FRISCH BLOED. HOOFDSTUK IV. De oktvangst bij de TtuMLAy's. Uit het Engelsch van John Habberton, Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz. 4) Behalve vele ïulke verzoeken, had Phil beloften le doen aan do zijnen jonge mannen en vrou wen, wier behoeften kleiner, maar daarom niet lichter te beviedigen waren, en de smart der scheiding werd voor den aanstaanden reiziger en zijne ouders verlicht door de ge dachte, dat geen hunner weêr lust zou hebben, totdat Phil goed en wel vertrokken zou zijn. De dag van het uitzeilen bracht eene groote menigte bezoekers aan, zóó groot, dat de dominé, die er ook bij was, onvoor bereid een „bidstond onder buren" hield, waarin de Voorzienigheid ge smeekt werd, „onzen dierbaren jon gen broeder voor de gevaren der diepte te behoeden," en indachtig gemaakt werd aan zoovele van Phil s goede hoedanigheden, dat alleen een ingescha, en eerbied voor godsdiensti ge vormen den nederigen jongeling weerhield, de achterdeur uit te slui pen en zich in hel tuim der sloep te verbei gen, totdat er een breed wa tervlak tusschen hem en de kusl zou zijn. Toen bracht het gansche gezelschap, behalve twee of drie oude vrouwtjes, die bij Juffrouw Hayn bleven „om het haar te helpen dragen, die arme ziel," Phil naar de sloep. Ónder hen waren vooral jonge mannen, die zich bereid schenen te verklaren, in geval Phil een plaatsvervanger noodig mocht hebben, en meisjes, wier gelaat te ken nen gal, dat, indien Phil nog iels heel liels aan de eene ol andere zou willen zeggen, al was 'l ook maar als eene gedachtenis, zoolang hij weg was, hij heel verkeerd zou doen, het nu niet te doen. Sol Mantring maakte een einde aan het afscheid nemen door de opmer king, dat bidden heel goed en wel was, waar het le pas kwam, maar dat hij het minder geschikt achtte bij eene sloep, die bij ebbe in eene ondiepe rivier lag, zonder wind om haar er uil le helpen. Dus spoedde Phil zich aan boord, hoewel niet voor en aleer zijn vader zijne hand bijna verbrijzeld had door een greep, ontwikkeld door vele jaren oelening met teugels, en bijl- steelen, en door innige vaderliefde. De trossen van de sloep werden losgegooidhet groot zeil was al ge- heschen, en de boot begon op de ebbe af te drijven. Dit was het sein tot een wuiven met de zakdoeken, en een koor van hoezee's, geduren de welke pachter Hayn naast de sloep langs den rivieroever voortstrompel de, zonder acht le slaan op modder, steenen, moerasgras en kaltestaarlen. Hij scheen zijn jongen niets meer te zeggen le hebbenimmers werden zijne herhaalde uitroepingen voorna melijk tot Sol Mantring gericht, die aan hel roer stond, en hadden deze evenmin betrekking op Phil als op den Khan van Khiva. Zoo scheen ook Phil minder belang te stellen in zijn vader dan in het net van touw werk aan den voet van den mast. En toch toen de oever der rivier bij den kant der baai stomp liep, en dus niet langer kon gevolgd worden, stond de oude man daar, zooals Sol Mantring later zeide: „te kijken, als of hij zijn laatsten vriend verloren had, en er nooit een weêr hoopte te krijgen, en als was hij op eens tien jaar ouder geworden," en Phil, toen hij dit zag, ging recht overeind staan tegen den vriendelijken mast, die hem voor 't oog der andere schepelingen verborg, en wierp zijn vader kushan den toe met de ongedwongenheid der vroege kindsheid, zoolang hij de vale oude jas en den hoed onderscheiden kon van de gelijk gekleurde steenen, die de plek kenbaar maakten. „De gevaren der diepte" werden ge lukkig afgewend. Phil zou er tenminste gaarne wal meer geloopen hebben,maar de wind verkoos niet harder le waaien. De sloep wierp eindelijk het anker te New-York uit, tegen de avondsche mering van den tweeden dag. 1 hu trok vlug zijn beste pak aan, en daar dat gedeelte der stad, waar de mees te ijzerkoopers wonen, niet ver weg was, en Sol Mantring de straten tn die wijk der stad kende, ging nu, met nauwkeuiige inlichtingen van den schipper, op weg om mijnheer I ram- lay op te zoeken. De oprechtheid van zijne voornemens maakte, dal hij niet merkte, hoe hij zich op eene voor hem ongewone wijze aansteldemaai toen hij langs den kant van het ha- venhoold naar boven klom, en zich naar de massa licht vóór hem spoed de, maakte Sol Mantring legen hel andere scheepsvolk, uit twee man nen bestaande, de opmerking „Ik wist het wel." „Wist wall" „Hij is verliefd. En erg ook. Phil vond zijn weg langs de hoofd straat van New-York naar Biooklyn, terwijl hij vol verwondering naar de volle trottoirs en schitterend verlich te winkels keek, maar hij verzuimde tevens niet, naar de namen derstia- ten op de hoeken te kijken. Weidia sloeg hij eene straat in, die hem door Sol als een gedeelte van zijn weg was aangeduid; tezellder lijd kwam hij uit het licht in de duisternis, en dat wel zoo plotseling, dat de verande ring hein bijna vrees aanjoeg. loch ijlde hij voort, en begon, 11a nog een hoek omgegaan te zijn naai de noininers op de