de eerste schok u te hevig aangrijpen; ik ben er misschien wel wat onver wachts mede voor den dag gekomen. 0, Celia, ik heb al te lang in stille uw beeld in mijn hart gedragen, en ik zal wellicht Mr. Sampson leg de veel nadruk op dit „wellicht," dat hij een bizonder geschikt, ietwat poë- tiesch klinkend woord vond. „Ik zal wal al te onverwachts, mijne liefde beleden hebben. Maar wanneer een man het zoo ernstig voorheeft als ik, dan ziel hij niet op kleinigheden. Celia, ge moogt niet neen zeggen 1" „Maar ik zeg toch neen," voerde Celia daartegen aan. „Toch niet een onherroepelijk neen, is het wel „Ja zoo onherroepelijk als het maar wezen kan. Ik gevoel me natuurlijk zeer vereerd door uw aanzoek, en ik houd werkelijk veel van u zooals wij allen doen omdat ge een wel willend, oprecht en eerlijk man zijl. Maar nooit, nooit zou ik aan u kun nen denken, dan aan een vriend, die mijn vertrouwen verdient." „Meent gij dat werkelijk'/" vroeg de arme Sampson, ontsteld. Hij was geheel en al verslagen door dit onverwachte antwoord. Dal eene jonge dame te flazlehurst de eer van een echtverbintenis met hem zou kun nen van de hand wijzen, hij had het nooit mogelijk geacht, ilij had zich niet gehaast om een besluit te nemen betreftende de huwelijkskweslie. ilij had er zich goed op beraden, en hij had gewacht, totdal de overtuiging bij hem vast stond, dal Celia Clare juist hel soort van vrouw was, waar aan hij behoefte had, en toen eerst was hij met zijn ernstig aanzoek voor den dag gekomen. Ilij had er voor gezorgd, dat zijne beleefdheden niet al te zeer in 't oog vielen, voordat nog zijn vast besluit genomen was. Gedurende zijne reis naar Brelagne had by tijd in overvloed gehad, oin over de gewichtige zaak na te denken. In zijne gemakkelijke kooi aan boord van de stoomboot naar St-Malo lig gend, bij 't llauwe licht van de lamp in zijn hul, onder hel eentonig getril van hel stoomschip, was hij in staal geweest de huwelijkskweslie uil elk oogpunt te beschouwen, en zijn aan zoek van dezen avond was hel gevolg geweest van deze overleggingen. Celia gal hem, met alle betamelijke beleeldhetd, te kennen, dal zij het werkelijk gemeend had, toen zij zijn aanzoek van de hand wees. „Ge kondt wel eene mindere partij doen," sprak hij op bitleren toon. „Zonder tw ijlel. Een of ander pro- zaiesch man heelt hel huwelijk verge leken bij een zak vol slangen, waar onder maar één aal is. 't ls best mogelijk, dal gij de éérie aal zijl. Maar, ziel ge, ik ben niet verplicht met iemand te trouwen. Ik kan mijns weegs gaan als Koningin Elizabeth." «lil maagdelijk gepeins, en doende wat me lust" „Dat is niet waarschijnlijk," merkte Mr. Sampson op. „Eene jonge dame van uw stempelblijlt niet ongetrouwd. Ge zijl te bekooilijk en te levenslustig. Neen, ge zult een of anderen deug niet lot man nemen, om zijn goed vooi komen, en misschien zql de dag eens komen, dat ge u dezen avond herinneren zult, en bet u leed zal doen het aanzoek van een eerlijk man van de hand gewezen te hebben." Zij waren thans het huis genadeid tol Celia's groote geruststelling, daar zij gevoelde, dat dit gesprek bezwaar lijk verder voortgezet kon worden, zonder onaangenaam te worden. Zij bleel stilstaan in de vestibule- en bood haar afgewezen bewonder, aar haar hand aan. „Geel me de hand, Mr. Sampson, ten bewijze, dat ge mij geen kwaad hart toedraagt," sprak zij. „Weeser van overtuigd, dat ik