•uajBM fiq jo uajapue ap pptuo 'apuamaou ja;;; ufiz fiq oiaq 'qi Sooja ui uosduioqj^ uiatideq 'uajnts squits fiAV uapotn siaoq uaqja^" •uapunq ajaq pm pspS pq qoiz atqap- -aq subuibq ape; sajjAinep sqqotj[txii|S? aauajopq ,/UBuiaaz- uaa uba apaoq ap japuo qfxz af) -paoui uapaoS jbboi tpnoq 'sbiubq -uaiz a? doopc uap rao 'uatqoBAv at U3A3 [oa\ atqosua.w qi" 'ao; fitu fiq dau (i'jnorajCag" •puiaiaAo poq apoj" ap ui joiubq puo;s 'ubjbm uatu -oqaS fiqtqoip fxa\ Bipooz ua 'uaaq qoo nu ja uopiao.i [?M "uaggq uaafiq jBBp uaAajq ua uamapBA SiyfiA uba puBtsjB uaa do to; qoiz uapjapfiAuaA fiz uaq -qBz diqos ;aq Jatqoe 'pS[OAaS tu^q uaip ubb ua;ooq ajapuB ap .loop 'tooq a;ooj§ ap nu ("im uoSbz uatnuicu aijiuaa Byj -uaop ;aq fiz oiojbbav 'ua;aA\ suaa ;a]u sjfiM -qip uatsaacu ap ;sp 'uapjOMaS atuooMaS auaa jaazooz si pp qoop 'uaqoinf uajooq a; Sou uapaqSipuBistuo azuo japuo 'ptuaajA suizsSiuaa joaa taq quoiq q00!, 1/tsaaA\aS ufiz ubcu a;stBB[ ap jbz fiq 'jaauacu 'ubbS -aS piooq uba uiatidaq ap jaqaz si jbbq" apiaz ueui -s;ooq ap dojBBM 'uaSfjtsdo diqos ;aq uba apfizspjooq -jnnts ubb pMqqorof uatqapaq uaa fiM uapjooq sood uaa Bjq; -gint-iBBA apuaquiz ;uq uba uaAAtioqosuBB ;aq fiq 'pjnsjaA uatqospaS apjpzap taui jazuo japai sbm jBBqqfitq f uayop ajapuB ap do uazoJtBm ap 'fitu uba ua;uBqsjaaA\ ubb tpjatqoB uo;bz a;uB; ajsq ua aouajopq -uatcpiaA at tafi uojbm Sizaq aip 'uaqosuara ap ua diqos ;aq do tquiwS qqq uap pui 'uaqajds a; pjooM uaa japuoz 'ua;Bz fiM ua 'uapnoq a; stBBjd ajBq do qai§ ap sbm 'apfiz aqp ubb mail uaa pj\[ •ua)qoBA\ fiM uaAajq JBBp ua 'diqos ;uq uba sjBMp uatSuajsdaojs uai; uba puBjsju uaa do to; 'SaAi uaSup 693 •japuo taq qoop pao[S uaip uba uappiui a; ua 'ijooa. qBJAA t^q ubb ;o; 'safqoS ap uba uauinjq ap jbao qoiz apjojtuo ppunqua|BJts apuapuqqjaASoo uaa tqoq atsqfq -jaaq pq tarn ppA MiiB[q tqa-tpaSpn uaa apjiiAjaA ua 'uaaq tqonj aSpqoBpAau ap joop subjS uaqoA ui uoz ap qujq qqquaSoo ;Bp do tsinp -aaz aSooq uaa ui atdraBp stqoap diqos ;aq josp 'mBMq uaAoq paqaS ]BBUiuaa Sou ]a°aids ap JoopjBBAA';sjaa ;oq doq nap pui 'uibbz -Subj'qoo diqos pq SuiS ooz ug; (<jai jbbS jbbq" :daiJtin uazoJtBin ap uba uaa uao; 'uaq -fiq a; SitqoBpuBB uaAa uapB qaiS ap ui ua;BZ fi^ ■afuBd -uiBq ap uba apuia apuadoo]doSooq 'atsjatqoB pq ua qeq uap do Suqaoj ap usp 'jBBqtqoiz sjapuB paA tuiu dmoj uap uba ja sbav ua 'japuo sJopnftuBA\ ap uba ufi{ ap uaAoq ;o; Bufiq p pq Sb[ ;81bb[ pq do ;ubm 'uaAfup uauunq puq Sou Subjooz pq tup 'uup jaacu doopioAspfit ;Bp apuajnpaS fitu appmaajAaq spi^[ -pq quoz 'uap -pBq uatB[jaA diqos pq |'ia\ jupsu jaipBMq uaaS So^ •apjaaqSnjo; stBBjd aufira jbbu japaM qi dojBBA\(<! ufiz Jtiouijfag joom japjaA ;sq pz UBp" 'fiq appjooA\;uB (('ooz 'oog" 'qjaq ap Joop pSoq ap qoo; si nu ua 'pjaaddojuSjaA apauiJBBp a;qnjp ap ui qoiz tjaaq jaddiqos aQ -jnout -Xag JaaM jbbu: tsnjaS nu fim uiaou" 'qi iaz <(-qBjdsuBB jnouiifag tani n upt^Bq ap pp 'puotsjaA qq^sipjooAV pq nu mora<{33 pp jo 'uauiaou a; uo; -jaSaQ S8MU cuo ubbS t^oui t^ooA qi jo" 'uajatsinp a; mo apuaop tsaq ufiz'fiq iaz <('jaauaru 'jbbui uaa[iy" <,dSaïiuqs -t3 sï PjVY" -uiBAiq ao; fpu jbbu piu jaAaq fiq tup 'atq^auiaq qi tupuio 'apiiBBtsdo 'qi appjooAitUB ,/jaqaz PAV" ZLZ 268 man Thornton praaide mij, van het