EEN GEVAARLIJK GEHEIM.
door Charles Reade.
29)
Monckton liet geen tijd verloren
gaan. Hij maakte zich weêr twintig
jaar jonger, en kwam in de Dun Gow
aan als een oud bekende. Hij huurde
het eenige rijtuig, dat de herberg be
zat, en was niet lang daarna te Derby
van daar stuurde hij een brieljen naar
de herberg, om te berichten, dat zijne
tegenwoordigheid plotseling in Londen
vereischt werd, maar dat hij binnen
eene week tijds terug zou zijn. Hij
had zich voorgenomen, zich nooit we
der in dien omtrek te vertoonen.
Evenwel viel er het een en ander
voor, dat zijne vlucht en die van Bart-
ley verhinderde, en toch ook een
einde maakte aan hun goddeloos ver
bond.
Hope zou voor de laatste maal Bart-
ley's mijn inspekteeren, en hij wilde,
alvorens zich daaraan te onttrekken,
orde stellen op de zaken. Maanden
geleden was een tweede schacht, ge
boord, naar zijn verstandige voorschril-
ten, en deze zou nu geheel in orde
geweest zijn, ware Bartley niet te
zuinig geweest. Hope vergewiste zich
nu, hoeveel voeten er nog aan te kort
schoten, en teekende dit aan voor
Bartley.
Daarop, steeds voortgaande met alles
in oogenschouw te nemen, begal hij
zich naar het andere uiteinde van de
mijn, en kwam bij een soort van open
ruimte, die veel hooger gelegen was
dan de mijngangen, 't Was een mid
denpunt, van welks eene zijde ver
schillende loopgraven verschillende
kanten uitliepen, maar dat aan de
andere zijde gesloten was. Twee ol
drie dezer loopgraven hadden weêr
dwarsgangen, die uitkwamen bij de
oude mijnwerken, welker schutten
men voor onveilig had verklaard.
In deze open ruimte ging het nu
druk toe: ledige rolwagens werden
verwijderd, volle rolwagens werden
aangevoerd, en al de arbeiders, die
daar aan 't werk waren, waren voor
zien van brandende mijnlampen, die
glinsterden en (onkelden, en onwille
keurig aan glimwormen deden denken.
Thans werd er eene bel geluid, en
een gedeelte van den mannen, voor
wie dit een sinjaal was, hielden op
met arbeiden, en begonnen hunne
buizen aantelrekken, en wachtten toen
op het nederdalen van den bak, die
hen bij troepjens naar boven zou bren
gen. Op du oogenblik ontmoette Ho
pe tot zijne groole verbazing eene ge
stalte, in wien hij Ben Burnley meende
te herkennen. Hij hiel zijne lamp om
hoog, om te zien, of hij zich niet ver
gist had, en 't was indedaad Ben
Burnley. De schurk had de brutaliteit
zijne lamp ook omhoog te houden,
om zich te vergewissen aangaande
den persoon, die hem bekeek.
„Heb ik je niet ontslagen 1" vroeg
Hope.
„Wel zeker," antwoordde Ben.
„Maar je patroon heelt me weêr aan
't werk gesteld." Dit zeggende, liet
hij Hope Bartley's geschreven en door
hem onderteekende orde zien.
Hope beet zich op de lippen, maar
zeide niets anders dan ,,'t zal hem
berouwen." Burnley liep een zijgang
in; maar Hope riep een paar mannen,
die in de nabijheid waren, toe:
„Houd dien vent goed in 'toog,
mannen: jelui leven is niet veilig,
zoolang hij in de mijn is."
Burnley ging met de grootste on
beschaamdheid tegen een rolwagen
slaan aanleunen, en deed niets wat
de bizoDdere aandacht der arbeiders
kon trekken; eene minuut later kwam
de eerlijke mijnwerker, op wiens ver
zoek Hope zieh naar de mijn begeven
had, terug, en drong er bij hem op
aan, dat hij terstond een onderzoek
zou instellen naar de onderstutting.