altijd u hoog achten en met u ophebben zal, als met een trouwen vriend onzer familie." Zij wachtte zijn antwoord niet af, maar liep vlug de trap op, vast be sloten, zich dien avond niet weêr te vertoonen. Tom Sampson had veel lust naar zijn eigen woning terug te keeren, zonder zijn kliënt goeden nacht te wenschen, maar terwijl hij in de ves tibule zich daarover stond te beraden, kwam John Treverton uil de kamer om hem te roepen. „Hoe nu, Sampson? Wat voert ge daar uit?" riep hij hem toe. „Kom binnen, en gebruik wal. Ge hebt niet veel gegeten na ons vertrek uit Parijs." „Veelherhaalde Sampson op som beren toon. „Een stuk barde beschuit aan boord van de boot, en een kop slappe thee te Dover dat is alles wat ik in de maag heb gekregen. Maar ik heb weinig trek," liet hij er op volgen, terwijl hij met een droefgees- tigen blik de talel overzag. „Ik moest eigentlijk honger hebben, maar dat is. niet het geval." „Wat ziet ge er neêrslachtig uit, Mr. Sampson!" sprak Laura op rnin- zamen loon. „Ik voel me van avond wal neêr slachtig, Mis. Treverton." „Onzin, mijn waarde! Neêrslachtig op een avond als deze, na de door u te Auray behaalde zegepraal 1 Was 'i niet merkwaardig, Laura, dat Samp son's scherpzinnigheid op het denk beeld kwam, dal mijn eerste huwelijk onwettig geweest was? 't Was de eenige kans, die we hadden hel eenige, waardoor de nalatenschap voor ons behouden kon blijven." „Natuurlijk," antwoordde Sampson, en dal was het juist wat mij op het denkbeeld bracht. Een rechtsgeleerd raadsman is verplicht, elke kans te ontdekken, al is 'i ook geen zekere kans. Ik kan niet zeggen, dat ik het indedaad waarschijnlijk achtte, dat uw eerste vrouw nog een echtgenoot in leven gehad had, toen gij met haar trouwdet; maar ik zag, dat het be paald de eenige mogelijkheid was om u uit eene verwenschte ongelegenheid te redden." Onder den invloed van de aange name gedachte, dat hij hel fortuin zijns kliëuts gered had, en opgewonden door een paar glazen onberispelijke Champagne, kwam Mr. Sampson we der op zijn verhaal, zoodal hij met smaak soepeerde en, toen hij, op slag van twaalven, inel haastige schreden zich naar zijne woning begaf, tamelijk voldaan was over zichzelven, en over hel leven in 't algemeen. „Misschien zal ik ook bij slot van rekening nog beter er aan toe zijn als oud vrijer, dan met de bekoorlijkste aller vrouwen," overlegde hij bij zich zelven. „Maar ik moet Eliza eens onder handen nemen. Zuinigheid harerzijds is mooi en wel, maar ik moet er het slachtoffer niet van zijn. ik moet Eliza doen gevoelen, dat ik heer en meester ben, en dal in alle dingen mijn smaak en begeerte in aanmerking moet worden genomen. Wanneer ik denk aan die gesmolten boter, die ze mij dien laaislen avond bij Véfour gaven, en aan de saus bij de Noordsche tong, dan huiver ik bij de berinnering aan hetgeen mij bij mijn eigen talel op- gedischt wordt. Indien Eliza het be stier over mijn huishouding zal blijven voeren, dan zal er in de kokerij eene revolutie moeten plaats hebben." John Treverton en zijne vrouw had den een rusligen, genotrijken Zondag. Zij vertoonden zich 's morgens en 's avonds in de kerk, tot groote er gernis voor Edward Clare, die er zich zeer over verbaasde, hen zoo geluk kig te zien. „Zou hij meenen, dat hel onweer voorbij gedreven is?" sprak Edward bij zich zeiven. „Arme stumper! Hij zal 't weldra ontdekken, hoe hij zich vergist