vooreind van de kampanje, toe„Zoo vlug als u maar kunt, mijnheer Seymour; de andere booten maken ook van dien val reep gebruik." Ik greep weder Florence's arm en, daar men in de boot klaar stond, haar op te vangen, wachtte ik slechts nog tot de deining de giek, voor een oogenblik, zoo dicht mogelijk bijgebracht had, om haar vierkant op te lichten en aan de twee matrozen over te reiken. „Thans uwe beurt, miss Hawke," zei ik. Met een bleek gelaat en iets angstigs in hare oogen, aarzelde zij een oogenblik. Doch, men had slechts het schip onder zijne voeten te gevoelen, om dadelijk te begrijpen, hoe kostbaar thans de tijd werd. „Niet bang zijn," zei ik. ,,Wij moeten ons wat haasten, want anders zinkt het schip reeds onder ons weg, terwijl wij ons nog bedenken. Hier, mijn jongen, pak den arm van die dame aan;" en met behulp van den door mij toegeroepen matroos, tilde ik de arme, oude dame geheel van den voet, en slingerde haar, 11a het ge schikt oogenblik afgewacht te hebben, in de armen van de roeiers in de boot. „Nu, kerels, erin jelui!" beval ik aan de andere twee, voor de giek aangewezen, matrozen. „Waar is de bootsman? Shillingpraaide ik luid; „waai is Shilling?" „Hier zoo, mijnheer," riep deze en baande zich een weg door de aan den anderen kant van het dek ver zamelde menschen. „Gij gaat immers met mij mede, Shilling, of heb ik het mis?" vroeg ik. „Ja, meneer, ik moet ook mede." „Spring er dan in." Hij deed zulks, ik volgde, de voorste man duwde de boot af, de anderen roeiden haar een paar riem- 273 Het laatste overblijfsel van de in het ruim saamgeperste lucht deed het water, als kokend, opborrelen, toen de dekken daarin wegzonken. De boegspriet was het eerst ingedompeld, maar, nadat de romp toen ook, voorde laatste maal het zonlicht op de van het nat blinkende spiegelpoorten opgevangen had en in de diepte verdwe nen was, richtte het schip zich nog even recht, stonden de drie masten nogmaals fier overeind, werden zij korter en korter, zonk eerst het grootmarszeil, toen het groot bramzeil in den kolk, verdween de top van de steng, zag men een kort oogenblik nog den kleinen rooden waker, als een vlam, in den oploop eener zee flikkeren; en toen was alles voorbij. Niets was er overgebleven dan de groote Oceaan en de lucht, wier beider angst wekkende uitgestrektheid alleen gebroken werd dooi de, laag boven den gezichteinder in het Noorden uit stekende, wolkgevaarten en de grauwe kleur in het Oosten, die tot blauw verdund werd in den omtrek der zon. Florence werd door eene rilling overvallen, en ik fluisterde haar eenige woorden van troost toe. Toen het schip in de diepte verdwenen was, hoorde men uit de boot, die onder bevel van den tweeden stuur man was, een zwakken kreet opgaan, doch overigens was men in een doodsch stilzwijgen van het schouwspel getuige gebleven. In de groote boot heesch men het zeil op, de an deren volgden dat voorbeeld, en, na het kleine sloeps kompas, dat ik in de giek had gevonden, voor mijne voeten neergezet te hebben, nam ik de stuurrepen in -<• handen en richtte het vaartuig op de groote boet aan, terwijl de bootsman den schoot van het kleine loggerzeil naar achteren bracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1890 | | pagina 8