JOHN TREVERTON'S KRUIS.
door Miss M. E. Braddon.
43)
Celia liet een ongeduldige verzuch
ting hooren. Zoo vele van de letter
kundige ontwerpen haars broeders
waren begonnen en geëindigd met in
de lucht te hangen!
„Ik zal zeker voor je kamertjen
moeten zorgen, terwijl ge afwezig
zijt," zeide zij thans, „en uwe boeken
en papieren moeten afstoffen, niet
waar?"
„'t Zal me genoegen doen, als ge ze
wilt behoeden tegen de profane hand
van den laatsten huiselijken schat mij
ner moeder in de gestalte eener nieuwe
werkmeid," antwoordde Edward.
Voordat iemand gelegenheid had,
nog meer vragen tot hem te richten,
stond de omnibus van de „George"
bij het hek van den paslorietuin op
hem te wachten, om hem naar het
station te Beechampton te brengen
in gezelschap van twee zwaarlijvige
pachters, en een meisjen met blozende
wangen, dat de ouderlijke woning
verliet, om in eene dienst te gaan,
en een ruikertjen winterbloemen, een
reistaschjen en eene parapluie met
zich voerde.
Hoe verkwikkend en frisch was de
lucht op dezen helderen December
morgen, bijna de laatste van het jaar I
Hoe schilderachtig vertoonde zich de
kronkelende laan, de breede omtrek
van bouwland in het dal, en in de
verte de heuvelachtige heidel
Edward Clare's oogen dwaalden
over het welbekende landschap, zonder
iets van de rustige schoonheid op te
merken, die daaraan zooveel bekoor
lijkheid bijzette. Zijne ziel was geheel
in beslag genomen door de zaak, die
vóór hem lag. Zijn hart was vol wrok.
Hij werd gefolterd door dien aller
ergste van al de vijanden, die een
mensch van zijn gemoedsrust berooven
de jaloezie. Het beeld van John
Treverton's geluk vervolgde hem als
een boos geweten. Hij kon zijn eigen
weg niet gaan, en vergeten, dal zijn
buurman gelukkiger was dan hij zelf.
Had het Noodlot een vriendelijken
blik geworpen op zijne poëliesche
ondernemingen, had een plotseling en
verbazingwekkend sukses hem opge
trokken tot in den zevenden hemel,
en had dal sukses hem tegelijkertijd
de beurs gevuld, dan zou hij mogelijk
John Treverton alles vergeven hebben;
maar nn het bewustzijn, dat er voor
hem van sukses geen sprake kon zijn,
hem prikkelde, namen zijn toorn en
zijne verbittering gedurig in hevigheid
toe.
Na eene koude, onaangename reis,
stond hij in Londen op straal tegen
het vallen van den avond. Hij nam
zijn reiskofïerljen in de hand, en ging
er te voel op af, om eene geschikte
kamer op te sporenwant zijne beurs
was slecht voorzien, daar hij het niet
gewaagd had zijn vader om geld te
vragen na zijn terugkeer in de pastorie.
'tWas iets dat van zeil sprak, dat hij
te Hazlehurst voor niets den kost kreeg,
en dat zijne muze voorzien moest
in al zijn andere behoeften.
Hij begaf zich niet naar de straal,
waar hij vroeger eene kamer gehad
had eene smalle sombere straat lus-
schen Holborn en het Britsch Muzeüm.
Hij begaf zich naar het drukker gedeelte
van Londen, dat aan de eene zijde door
Leicester Square, en aan de andere
zijde door St. Martin's Lane begrensd
is, en liep regelrecht naar Cibber Street.
Hij had zich voorgenomen eene kamer
te huren in die weinig uitlokkende
buurt, indien daar eene fatsoenlijke
woning te vinden was.
Voordat hij zich met dat doel ergens
anders aanmeldde, ging hij het huis
in oogenschouw nemen, waaraan de
moord van La Chicot zulk een akelige
bekendheid gegeven had. Hij vond,
dat het er fatsoenlijker uitzag, dan
toen hij het de laatste maal gezien had,
weinige dagen na den moord. Een
nieuw horretjen van ijzergaas bedekte
het onderste gedeelte van het raam
der zijkamer; nieuwe roode gordijnen
hingen bevallig over de bovenste rui
ten. Het venster zelf zag er schooner
en helderder uit, dan het er ooit uil-
gezien had gedurende het tijdperk,
dat de deftige Mrs. Rawber de bene
denverdieping bewoond had. Een
nieuwe plaat van geel koper op de
deur vertoonde het opschriftMr.