Hope vroeg, of zich daar nog andere 1
mijnwerkers bevondende mijnwerker
gal op deze vraag een ontkennend
antwoord.
„Zeer goed," zeide Hope; „ik zal
hier even naar het water kijken, en
over vijf minuten zal ik bij de onder
stutting zijn."
Ongelukkiger wijze maakte deze
onvoorzichtige verzekering, dat Burn
ley precies wist, wat hij doen moest;
hij had reeds in het houtwerk een
kistjen met dynamiet verborgen, met
eene lont er aan, die omstreeks vijf
minuten kon branden. Hij liep er nu
heen, nu bij Hope had hooien zeg
gen, wat hij van plan was, en slak
de lont aanvervolgens kwam hij met
haastige schreden terug, om zelf veilig
uiL de mijn te kunnen komen, en Ho
pe als een prooi des doods daar achter
te laten.
Maar tegelijker lijd werd Grace Hope
in de mijn Dedergelatenzij zag haar
vader, en kwam op hem toeloopen,
terwijl zij gilde: „vader! vader!"
„Gij hier, mijn kind?"
„Er is een komplot om u te ver
moorden! Een man, die Bui nley heet
zal de oude mijnweiken doen ont
ploffen, op hel oogenblik dat gij daar
komt."
„Een ontploffing," riep Hope, „en
de geheele mijn vol verstikkenden
rook! Eén enkele ontploffing is vol
doende om er vijftig anderen te doen
ontstaan. Luidt de bel hier man
nen, wij zijn in gevaar!"
Toen ontstond er eene groote be
weging onder de arbeiders.
„Ben Burnley steekt de mijn in
brand
Een gegil, door woede ingegeven,
deed zich thans hooren, maar werd
spoedig door wanhoopskreten gevolgd.
Hope ving zijne dochter op in zijn
armen, en droeg haar naar een soort
van in de steenkoollaag gemaakte grot,
niet verre van daar.
„Vlucht mannen, naar het andere
gedeelte van de mijn ["schreeuwde hij.
Eene geweldige ontploffing liet zich
nu hooren. Daar kwam Burnley aan-
loopen, verschrikt over zijn eigen
werk, en voornemens om het gevaar
te ontvlieden. Hope sprong uit de grot
op hem los en riep„ge zult er niet
uit levend noch dood gij zijl
de laatste, die de mijn zal verlaten!"
Burnley worstelde met de woede
der radeloosheid, rr.aar Hope smeet
hem op den grond en deed hem aan
zijne voeten nedervallen. Op dit oogen
blik volgde een ontploffing, veel ge
weldiger dan de voiigede eene zijde
van hel middenruim stortte in, en de
aarde beelde. Hel uiterste gedeelte van
den mijngang stortte in op den bak,
met welken men de mijn moest ver
laten, en een aantal arme mijnwerkers,
die hoopten daarmede aan het gevaar
te ontkomen, werden er onder bedol
ven; maar voor 't oogenblik waren
zij behouden, die aan Hope's bevel
hadden gehoorzaamd, en naar een
ander gedeelte van de mijn waren
gevloden, en toen de verstikkende
damp een weinig was weggedreven,
stond Hope daar, bleek als een doode,
maar sterk als ijzer, met den moorde
naar aan zijne voelen, terwijl de arme
Grace in haar schuilhoek sidderend
rondkroop. Het lot, dat deze drie nu
te wachten hadden, wasóf een spoe
dige dood, als zij in den rook stikten
óf een langzame hongerdood; óf eene
redding door van buiten al aangewen
de pogingen, waarop echter weinig
te hopen viel, daar er maar één schacht
voltooid was, en deze was nu geslo
ten door een berg van débris.
HOOFDSTUK XXI.
Levend Begraven.
De ontploffingen, die daarbeneden
met zulk een donderend geweld ge
paard gingen, openbaarden zich bij
den mond der mijn slechts als een dof
gerommel; maar helaas, dat doffe ge
rommel en hel uitbarsten van een ake
lig roode vlam verkondigden duidelijk
genoeg aan allen, die maar eenigszins
met mijnen bekend waren, wat vreese-
lijke dingen er gebeurd waren, en de
angstkreet van een geheel dorp steeg
ten hemel.
