EEN GEVAARLIJK GEHEIM. door Charles Reade. 35) Daar klonk een slag, als van een hamer, die op een kerkklok slaat, aan de buitenzijde van den wand dat geluid scheen van zeer verre te komen. In 't oor van hem, die, evenals de gemelijke Elia, op zoo vermetele wijze zich had beklaagd over zijn Maker en zijn Maker, die nooit toornt, had het hem vergeven was het alsol die slag tegen de buitenzijde van den wand een geluid was, dat uit den hemel kwam. Hij bleef stilstaan, en trilde als een boomblad; hij luisterde aandachtig; maar het geluid herhaalde zich niet. „Ach," riep hij uit, „'t was zins verbijstering nu bij mij, evenals pas bij haar!" Maar desniettemin greep hij zijn hamer en sprong naar de achterzijde van het voorruim, en op een kolossaal blok steenkool geklommen zijnde, sloeg hij met den hamer, ver boven zijn hoofd, tegen de steenkoollaag. Twee keer sloeg hij aldus, met lange tusschenpoos, en daarna nog driemaal snel achtereen. Grace hoorde het, en begon vol ver bazing zich op haar handen een wei nig op te heffen. Yan de buitenzijde van den nrijnwand klonken nu twee slagen, met een tus schenpoos, die een mijl ver weg sche nen te komen, ofschoon de afstand nog geen tien voet was; en toen klon ken er drie slagen snel achtereen. „Dat is de echo van mijn sein," gilde Hope. „Hoort ge wel, mijn kind, er wordt geantwoord op mijn sein! O, dank zij God! Dank zij God!" Hij viel op zijn knieën en schreide als een kind. Een minuut later stond hij, brandende van hoop en blijdschap, bij Grace en sloeg hij zijn armen om haar heen. „Gij kunt het nu niet opgeven. Blij! nog een minuut of wat strijden Dood, ik tart uik ben vaderik scheur mijn kind uit uwe klauwen." Dit zeggende, hief hij haar met ver bazingwekkende kracht in zijn armen op. Nu was hel Grace's beurt om alle zwakheid af te schudden, onder den indruk der geweldige ontroering, die zich van haar had meester gemaakt. „Ja, ik zal leven!" riep zij uit; „ik zal leven voor u! O, die moedige mannen! Hoor, hoor! Daar zijn de houweelen aan 't werk! Een leger komt opdagen om ons te verlossen, vader; de God, aan wien gij twijfeldet, zendt hen, en een of andere held voert hen aan." Deze woorden waren haar nauwelijks over de lippen gekomen, of Hope liet haar uit zijn armen los, opnieuw vreeselijk verschrikt. Eens vijands houweel was aan 't werk om hen te verderven; Burnley sloeg met woe dend geweld op den zwakken wand van den waterbak, terwijl hij schreeuw de: „ze zullen me in stukken scheuren er is voor mij geen hoop meer in deze wereld, noch in eene volgende." „Die waanzinnige!" gilde Hope; „hij zal de mjjn vol water laten loopen, voordat zij ons redden kunnen 1" Hij vloog op Burnley af en greep hem, maar zijne razernij was voorbij, en Burnley won het van hem in kracht; na eene korte worsteling smeet Burnley hem met verbazingwekkende kracht van zich. Hope vloog weêr op hem los, maar hij nam daarbij de noodige voorzichtigheid niet in acht, en de woesteling, het hoofd vooruitstekend, deed Hope's borst daarmeê zoo gewel dig in botsing komen, dal deze achter over viel, en geheel buiten adem bleef liggen. Grace snelde naar hem toe, en hief hem een weinig op. Hij was niet een man, die spoedig van zijn stuk was. „Naar de kar," sprak hij hijgend, „anders zijn we verloren „Ik zal de mijn onder water zetten Ik zal de mijn onder water zetten!" gilde Burnley. Hope deed zijne dochter op het groote blok steenkool klimmen, dat we reeds vermeld hebben, en van dat blok sprong zij op de kar, en in haar opgewondenheid, en met haar athletiesche kracht wist zij bovenop de volle kar te komen, en kon zij zelfs haar vader helpen, er ook op te klimmen. Maar nauwlijks had zij hem boven op de ka:en terwijl hij nog maar met de knieën er op was, scheurde de wand van den waterbak onder Burnley's houweel van een, ongeveer zes voet boven den grond; een groote kolom waterstuwde massa's aarde en steenkool voor zich uit, en stroomde met zooveel geweld legen de kolenkar aan, dal deze tegen den tegenoverliggenden wand werd ge smeten, en het scheelde weinig of Grace was er afgetuimeld, tengevolge van den hevigen schokmaar Hope, die nog steeds op de knieën lag, greep haar en hield haar stevig vast. Grace gilde vreeselijk. Onmiddellijk werd er een luid gejubel aangeheven builen de mijn door de arbeiders, die tot nu toe zwijgend hadden voortge- werkt; want dal gegil had bewezen, dat het