJeel, en op eene spoedige verbetering der kleine rivieren. De heer Boreel van Hogelanden achtte het wensohelyk, dat schadevergoeding werd verleend aan eige naars van duingronden, wier gronden lijden door wateraftapping voor water leidingen. De heer Domela Nieuwenhuis pleitte niet zoozeer voor Zondagsrust, als wel voor een vrijen dag in de week als ontspanningsdag. Spreker wees op het ont houden van nachtrust voor het spoorweg personeel, en op vele misbruiken by de spoorwegdiensten. De spoorwegen, beweerde hy, moeten Rij kBzaak worden.Ook herhaal de hy zijne grieven tegen de postdienst, en vooral klaagde hy over schending van het brievengeheim, om te bewijzen, dat men, toen hy zich in Frankrijk ophield, zyne brieven had geopend, legde Spreker twee enveloppen ten bureele der Kamer over. De heer Dyckmeester betuigde zyne tevre denheid over de regeling van de zaak de Heerwaardensche overlaten. De heer Vee gens drong aan op eene wettelijke regeling der overzetveren. De heer Heldt en Har- togh bevalen meerdere zorg aan voor de verzekering van werklieden tegen ongeluk ken eerstgenoemde sprak ook den wensch uit, dat de Staat-werkgever zooveel moge lijk Zondagsrust zou waarborgen. De heer v. d. Feltz kwam op tegen de inmenging der Reg. in de zaak van den Ouden IJ sel, en tegen den invloed van hooger hand geoefend op het Provinciaal Bestuur. De Min. van Waterstaat enz. verklaarde, dat de regeling der administratieve rechtsmacht het onderwerp is van ernstige gedachten wisseling tusschen h m en zyn ambtge- nooten van Justitie en Binnenl. Zaken. Hy wilde wel de Zondagsrust met behoed zaamheid uitbreiden, maar wees er op, hoe moeilijk het b. v. is het vervoer op Zondag te beperken, en verklaarde dat niet alles wat van misbruiken in deze aange legenheid wordt aangevoerd, van overdrij- ving is vrij te pleiten. De Min. protesteerde tegen de beschuldiging van schending van het brievengeheim. Kunnen de brieven van den heer Domela N ieuwenhuis niet elders ge opend zij n? Eene bepaling omtrent een maxi- mum arbeidstyd en een minimnm loon kan hy niet toezeggen. De indiening van een ont werp betreffende verzekering tegen onge lukken van arbeiders zal waarschijnlijk in deze zitting plaats hebben. De Min. durft zich niet vleien, dat voor de vol gende begrooting nieuwe algemeene voor waarden van aanbesteding zullen zijn vastgesteld. Na replieken van de heeren Schaepman, Kerdyk, Roëll, Hartogh, Do mela Nieuwenhuis en Heldt, en antwoord van den Min. werd het algemeen debat gesloten. In de zitting van Vrijdag is zeer lang beraadslaagd over de aanvraag voor een onderzoek naar den toestand der kleine rivieren. Op de vraag van de HH. Roëll, A. v. Dedem en v. d. Berch van Verwolde naar de bedoeling van het onderzoek, ver klaarde de Min., dat het dienen moest om gegevens te verzamelen, daar vroegere onderzoekingen niet vertrouwbaar zyn, zonder echter voornitteloopen op de kwes tie, of verbetering zal geschieden van Staatswege of met Staatssteun. De Min. verklaarde zich zich een voorstander van het laatste. De heeren Verniers v.d. Loeff Roëll en A. v. Dedem bleven bezwaar maken geld toe te staan voor onderzoekin gen, zonder bepaalde zekerheid, voor welk plan zij zouden dienen. De Min. verze kerde aan de heeren Lieftinck, Huber en Oppedijk, dat de voorgestelde som voor de werken te Harlingen verband houdt met zijn plan tot havenverbetering en in elk plan van verbetering past. De heer Rutgers v. Rozenburg geloofde dat de Min. op het goede spoor was in zake het Merwede-Kanaal, wat betreft de waterinlating van den Vaartschen Rhyn in Am8telland, en hoopte, dat de Min. daarin blijven zon. In de avondzitting werd by art. 82 Sluis