Gerard, heelmeester."
Edward Clare bekeek deze koperen
plaat met den moedeloozen blik der
teleurstelling. Hij maakte, niet onna
tuurlijk, de gevolgtrekking, dat het
geheele huis overgegaan was in het
bezit van Mr. Gerard, den heelmeester,
en dat Mrs. Evitt het verlaten had,
en de woestijn van Londen ingegaan
was, waar zij moeielijker op te sporen
zou zijn dan de arme Hagar en haar
zoon in de zonnige vlakten van de
groote woestijn. Terwijl hij daar stond
te peinzen over deze in 't oog vallende
verandering in het voorkomen van
het huis, viel zijn oog op een venster,
dat uitkwam in de keuken onder de
zijkamer, en door 't welk een gezellige
lichtgloed naar buiten drong. De be
woonster van dit sous-terrain had het
met figuren beschilderde gordijn niet
nedergelalen, dat gewoonlijk haar
huiselijk leven bedekte voor het oog
der onbescheidenenen in de vrouw
die daar gezeten was bij haar keuken
vuur, en zich de niet kostbare weelde
van een dutjen veroorloofde, ontdekte
Edward dezelfde Mrs. Evitt, die hij zieh
voorgesteld had als verloren in den
doolhof der wereldstad. Die krullen
in den vorm van kurkentrekkers, dal
azijnzure gezicht maakten het hem
onmogelijk te twjjfelen. Dit was de
viouw, met wie hij een hall uur lang
gepraat had op zekeren kouden och
tend in de maand Maart, toen hij het
looneel van den moord in oogen
schouw had genomen, onder het voor
wendsel, dat hij rondzag naar eene
kamer.
Hij liep de stoep op naar de deur.
Daar waren twee schellen, de eene
met het onderschrift: „Heelmeester
Gerard," en de andere met bet on
derschrift „Huis." Edward trok aan
de laatstgenoemde schel, en na eene
lusschenpoos werd de deur geopend
door de vrouw des huizes, die er knor
rig en slaperig uitzag.
Mr. Clare ziende, met zijn valies in
de hand, vermoedde zij dadelijk, dat
zij een huurder voor zich zag, en keek
zij wat vrolijker.
„Hebt ge ook eene fatsoenlijke slaap
kamer te huur, op uwe tweede ver
dieping?" vroeg hij; want ofschoon
hij niet gelooide aan den invloed
der geestenwereld, zou hij toch liever
den Oecembernacht op de koudste en
lochiigste der Londensche bruggen
hebben doorgebracht, dan zich te ruste
te begeven in hel vertrek, waar La Chi
cot vermoord was.
„Mijn eerste verdieping is onbezet,"
antwoordde Mrs. Evitt, heele mooie
kamers, alle nieuw behangen en ge
verfd."
„Ik wil liever eene kamer op een
hooger verdieping," hernam Edward.
„Ge hebt een huurder gehad, Desrolles
genaamd. Wal is er van hem gewor
den?"
„Hij is op reis gegaan naar het
buitenland," antwoordde de vrouw. „Ik
geloof, dat hij een erfenis gekregen
had. Hij zag er heelemaal als een
groote mijnheer uit, toen hij op reis
ging alles was nieuw, van zijn
reiskoffertjen tol zijn reisdeken."
„Kan ik zijne kamers voor een
nacht of wat huren? Ik ben maar in
Londen als een trekvogel, maar ik
wil liever niet in een hotel gaan."
„Ze laten je er ook zoo veel betalen,
en huiselijk is het er nooit," 'merkte
Mrs. Evitt op, met een gezicht, alsof
ze heel goed zijne gedachten geraden
had. „Ge kunt Mr. Desrolles kamers
wel krijgen, sir, en we zullen niet
haspelen over den huurprijs."