vi ouwelijk slachtoffer van het onheil ook nog in leven was de vrouw van den wakkeren jongen man, die hun aller hart gestolen had, zoodal zij hem als '1 ware als een dei- hunnen beschouwden. Drie kolossale golven sloegen tegen de kar aan, en gaven haar een ge weldigen schok. De eerste kwam tot op de halve hoogte van de kar; de tweede tot op ruim tweedei de van de hoogte; de derde dreef hét bewusteloos lichaam van Ben Burniey, met bloedend hoold en gebroken beenderen tegen den rand van de kar aan, om het terstond daarop in een warrelende draaikolk terug te voeren. Grace gilde onophoudelijk; zij be schouwde zich nu als verloren, en hoe luider zij gilde, des te luider en nader bij klonk het geschreeuw en het ge jubel der bevrijders. „Neen, wees maar niet bang," riep Hope haar toe, „ge zult niet sterven. Liefde is sterker dan de dood." Nauwlijks waren deze woorden hem over de lippen, of de punt van een stalen houweel drong duidelijk zicht baar door de steenkoollaag heen, daarna nog een, even hooger, en toen nog een, en nog een. Er ontstonden gaten en vervolgens bressen, die steeds grooter van omvang werden; daarna stortte eene massa steenkool in met verdubbelde woede werkten de houweelen, een geheel gedeelte van den mijnwand bezweek en daar stond in den rossen gloed der lam pen, de moedige bende, brullend, schreeuwend, ijverig voorlwerkend, aangevoerd door een kloeken reus met ontboote armen, bezoedeld en bloe dend, met een berookt gelaat, met de hai. en en de wenkbrauwen vol sleen- koolstol, en met oogen die schitterden als gloeiende kolen. Met één sprong was hij bij de kolenkar, waar hij zij ne vrouw in zijn armen opving, en haar aan zijn kloppend hart drukte. Touwen, ladders alles werd aange bracht en zij waren gered, ter wijl het lichaam van den moordenaar ronddwarrelde in de wegzinkende draaikolken van zwart wateren toen dal water terugvloeide naar het lager gedeelte van de mijn, lag het daar, overdekt met modder, aan de voelen van hen, die deze onschuldige slacht offers gered hadden. HOOFDSTUK XXII. Vreemde verwikkelingen. Span al de vermogens van uw geest in en maak u eene voorstelling, als ge kunt, van 't geen er in die moe der omging, wier eenige zoon ziek was geworden, en die hem, nadat haar hart tusschen hoop en vrees ge dobberd had, voor haar oogen zag sleiven, en daarna er getuige van moest wezen, dat hij in de doodkist nedergelegd en naar de laatste rust plaats gedragen werd. Maar Eén, in de gestalte eens menschen, gelast de dragers stil te staan, raakt de kist aan en opent haar, en de doode komt terug, met den blos van jeugd en ge zondheid op de wangen, en wordt aan zijne moeder teruggegeven. Dat tafreel kan geen mensch zich als werkelijkheid voorstellen; maar met wat inspanning zult gij er u iets van kunnen voorstellen, wat Walter Clifford gevoelde, toen hij, bijna op het toppunt van wanhoop, uit dat le vend graf het goede en sehoone schep sel terug ontving, dat het licht zijner oogen en de lieveling zijns harten was. Welk een blik vol liefde wierp hij op haar! Wat een woorden vol troost en blijdschap fluisterde hij haar toe, toen hij met haar en Hope in den bak omhoog rees, om zich weidia weder te kunnen koesteren in den heerlijken zonneschijn! En toen zij boven kwamen, met welk een uit bundig vreugdegejuich werden zij daar begroet! Allen waren daar. Het bericht van Hope's sinjaal was overgekomen. Een oudeiwetsche telegraaf was door Ko lonel Clifford opgericht, en de uitge breide armen van dien telegraafpaal hadden hem het heugelijk nieuws medegedeeld. Die oude veteraan was daar met zijn rijtuig en matrassen, en met een bekwaam geneesheer. Ook Bartley was daarhij was bleek en zag er verouderd uit; hij beefde en weende. Hij viel op zijne knieën voor Hope en Grace. Met afkeer wendde zij zich van hem af; maar hij riep uit: „dat is niets! Dal is niets! Zij zijn gered! Zij zijn gered!" Walter droeg haar naar zijn vader, en liet Bartley op zijne knieën liggen. Toen keerde hij terug naar Hope, die daar roerloos en bewusteloos op zijne knieën lag. Een brok steenkool, dat door het houweel van een der arbei ders was losgeslagen, had hem aan den slaap zijns hoolds getroffen. De moedige man had getracht zijne won de met zijn zakdoek bedekt te hou den, maar de zakdoek was doorweekt van bloed, en de man was, uitgeput door honger en geweldig geschokt en, mede tengevolge van de ontvan