Het gerucht van het onheil verspreid
de zich als de wind. Het bereikte al
spoedig Clifford Hall, en de opzich
ter zelf spoedde zich met het treuri
ge nieuws naar Mr. Bartley. Bartley
hoorde het eerst met wezenlooze oogen
aan en beelde over zijn geheele li
chaam. De opzichter vervolgde daaarop
met zachter stem,,'t ergste van alles,
mijnheer, is, dat er misdadig opzet
bij in 't spel is. Op goed gezag wordt
gezegd, dat Ben Burnley de mijn in
brand heeft gestoken, met het doel,
om menschen, die boven hem ston
den, te verdervenen hij heeft dat
gedaan, want mijnheer Hope en Miss
Hope, dat wil zeggen Miss Bartley,
zooals wij haar vroeger noemden
zijn beiden in de mijn." En met ge
broken stem liet hij er op volgen:
„en als zij niet reeds levend verbrand
ol gestikt zijn, zal het toch nog be
zwaarlijk gelukken hen te redden.
De mijn is geheel verwoest en ver
nield."
Bartley slaakte een woesten kreet
en vloog onmiddellijk het huis uit;
hij zette niet eens zijn hoed opmaar
de opzichter, die zich zelf meer mees-
ster was, nam een hoed uit de vesti
bule en vclgde hem.
Bartley liep zoo hard hij kon naar
de mijn, en vernam, dat verscheide
ne wakkere kerels naar beneden ge
gaan waren met hun houweelen en
andere gereedschappen, om de schacht
te ruimen, doch dat was een werk, dal
niet anders dan vreeselijk langzaam
kon vorderen, daar maar zoo weinig
mannen tegelijkertijd in die beperk
te ruimie konden arbeiden. Bartley te
legrafeerde naar Derby om een krach
tige stoommachine en ervaren machi
nisten, en wilde een anderen gang
maken, om de nieuwe schacht be
neden te kunnen openen, ten einde
te zien, of er ook nog slachtoffers op
die wijze te redden waren. Al wat hij
deed was verstandig, maar zijn houding
deed denken aan een man, die van
zijne zinnen beroofd was. Niemand
van degenen die hem kenden, had
gedacht, dat hij zooveel gevoel had,
en meer dan eene der sidderende
vrouwen voegde hein een vriendelijk
woord toe; hij antwoordde daarop
niet, en scheen er zelfs niets van te
hooren. Hij zwierf den geheelen avond
handenwringend bij de mijn rond,
en eindelijk moest men hem bijna
dwingen naar huis te gaan.
Het menschelijk gevoel had de over
hand gekregen op het vooroordeel,
en Kolonel Clifford kwam bij de mijn,
om te zien, of hij ook iets kon doen
voor de slachtoffers. Hij klampte den
opzichter aan, en vernam van hem,
wat Bartley bezig was te doen. Hij
zeide, dat dit naar zijne meening het
beste was wat men doen kon, als
men maar zorgde voor verdeeling van
den arbeid; „maar," vervolgde hij,
„ik ben een oud gediende, en ik weet,
dat manschappen niet kunnen vech
ten zonder voedsel, en dit werk zal
werkelijk een strijd zijn. Hoe zult ge
de nieuwe troepen, die ge wacht, her
bergen?"
„Er worden zeven-en-veerlig man
nen vermist, en de arbeiders, die wij
verwachten, kunnen in hunne huis
jes slapen."
„Dat is zoo," zeide de Kolonel, „maar
daar zijn de vrouwen en de kinderen.
Ik zal tenten zenden, waarin ze kun
nen slapen, en tenten, waarin zij kun
nen eten, en voldoende provizie, om
een geheel bataljon te voeden. Zeven
en-veertig menschenlevens!" riep hij
ontroerd uit.
„Ja, mijnheer," sprak de opzichter,
„en daaronder levens van zoo onschat
bare waardewant Mr. Hope en Miss
Mary Bartley maar 't is waar ook,
dat is nu haar niet meer, want zij
is de dochter van Mi'. Hope."