„De kamers zijn zindelijk en schoon,
hoop ik waagde Edward te vragen;
„Zindelijk en schoon riep Mrs.
Evitt uit, en zij trok de wenkbrauwen
op, met de verontwaardiging derbe-
leedigde onschuld. „Niemand die ooit
een kamer van me gehuurd heeft,
zou me ooit zoo iels vragen. Zindelijk
Bij mij aan huis is het nooit morsig
geweest."
„Ik zou wel gaarne de slaapkamer
eens willen zien," zeide Edward. „De
woonkamer komt er zeer weinig op
aan. Ik denk toch den geheeien dag
buiten 's huis door te brengen."
„Zoo ge even wachten wilt, ter
wijl ik eene kaars haal, zal ik u allebei
de kamers laten zien," antwoordde
Mrs. Evitt. „Gij wilt ze zeker dadelijk
betrekken, niet waar?"
„Ja. Ik koin zoo juist van de reis,
en ik heb geen meer bagage dan dit
handkoffertjen. Ik wil u de huur voor
de kamers wel vooruit betalen, als
ge daarop gesteld zijt."
„Geld komt me tegenwoordig bui
tengewoon goed te pas, nu alle le
vensmiddelen zoo duur zijn," antwoord
de Mrs. Evitt op vriendelijken toon.
„Niet dal ik ook maar een oogenblik
een jong heer van uw voorkomen zou
wantrouwen
„Met geld voor den dag komen is
de beste aanbeveling," merkte Edward
op. „Ik ben in Londen een vreemde
ling. Hier hebt ge een sovereign. Ik
vermoed, dat ik daarvoor de kamers
wel eene week in huur kan krijgen
„Er zal nog eene kleinigheid bij
moeten, voor jiet laarzen poetsen,"
zeide Mrs. Evitt.
„0, zeer goed."
„En een halve kroon voor het vuur
in de keuken."
„Och, watIk heb met het vuur in
de keuken niets uit te staan. Ge moet
weten, dat ik niet van plan ben, hier
te eten. Als ge me 's morgens een kop
thee boven brengt, dan krijg ik alles
wat ik noodig heb, en het vuur, dat
uw theewater aan de kook brengt, zal
dat het mijne ook wel doen."
„Dan eene kleinigheid voor de bedie
ning."
„Ik wil niets beloven. Als ge't mij
goed naar den zin maakt, zal ik je
niet vergeten, als ik weêr vertrek."
„Heel goed, sir," sprak de vrouw
des huizes met eene verzuchting, „'tZal
zeker wel bij slot van rekening op
hetzelfde neêrkomen maar ik reken
het altijd 't best voor beide partijen,
alles goed af te spreken.
Zij verdween in de duisternis ach
ter in den nauwen gang, welks don
kerbruine houten lambrizeering flauw
verlicht werd door een ouderwetsche
olie-lamp, en een paar minuten later
kwam zij terug met eene vetkaars
in een grooten tinnen kandelaar. Met
dit licht in de hand ging zij Mr.
Clare voor op de trap, welker smalle,
uitgesleten treden en zware leuning
getuigden van haar ouderdom.
Op het trapportaal der eerste ver
dieping bleef Mrs. Evitt stilstaan, om
tot haar adem te komen, en Edward
liep eene rilling over de leden, toen
hij daar tegenover de deur der slaap
kamer stond.
„Is dat het vertrek, waar die arme
vrouw vermoord is?" vroeg hij.
„Ja, sir." antwoordde Mrs. Evitt,
met eene benauwde zucht„dal is
hel vertrek, en ik wil u niet misleiden.
Maar de kamer is zoo netjens opge
knapt, dat iemand, die haar vroege'
gekend heeft, haar niet herkennen
zou. De eigenaar van het huis heeft
zich heel roiaal geloond; „alles wat
met verf en behangsel gedaan kan
worden, om het uw huurders naar
den zin te maken, Mrs. Evitt, zal ge
daan worden, Mrs. Evitt," zeide hij.