heeft." De predikant begaf zich na afloop van de avond-godsdienstoefening naar het Manor House, en hij en John Tre- üedrukt bjj DE ER' verton zonderden zich een uur of lan ger in de bibliotheek af, gedurende welken tijd John aan den gewezen voogd zijner vrouw alles mededeelde wat er te Auray voorgevallen was, en hem de stukken zien deed, die be wezen, dat Marie Pomelec gehuwd geweest was met Jean Kergariou, en dat Kergariou eerst twee jaar na haar tweede huwelijk om 't leven gekomen was. „De voorzienigheid is u zeer gunstig geweest, John Treverton," sprak de predikant, toen hij alles gehoord had. »Ge kunt er niet te dankbaar voor zijn, dat ge dus aan schande en be zwaren ontkomen zijt. Maar ge zuil u, hoop ik, altijd herinneren, dal uwe zonde niet minder groot is geworden door deze ontdekking. Ik hoop, dat ge eerlijk en oprecht berouw gevoelt over die zonde." „Zou ik anders kunnen?" vroeg John Treverton, op droeven toon. „Heeft die zonde niet angst en droef heid gebracht over haar, die ik meer dan me zeiven bemin? Het kwaad was gedaan, met het doel om haar te bevooi deelen, maar ik gevoel thans, dal ik daarom niet .minder schandelijk gehandeld heb." „Nu, we zullen ons best doen dal alles te vergeten," hernam de goed hartige predikant, die, wanneer hij een zondaar tol berouw aanmaande, nooit den last der wroeging al te zwaar wilde maken. „Ik verlangde slechts, dat ge uw handelwijze in bet juiste licht zoudt beschouwen, als Christen en latsoenlijk mensch. God weel, hoe dankbaar ik hem ben voor Zijne genade, aan u en mijne lieve Laura bewezen, 't Zou mij hel hart gebroken hebben, als ik u uil dit huis had moeten zien verdrijven." „Evenals Adam en Eva uil het Pa radijs," merkte Treverton glimlachend op „en mijn Eva had dan moeten lijden zonder gezondigd te hebben." Toen dit ernstig onderhoud was afgeloopen, keerden de predikant en zijn gastheer naar den salon terug, waar Laura en Celia bij een koeste rend houtvuur in Robertson's pree- ken zalen te lezen. „Wal een beminnelijk mensch was hij!" riep Celia uil. „En wat zou ik wanhopig verliefd op hem zijn ge worden, als ik in zijn tijd te Brighton had gewoond en hem had hooren preeken. Zijne preeken zijn de eenige, die ik kan lezen zonder me doodelijk te vervelen. Indien dat beste prozaïe- sche oude papaaljen van mij maar eens een lesjen wilde nemen Het binnenkomen baars vaders bracht haar lol zwijgen, juist op hel oogenbhk, dat zij zijne talenten als prediker wilde gaan kritizeeren. De predikant liep dadelijk naar Laura loe, nam beide haar handen in de zijne en drukte ze hartelijk. „Mijn dierbaar meisjen," sprak hij; „de Voorzienigheid heeft alles goed voor je geschikt. Ge behoeft je thans nergens meer over te verontrusten 't Was niet voor den volgenden morgen, dat Laura zich den pachter van Beechampton herinnerde, die zoo zeer verlangde haar echtgenoot te spreken. Man en vrouw zalen samen tête-a-têle te ontbijten in de studeer kamer. 