gen wond, voelde hij pijn noch vreug de. Met hartelijk medelijden werd hij in het rijtuig getild, het bloed ge stelpt, en werden hem door den dok ter opwekkende medicijnen toege diend. Maar Grace wilde, dat zijn hoofd tegen hare borst zou rusten, terwijl Walter haar hand in de zijne geklemd hield. Gelukkig was de dok ter dezelfde, die over Kolonel Clifford gepraktizeerd had, toen hij aan dien aanval van inwendige jicht leed. We noemen dat gelukkig, want patiënten, die een vreeselijk hongerlijden hebben moeten verduren, moeten met de grootste bekwaamheid en de uiterste behoedzaamheid behandeld worden. Zachte prikkelende middelen en slij merige dranken moeten aan meer ste vig voedsel voorafgaan, en maar zeer weinig van dat alles mag op ééns ge bruikt worden. Dokter Garnet begon reeds in het rijtuig zijne patiënten te behandelen. De eerste lepel ei met brandewijn werd aan Grace Hope toe gediend. Haar houding was vreemd geweest. Zij had nu en dan den indiuk gemaakt, alsof zij verlegen was, en van tijd lot tijd had zij een blik vol onbeschrijfelijke teederheid op Walter geworpenmaar een oogenblik later had zich haar voorhoofd weder ge fronst, en was het geweest, of zij niet wist wat zij aan 't geen er voorviel had. Maar nu wierp zij op Walter een blik, die hem drong zich dichter bij haar te schuiven, en met een he- melschen glimlach sprak zij: „gij hebt mij het meest lief meer dan de andere." Daarop boog zij zich over haar vader heen, en begon zij te schreien. „Meer dan de andere," zeide Walter overluid. „Wal voor een ander?" „Houd u bedaard," zeide de dok ter. „Meent ge waarlijk, dal een mensch zes dagen lang met een ledige maag kan leven, zonder dal hel hoofd er onder lijdt? Kom, mijn waarde, neem nog een lepelvol. Ge zijl een goed meisjen! Laat me nu u eens bezien, Mr. Walter." „Waarom? Wat scheelt hemV' vroeg de Kolonel. „Ik heb hem mijn leven lang er niet beter zien uitzien dan hij nu„doet." „Indedaad 1 Boode plekken op zijne jukbeenderen, en ook op zijn hoofd slapen, alsmede een ongewone gloed in de oogen." „Opgewondenheid en geluk," zeide Walter. De dokter nam geen notitie van zij ne woorden. „Hij heeft zich aan de eischen der Natuur niet gestoord," merkte hij op, „en zij wil zich wre ken. We zijn het bosch nog niet uit, Kolonel Clifford, en gij zult best doen, hen alle di ie onder mijn kommando te stellen." „Volgaarne, waarde vriend," haast te Kolonel Clifford zich te antwoorden „'t is uw departement, en ik heb er nooit heil in gezien, dat er twee het kommando voerden." Het rijtuig hield stil voor de groo te deur van Clifford Hall. Deze scheen zeil open te gaan, en daar binnen stonden al de dienstboden in twee ge lederen geschaard. Zij legden allen de hartelijkste be langstelling aan den dag, maar John Baker en Mrs. Milton waren de eeni- gen, die het waagden dit uit te spre ken. „God zegene u allen!" sprak Kolonel Clifford. „Maar 't is nu onze beurt. Zij zijn allen onder 's dokters handen. Mijn geheele huishouding moet hem stipt gehoorzamen. Dal ge last ik. Dr. Garner, dit is Mrs. Milton, mijn huishoudster. Ge zult in haar een goede luitenant vinden." „Mrs. Milton," zeide de dokter ter stond „warme baden in drie ver trekken, en dan deze alle drie te bed 1 Laat mijnheer Hope naar boven dra gen; hij is de patiënt, die hel eerst aan hulp behoefte heeft. Breng me eieren, melk, brandewijn, portwijn. En wie uwer is de keukenmeid „Wat is er van uwe dienst, mijn heer?" „Maak met je rolstok drie kuikens fijn, en breng ze onder hel hakmes; zet ze vervolgens in een groolen pot met koud water op, laat ze een uur koken, en stool ze tot een geleizijg dat dan door, en dien ze op. Laat intusschen drie sneden half rauwlams- vleesch boven brengenwe willen hen een weinig laten kauwen, maar niet veel." De patiënten onderwierpen zich als lammeren aan al wat werd voorge schreven alleen Walter pruttelde een weinig, maar moest op 't laatst toch erkennen, dat hij hoofdpijn had, en door een gevoel van afmatting werd overvallen. Julia Clifford belastte zich meer be paald met de verpleging van Grace Hope, de dokter met die van William Hope, en Kolonel Clifford ging bij Walter's bed zitten, wenschte hem geluk, trachtte hem tot kalmte te brengen, totdat deze patiënt inslui merde. Wordt vervolgd), Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, ie Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6