„Welnu, wal heeft zij er meê uilte-
staan
,,'t Grieft me, dat ik het zeggen
moet, mijnheer, maar zij is ook in de
mijn."
„Dal verhoede God!" riep de Ko
lonel uit„dat edele meisjen dood, of
in levensgevaar!"
„En dat is toch werkelijk het
geval, mijnheer, en" zijne stem
klonk nu zachter „tengevolge van
een misdadig opzet," en hij zag nu
den Kolonel, die geweldig geschokt
en ontroerd was, aan, terwijl hij ver
volgde: „en ik mag hel ook niet voor
u verzwijgen. Gij zijt onze naastbij
wonende overheidspersoonde jonge
dame heeft me bij den ingang van
de mijn verzekerd, dat zij de dochter
van mijnheer Hope is."
„En dat is ook waar."
„En zij zeide, dat er een komplot
bestond, om haar vader in de mijn
van 't leven te berooven, door de oude
mijnwerken, die hij ging inspekteeren,
te doen ontploffen. Een zekere Ben
Burnley zou- het doen, een smeerlap
van een kerel, die een wrok tegen
Mr. Hope voedt, omdat deze hem ont
slagen heeft. Maar hij werd daartoe
door uitgeloofd geld bewogen, en een
ellendeling, die zij ons beschreven
heeft zwarte wenkbrauwen, een
lijkkleurig gelaat, en gekleed in een
pak van gekeperde stof, jas, broek
en vest van dezellde kleur. We hoop
ten nog, dat zij zich vergist mocht
hebben, of dat zij mijnheer Hope nog
bij tijds had kunnen waarschuwen;
maar nu is duidelijk genoeg gebleken,
dat zij zieh niet vergist heelt, en zij
heelt geen tijd gehad om hem te
waarschuwen. Het is gebeurd, en een
gruwelijker misdaad is er zeker nooit
op of onder Gods aardbodem ge
pleegd."
Kolonel Clifford zuchtte; een oo
genblik later zeide hij: „maak je da
delijk meester van dien Ben Burnley,
anders zal hij weien te ontkomen."
„Neen, dal zal hij niet," antwoord
de de opzichter. „Hij is in de mijn;
dat is tenminste één troost; en als
hij er levend uitkomt, dan geef ik
ook niet veel voor zijn leven, met de
wet ter eenre zijde van den schurk,
en Rechter Lynch ter andere."
„'t Allereerste, waaraan gedacht moet
worden," hernam de Kolonel, „is, dat
al hel mogelijke gedaan worde, om
die kostbare levens te redden. God
helpe ons en hen!"
Hij begaf zich toen naar het spoor
wegstation, en telegrafeerde aan eenige
voorname handelaars in Derby, om
provizie, ingelegde en versche eetwa
ren, op groote schaal, alsmede om
nieuwe tenten. Hij had eenige oude
tenten, die ergens in zijn huis waren
weggeborgen. Hij zorgde ook voor
overvloed van messen, vorken, borden,
emmers, kruiken, kannenom kort
te gaan, hij opende een commisariat.
Hij vroeg naar zijn zoon Walter, en
hoe het kwam, dal deze zoolang uit
bleef. Hij kon niets te weten komen,
dan dal Walter te paard was uitge
gaan, en aan Baker gezegd had, dat
het wel acht uur zou worden, eer
hij thuis kwam.
„John," sprak de Kolonel op plech-
tigen toon; „ik ben zeer verontrust
en in groote ongelegenheid, en ik
vrees, dat Waller er nog erger aan
toe is. Laat niemand hem iets zeggen
van 't geen er in de mijn is voorge
vallen, voordat ik hem eerst gespro
ken heb."
Walter Clifford was naar hel ho
tel aan de Meiren gereden, om te vra
gen naar den armband. De vrouw uit
het logement zeide hem, dat zij haai
man met den armband er op afgezon
den had, om het kostbare voorwerp
aan de eigenares te overhandigen.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES. te Haarlem,