„Ge zijt altijd eene goede huurderes
geweest," zeide hij, „altijd precies, op
de minuut af, wat het betalen van de
huur betreft," zeide hij, „en ik zou
'l niet over mijn hart kunnen krijgen,
dat gij in 't lijden geraaklet." Ga er
eens binnen en bezie de kamer eens,
sir, en ge zult moeten getuigen, dat
er geen vrolijker slaapkamer te vin
den is in dit gedeelte van Londen."
Mrs. Evitt duwde met een uitdruk
king van fierheid op haar gelaat de
deur open, en ging haar nieuwen
huurder voor, met den kandelaar in
de hand.
„Daar hebt ge een splinternieuw
ledikant," zeide zij, „geleverd door
Maples, in Tottenham Court Road,
waar al de gekroonde hoofden hunne
meubels koopen. En daar is geen
vierkante duim tapijt, of geen streep
van 't beddegoed meer in de kamer,
dal daar was, toen toen 't geen
gij noemdet plaats vond."
Mrs. Evitt scheen al haar vertrouwen
Ie hebben gesteld op levendige kleuren,
als op een toovermiddel om den geest
der arme Zaïre te bezweren. Met sit
sen gordijnen van sixpenny de el, die
al de kleuren van den regenboog te
aanschouwen gaven, waren het raam
en het ledikant behangen. Een in even
harde kleuren geverfd zeildoek bedekte
den wormstekigen ouden vloer, op wel
ken men te vergeefs met zeep en soda
gepoogd had de donkere sporen te
doen verdwijnen van dien ijselijken
stroom bloed, die daar gevloeid was
van hel ledikant naar den drempel
dtr deur. De waschtafel waa behangen
met wit neteldoek en rooskleurig ka
toen. Op den schoorsteenmantel prijk
ten een paar vazen van Boheemsch
glas, en eene vergulde pendule. Een
paar bizonder leelijke Duilsche litho
grafieën versierden de wanden van
'l vertrek.
„Is 'tniet een lieve kamer?" vroeg
Mrs. Evitt.
„Is dat het kleine vertrek, waar de
echtgenoot der vermoorde danseres
placht te arbeiden?" vroeg Edward
op de deur wijzende.
„Ja, maar dat heb ik met de bene
denkamer verhuurd aan Mr. Gerard,
die het tot eene bergplaats voor zijne
boeken gebruikt. Hij is zoo'n man
voor boeken. Het kamertjen is meer
dan vol."
„Wie is Mr. Gerard O ja, dat is
de heelmeester, beneden. Hoe lang
heeft hij bij u gewoond?"
„'t Zal zoowat een maand na den
dood van de arme Madame Chicot
geweest zijn, dat hij hier gekomen
is. „Ik ga zelf eene praktijk opzetten,
Mrs. Evitt," zeide hij. „Ik ben niet
rijk genoeg, om eene gevestigde prak
tijk over te nemen, en daarom moet
ik zelf er eene zien op te zetten,"
zeide hij. „Nu woont gij hier in eene
dichtbevolkte buurt, en ik houd het
er voor, dat ik de zaken aardig aan
den gang zal krijgen, als ge mij uw
benedenhuis goedkoop wilt verhuren,
't Zal op den duur zijn," zeide hij,
„en dat dient eenig verschil te maken.
„Ik wil alles doen wat ik kan, om
u tegemoet te komen," zeide ik, „maar
ik moet een hooge huur betalen, en
ik heb mijn huur nog nooit een uur
te laat voldaan, en dat hoop ik ook
nooit te doen." Om kort te gaan,
sic, ik heb hem de kamers voor heej
weinig geld verhuurd altijd in
aanmerking genomen wat ze waard
zijn, want ik was destijds te neêr-
slachtig om er lang over te onder
handelen. Die ondankbare slang, Mrs.
Rawber eene vrouw, die ik altijd
op hare wenken bediend heb, en voor
wie ik uien gebraden heb. totdat ik
menigmaal half flauw viel bij de
btaadpan zij is weggegaan en
heeft me den rug toegekeerd in mijn
ellende, en zij heeft eene kamer ge
huurd op de eerste verdieping boven
een schoenmaker, waar de genr van
het leder reeds voldoende moet zijn
om eene fatsoenlijke vrouw te ver
giftigen 1"
Wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.