't Was omstreeks half acht, en John Treverton was in zijn jacht gewaad gedost, daar hij een rit van een mijl of zes wilde ondernemen, om de windhonden aan 't werk te zien op de met gras begroeide heu velen. Celia, die niet van meening scheen te zijn, dat zij als logeergast ook vroeg behoorde op te slaan, verkwikte zich nog met morgendroo- men. „0 ja," riep Laura uit, nadat zij en haar echtgenoot over velerlei onder werpen gesproken hadden; „ik heb geheel en al vergeten je te zeggen, dat er een pachter van je uit Bee champton hier geweest is. Hij komt van morgen tegen negen uur, oinje IN LOOSJES, te Haarlem, te spreken, 'tls eene zeer gewichtige zaak, waarover hij je spreken moet, zegt hij. Hij maakte zich erg onge rust, dat ge niet bij tijds terug zoudt zijn." „Een pachter van mij uit Beechamp ton, lieve," zeide John Treverton, blijkbaar verwonderd. „Wie kan dat wezen Ik heb geen eigendom te Beechainplon, behalve erfpachten, en die ontvangt Sampson. Ik heb niets uit te slaan met de pachters." „Ja, maar deze zaak moet hel droog leggen van een stuk grond betreffen, en die pachter van je moet je nood zakelijk daarover spreken. Hij zeide, dat gij de eigenaar waart van den grond, waarop eenige woningen slaan, die de zijne zijn." John Treveiton haalde de schou ders op. „Dal treft ongelukkig," zeide hij. „Maar als hij niet vóór negenen hier komt, zal ik hem niet te woord kun nen staan ik ben niet van plan op hein te wachten. Ik heb mijn paaid precies ten negen ure besteld. En ik heb het ponny-wagentjen voor u en Celia besteld, om daarmee naar het jachtterrein te lijden, 't Is een prachtige morgen, en de lrissche lucht zal je goed doen." „Dan mag ik hel wel aan Celia laten zeggen," zeide Laura. „Zij staat in den winter gewoonlijk laat op." Zij schelde en gelastte Trimmer eene der dienstmaagden naar Miss Glare te sturen, om haar te zeggen, dat zij zorgen moest ten negen ure gereed te zijn voor een ritjenen daarna bleven John en zijne vrouw bij de ontbijt tafel zitten babbelen lot half negen, en toen scheen de Januari-zon helder genoeg, om hen in den tuin te lokken. „Trek je paletöl aan, Laura, en laat ons den tuin eens doorloopen," zeide Mr. Treverton. De gehoorzame vrouw verwijderde zich en kwam na verloop van een minuut of vijl terug, gedost in eene bruinlakensche japon, met haar pale tót aan en haar hoed op, en met een mol van donkerkleurig bont. Zij begaven zich naar den bloem tuin naar dien tuin, waar John Treverton alleen had loopen wandelen des morgens na zjjn eerste aankomst te Hazlehurst den tuin, waar hij Laura onder het iepen-lommer had zien staan, in den vrolijken Aprii- zonneschijn. Zij gingen thans onder den boog door, liepen om den boom gaard heen, en berekenden, hoelang het nog zou duren, voordat de sleu telbloemen in het gras prijken, en de wilde paarsche krokussen door de zoden heenboren zouden, evenals ge kerkerde zielen, verrijzend uil een wintergral. Nooit nog hadden zij zich samen gelukkiger gevoeld misschien nooit zoo gelukkig want John Tre- verlon's ziel ging niet langer gebogen onder het geheim van een ongelukkig velleden. Beiden kwam hel thans voor, alsol er geen enkele wolk aan hun horizon was. Zij wandelden in den tuin, totdat de torenklok negen sloeg, en toen begaf John zich terstond naar de voordeur van zijn huis, waar zijn prachtige vos hem stond te wachten, en waar Laura's ponies stonden te rammelen met hunne gebitten, en de fraaie koppen schudden van louter ongeduldig verlangen, om toch iels te doen, al ware het maar om weg le snellen met den lichten panier, voor welken zij gespannen waren. „0, daar hebt ge je pachter uit Beechampton," zeide Laura, toen zij en haar echtgenoot uil den tuin op het grintpad kwamen „daar staat hij a| bij de voordeur op je te wachten.'» Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1890 | | pagina 6