te IJmuiden), een uitvoerig debat gevoerd, waaraan de Min. van Waterstraat enz. en de heeren Tak van Poortvliet, Gildemeester en A. v. Dedem deelnamen. De motie om de slag drempeldiepte van de sluis te stellen op 10M. onder A. P. werd aangenomen met 67 tegen 23 stemmen. Verder bepleitten nog verscheiden leden verschillende lokale belangen, waarop de Min. telkens had te antwoorden. Ook art. 125 (Raad van Toezicht op de spoorwegen, gaf aanleiding tot verschillende opmerkingen en vragen. In zyn antwoord wees de Min. o.a. naar aanleiding van een door den heer Schreine- macher uitgesproken wensch naar meer sneltreinen in Limburg, om den wensch van andere Limburgers naar het tegen overgestelde. Wat de toelating van goederen vervoer op de halten in Groningen betreft, eene beslissing daarover moest uitgesteld worden tot de algemeene uitbreiding van het station te Groningen. In de zitting van Zaterdag klaagde de heer Clerox by de Spoorwegbegrooting over de nadeelige pozitie van werken, en de heer van Kerkwijk over vertraging in aanleg en exploitatie der lijnen Schie damHoek van Holland en Zwaluwe 's Hertogenbosch. De Min. van Waterstaat enz. verzekerde, dat de oorzaak dier ver traging niet aan zyn departement lag, en herhaalde, dat herziening der algemeene voorwaarden bij aannemingen in bewerking is. In het volgende jaar zal druk gewerkt worden van de restauratiezaal en de over kapping van het station te Leeuwarden. De Min. beloofde dit aan den heer Zaayer. De post voor eene nieuwe wachtkamer in het Beurstation te Rotterdam werd aange nomen met 61 tegen 20 stemmen. De Spoorwegbegrooting werd goedgekeurd, en evenzoo de konkluzie in zake het adres om subsidie voor een stoomtram Sohoonlijke- Belgiesche grens. Bij de Waterstaats-begroo- ting verklaarde de Min., dat het krediet voor landbouw proefvelden beoogt, op een aantal velden die kultures populair te maken, die elders gebleken zijn goed te wezen. Het toezicht zal worden opgedragen aan bestu ren van landbouw maatschappijen. Bij de posteryen verklaarde de Min. niet zonder tegenspraak dat verzending van nieuwsbladen en tijdschriften niet door te nemen maatregelen bemoeilijkt zal worden, maar dat alleen de emolumenten voor de ambtenaren vervallen. Trakte- mentsverhooging zal alle onbillykheden wegnemen. De ontslagen, maar onschuldig bevonden postbode te Warfum zal scha deloos gesteld worden. Aanstaande jaar zal de Min. verbetering van het lot der tele graafambtenaren in overweging nemen. Hoofdstuk Waterstaat werd goedgekeurd, en daarna een aanvang gemaakt met het algemeen debat over Hoofdst. X (Koloniën). De heeren Cremer, Mees en W. K. van Dedem ontzegden op verschillende gronden den Minister hun vertrouwen. De heéren v. Nunen en Bool verdedigden den Minister. Den Min. lustte het niet, na de bij de In- diesehe Begrooting gevoerde diekussies zich te verdedigen. Alleen verklaarde hij, dat zijne tegenstanders, die beweren, dat hij door optimisme geleid wordt, dwalen. Hy erkende, dat hij propoganda wilde maken voor het christendom, en in Indië Christus boven Mohammed wilde geëerbiedigd zien. De heer v. Houten, die den Min. als re convalescent beschouwd had, geloofde nu aan eene rechute en zou tegen de begroo ting stemmen. Ook de heer v. d. Feltz keurde het af, dat de Min. soheen te ver geten, dat hy niet is Christenleeraar, maar een politiek persoon, die zich slechts de vraag mag stellen, of niet de Moham medaan evenveel recht heeft als de Chris ten, om zyn geloof voor het ware te honden. De Tweede Kamer moest Maandag het regrootingsdebat ten einde brengen. De Surinaamsche begrooting was aan de beurt. De heer Smidt, als gewezen Goeverneur der Kolonie een