bas
'uaspB{ddee{s 99M^ qaiz uapuoAaq uumep ïpaaMa§
piuapaq uiapdcq uap jooa sbm 'uBiujnnp nap uba
aip jsbbu 'uapnq aiJp aap apjoojS 9Q 'ua°najq ai
ap.10 UI pM 9OU0JOU U0 STIBUIBQ apiBJ, JOOA jfl{q.iaA
pq uio 'ui djnq suaip daiJ ua ubbis pntcq ap uba
jnap ap ui qoq uap qi °ez 'apuatuoq piq ap qifx
•puBiia asq uapi-ieA fïjyi
'IIIAX XflXSCLIOOH
■japaM cuaq pqjaA
ua aip apmp 'puuq aufiz qi a}PA 'apuaqqaq pSazaS
IIP u3 „'^"P9® uapaoAv {Bz n ubb pjaa pq 'uaSfuq
uauunq d[nq aM sp 'pp 'do pnjaS .19 uaqaj ua 'uba
apaq pq Ja dooq 'paotu uapaoS uaqossnpi puojj
•uazfiM uauunq aj spBBMSinq SaA\ nap aimf yvwg
ap ubb 'jaM quap ua 'najBAaS jaaiu qaq qi pnq
uadpq piu fira fi§ pp 'S.ioz auaaS n qBB{^[ 'UBinaaz
duuq uaa a.wmyfrjdjg ap uba UBtnspoq uap Sou
nap fiA\ uaqqaq uaipua^iuq jbbui" 'qi laz (('pao£)"
(('.iaAO xuaq ubb pnjaS qt.iq ap pB[ uap
-uiA uoosjad pMnojpaA uaa sjamog iubi{[t^ ubb qnz
fi§ .iBBjq j uad{aq a{ n uio 'uauioq qap ubb jbbui qi
uo}{ -uap.iooM aan ui spuaqqaMdo spi si jg[ 'aijBjpny
jbbu uaSSijsjaoq uba uapjd uajooq a'{ u 'jaaqufiui
'uaqaids a{ n pm 'paoS ooz hui pop pq" 'fin :az
u'O" 'Puora utlz 1110 9PI"ds qoB{uii{S aqqBMz uaa
ua paq uba poos uaa uiBA\q uaSoo ajqop aufiz uj
378
nooit vreemd op moet kijken van de dingen, die er
gebeuren. Wij hebben één nacht in een open boot
doorgebracht, een dag en een nacht op gindsche rots:
dat stond in zooverre nog met onze schipbreuk in
verband. Maar nu is het geen zaak, ons daarover
nog langer te verbazen, doch moeten we naar huis
zien te komen. En o, mijn lieveling, mijn engel, wat
zal ik mij gelukkig gevoelen, als gij den vaderland-
schen grond weêr onder uwe voeten hebt, en alle
gevaar geweken is voor nieuwe zeerampen, die aan
uw lieve gezichtje den blos zouden kunnen ontnemen
en uwe heerlijke oogen zulk een bezorgde en wanho
pende uitdrukking geven, als daarin nog gisteren
voor mij te lezen was."
„Het is een vreeselijke tijd geweest doch hij
heeft toch eenig nut opgeleverd, Jack."
,,Welk dan, mijn liefste?"
„Hij heeft ons nog inniger aan elkaar gehecht,"
zeide zij, haar hoofd vooroverbuigende, zonder haren
blik af te wenden.
„O ja, dat is zeker waar. Maar wat zal nu het
einde zijn? Wat zal uw vader doen, als wij t'huis
komen? Zou hij ons weêr scheiden willen?"
„Ik denk niet, dat hij dat zal willen ik denk
niet dat hij het zou kunnen antwoordde zij. „Arme
papa!" vervolgde zij met een zucht.
Met de armen over elkaar, leunde ik tegen de ver
schansing, terwijl mijn oog op haar bleef gevestigd.
„Ik spreek van t'huiskomen,"zei ik, „maar eerst moeten
we Australië nog bereiken. Ja, meisjelief, omdat ge
woonlijk de wind in deze zee uit het Westen door
staat, en het ons te veel moeite zou kosten, eerst een
duizend mijlen om de Noord te gaan en daar een
(i-uauaqai a{ uapuiM aqfippa^ do uaajjB ibbiu qfquaSia
uaqaap azap ui uaqqaq a^ -uaop uauunq japq
f[A\ pp 'piu joopg qj" -qi laz ,/aip.ipny jbbjj;"
•uamau a{ poep qi s.iaoq uaqjaM 'uBuunnp
ap §ao.iA azned apoq auaa b^j -uaSupdo ua§Bz d|nq
aSiuaa piu uaqaM jfu ap uauuiq fiM pp 'ufiz uauunq
qfipSora uapaqSipuBpmo auaiziooAuo pgooq uba doo[
-uauiBs uaa joop uaajp ua SiqqnjaSuo aj jb qoo{ noz
pq ua ua§B.ip a> pAV uauaospB.i ap ui Suidrauqaq
aSiuaa sbm 'uraMq .iapM ubb qajqa§ uaa§ jbbiu .ia
§ub{ooz pbav 'UBBpaq aj apjaoqaq piaqpnaaSuo p;
uapai auaaS Sou tuojBBp ja uooqosjo 'uaSa{ {ip fira piA
UBp 'sbav pinf ucmjnnp uap uba jBBSdo ap sjy
<(-ua{Bqdo qoq uap .loop suaa jBBra qoqatsiA
-o.id pq jaAaij pB{ 'qooQ -jaaquljm 'pin joo{aS qj"
fliPiu Jaajy"
(/ufiz a; uaq
-fqq {bz aijenpiA SaouaS uaqaAA jfiA jooa 'ubb Siuinz
pM 'ja pp" 'jBeqjooq mubu 'fiq iaz ,/quap q|"
•jna[qqfjf a{BA
'apoa ap spaaj uBBjBBp ;ip jbS 'jaiA pspS ufiz do uoz
ap uba p[oi{ ajjoA {aq nu uao) ua uaquoz.xaA sutad
-aS ui SuBjpfp uaa Sbj ua uaSoo auljz po{s fijq
-naams uap
-saz snp 'pppSaam uapuoAvaS aaAp ap ua uaAjazn
'ubiu uaAaz ua.iBA\ jaiq ua pp§ ui uaSau ufiz fi^"
-ufira 'ufiz qjap ubb^jooa aM uaj{nz ubiu paAaopj"
(i(i ai{BnpiA ap ptn pq psp aoq ujp 'si p.iooq ubb pao[A
-jaao ui japMquijp ja pp 'Siqqn{aS .iooq qj" -qi laz
(('uad[aqaq a^ uaiz japuoz .ibbiu suo fiM naqnz ubq"
<('UBBp uaAfijq {ip si japuiouojqa ap pp
'jaM quap qi jbbj\[" -(rq dau (('.iaaqufitu 'uaputA sa{{B
W8
371
Wij volgden den man het dekhuis in, dat van bin
nen geheel in overeenstemming bleek te zijn met de
rest van de brik. Aan stuurboordszijde bevond zich
eene tafel, waarachter een voor zitplaats ingerichte
bank, met kastjes en laden er onder; aan bakboord
liep een beschot, dat drie hutten afsloot, en nog een
soort van bergplaats voorin had, die de timmermans-
kist, zeilmakersgereedschappen eri verder zaken voor
dagelijksch gebruik bevatte. Het was eene hoogst een
voudige kajuit, niet veel beter dan een hok, dat eigen
lijk uitgewoond en zeer verveloos was; boven de tafel
lieten een paar ronde glazen het licht vallen, en in
elke hut bevond zich een klein poortje. Het karpet,
als de brik ooit een karpet bezeten had, was zeker
met den laatsten storm overboord geraakt. Ik noodig-
de Florence en hare tante uit, plaats te nemen, terwijl
ik den stuurman ging bezoekenen toen Somers mij
diens hut, als de achterste van allen, aangewezen had,
tikte ik op de deur en trad binnen.
Door het raampje viel het zonlicht nog binnen en
in den daardoor teweeggebrachten nevel, die het eerst
moeielijk maakte iets te onderscheiden, ontdekte ik
eindelijk eene slaapplaats, waarop iemand lag uitge
strekt, die half ontkleed was en een oude deken over
zijne voeten had.
In een hoek van de hut stond een groen geverfde
zeemanskist, waarop een tinnen bord met een stuk
onaangeroerd gezouten vleesch. Op het dek, onder de
kooi, lag een gebroken steenen pijp. Een oude, lang-
gedragen pijjakker hing aan een haak tegen de deur,
en bij de kist stond een ledige koperen waschkom.
De arme kerel, die hier ziek lag, was een man van
hoogstens dertig jaren, die best voor vijftig had kuns