by uitnemendheid deskun dige, voerde 't eerst het woord. Hij her dacht den overleden Bisschop van Surina me, en ook een door den dood weggenomen leeraar der Moraviesche broeders, beiden steunpilaren der Nederlandsohe nationali teit en der Regeering. Sprekend over de schipbreuk van het mailstoomschip Prins Willem, hoopte hij, dat de Reg. de nadeelen daarvan zou weten te verminueren. Spreker bleef Staatsrechtelijke hervorming in Su riname wenschelijk achter. De Min. had zijn instemming daarmee nog wei niet in daden omgezet, maar daarvoor was lang durig overleg noodig. Spreker verwachtte van den ernst des Ministers doortastende maatregelen in 't belang van Suriname, en uitte zich waardeerend over den tegen- woordigen Goeverneur. Hij drong er krach tig op aan, dat de Reg. immigratie zou bevorderen. Soherp veroordeelde hij de nieuwe regeling der Bank-organizatie. Verder wees hij er op, hoe eene groote Maatschappij tot opbeuring van handel en landbouw in Suriname was opgericht, welker plannen en Statuten bereids aan het oordeel van den Min. zyn onderwor pen. De Min. van Kol. verdedigde de Bank- verordening, verzekerde, dat de Reg. de inmigratie steunt, en verklaarde, dat over genoemde Maatschappij de Goeverneur van Suriname was geraadpleegd. De heeren Smidt en Verniers van der Loeff hielden vol, dat de Bankverordening verkeerd was. N u sluiting van het algemeen debat. Amen dementen van de Komm. van Rapporteurs op art. 1 en 16 tot vermindering met ƒ900 en f 250, werden na eenig debat aan genomen, het eerste met 47 tegen 35, het tweede met 45 tegen 38 stemmen. Een am. op art. 26, tot vermindering met 800, werd door den Min. overgenomen. In de avondzitting werd op art. 54 een door de Komm. van Rapp. voorgesteld am., tot vermindering met 1000, met 42 tegen 38 stemmen aangenomen. De heer v. Al phen moest getuigen, dat hij van 't verzet zijner partygenooten tegen de amendemen ten niets begreep, daar door die amende menten niets werd aangetast dat strekken kon om de welvaart van Suriname te bevorderen, terwijl de Komm. van Rapp. een staatsman als den heer Smidt aan 't hoofd heeft. Een am. van de Komm. van Rapp. op art. 83 tot vermindering met 300, werd aangenomen met 42 tegen 40 stemmen, en een in art. 92 voorge stelde toelage van f 1000 voor een veearts met 46 tegen 37 stemmen. Een voorstel van de Komm. om art. 102 onderhoud van gebouwen) 20.000 te schrappen, werd door den Min. bestreden, maar desniette min goedgekeurd met 44 tegen 43 stemmen Een am. om op art. 110 6u0 te schrappen werd door den Min. overgenomen, en daarna de geheele begrooting voor Surina me goedgekeurd. Hoofdst. X (Kolonieën) werd aangenomen met 53 tegen 33 stemmen. Ook Hoofdst. XI (onvoorziene uitgaven) werd goedgekeurd. Daarna werd gedebat teerd over eenige ontwerpen tot afwijking van de regels der Gemeentewet, betreffende de plaatselijke belastingen, diebij slot van rekening alle onveranderd werden goedge keurd. Bij de Middelenwet wilde de heer Domela Nieuwenhuis nog wat opmerken betreffende het financieel beleid der Reg., wat hem echter niet werd toegestaan door den Voorzitter, die hem er op wees, dat hij daartoe gelegenheid gehad had bij het Algemeen Debat, en bij de behandeling van Hoofdst. VII B. FinancieënAl de artiekelen werden goedgekeurd, en daarna de Middelenwetaangenomen. Eindelijk werd nog aangenomen een ontwerp, om den Goev. Gen. te machtigen voor het vervoer van suikerriet aan schepen, varende onder vreemde vlag, tijdelijk de kustvaart in Nederl. Indië te vergunnen, 't Was 's nachts half een geworden, en de Kamer ging uiteen tot nadere bijeenroeping.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1890 | | pagina 5