voorgevels der gebouwen te Kijken. Zijn hait spiong op, toen hij plotseling bij lielJ'lc'11 eener straatlantaarn, den naam Edgar Tramlay las. Terstond sloeg hij de hand aan den deurknopmaar de deur ging niet open. Door de glazen deur heen zag hij twee of drie flauwe lich ten van binnen. Waarschijnlijk zal de eigenaar aan zijn lessenaarmisschien moest hij wel aangeklopt hebbendus klopte hij aan. Wat moet gij daar, jonge kerel l riep een agent van de andere zijde der straal. „Uw horloge is zeker wal achter r snauwde de agent. „Ik weel niet; misschien wel, antwoordde Phil. »Weet ge nog niet beter, dat gij na zes uur 's avonds een koopman hier komt zoeken 7" vroeg de agent. Phil moest bij zich zelf bekennen, dat hij werkelijk niet beter wistmaar toch, hij was van boord gegaan, om mijnheer Tramlay op te sporen, en bel kwam niet in hem op, dat hij hei zoeken zou slaken. Ten laatste vroeg hij: „Waar denkt gij, dat ik hem zal kunnen vinden 7" „Thuis, denk ik, als hij van dat soort mannen is, die rechtstreeks van 't kantoor naar huis gaan." „Dat denk ik wel," zeide Phil. „Zoudt gij mij wel willen zeggen, waar hij woont „Loop heen!" bromde de agent. Denk-je, dat ik anders niets te doen heb, dan te weten, waar de menschen wonen 7 Waar ben-je vandaan P achter uit hel land 7" „Het spijt mij, dal ik u lastig ge vallen ben, mynheer," zeide Phil, die nu de uniform van den agent zag, en ze herkende, door de herinnering aan platen, die hij in geillustreerde tijdschrillen gezien had. „Is er geen middel op, om te weten te komen, waar de een ol ander le New-York woont?" „Zekerkijk maar in het adresboek. Ga door tol Broadway, dat is daar, aan het einde dezer straat, en loop dan voort lot gij een drogist winkel vindt. Hoogstwaarschijnlijk zult gij daar een adresboek vinden." Phil volgde deze aanwijzingen, en vernam de straal en het nummer van het huis der Tramlay's. In '1 midden der straat kwamen en gingen onop houdelijk omnibussen, en door de conducteurs van deze werd hij van den een naar den ander gesluuid, tot dat hij een omnibus vond, die naar de door hem gewenschte straat ging. Hoewel Phil wist, dat de stad groot was, viel de rit hem toch zeer lang deze duurde een uur langer dan ge woonlijk want er was onderweg een brand uitgebroken, en de slangen der brandspuiten versperden de rails. Toen eindelijk de verlangde straal bereikt was, bevond Phil zich eenige honderde nummers van het gezochte nummer af, en het was reeds bijna negen uur. „Ik mocht het wel haast opgeven," zeide Phil, terwijl hij haastig voort liep. „Misschien gaan ze vroeg naar bedmen kan 't niet welen. Maar, als ze naar bed zijn, zal ik hel wel aan de afwezigheid van lichten kun nen zien. Mij dunkt, ik kom niet veel verder met de nummers." verhaastte zyne schreden, tot dat hij bijna op een drafje liepmaar er verliep meer dan een kwartier, voordat hij op een glas het nummer dal hem het doet zijner reis aanduidde, in doorschijnende cijfers zag schitte ren. Phil bleef staan; toen ging hij de straat dwars over en oveizag hel huis nauwkeurig. „In alle vensters lichten," zeide hij. „'t Is nel, alsof ze allen naar hunne eigen kamer gegaan zijn; 'l schijnt wel slapenstijd te wezen. Daar was ik al bang voor. Er zal wel niets anders op zitten, dan naar de sloep terug te gaan, of naar een nachtver blijf om te zien. 'lis haast al te erg 1" Hij ging de straat weêr over, en beklom een paar treden van de stoep hoe waarheidlievend hij ook was, hij zou loch legen ieder ander dan zichzelf ontkend hebben, dal hij dit deed, omdat Lucia diezelfde treden opgetrippeld was. Langzaam ging hij er weder af en verwijderde zicii maar hij was nog slechts een paar huizen ver geloopen, en keek juist om, toen een man, die hem voorby- geloopen was, de stoep der Tramlay's vlug opging. Toen zag Phil een licht straal en hoorde een deur dichtgaan. „Dat was mijnheer Tramlay niet. En andere mannen zijn er niet in de familie, 'l Moet dus ee" bezoeker zijn. Wel, als andere menschen op dit uur van den avond eene visite kunnen komen maken, dan staal het mij ook vrij, dunkt my." Weêr ging hij er heen, en, onbe kend als hij was met de uitwendige inrichting van deurschellen, klopte hij hard tegen de deur. Deze ging terstond open, en toen Phil binnen trad, zag hij de vestibule en de trap, zoowel als de zijkamer, geheel vol met dames en heeren. „Dat is eene partij," zeide hij tot zichzelf. Toen besloot hij, in groote haast, zijn bezoek wat uil te stellen, maar, zich omkeerende om weg le gaan, vond hij de deur gesloten, en een kleine kleurling, die er bij stond, zeide: „Heeren, in de eerste kamer achter," en wees de trap op. Ptnl, die alle zellbeheersching verloor, en niet wist, wat hem le doen stond, stond verbluft om zich heen le kij ken, toen hij plotseling Lucia in vol avondcostuum zag. Hij sloeg haastig de oogen neêr, want hij had nog nooit te voren eene japon van dat bijzon dere snit gezien. „Wat, wie is niet gekomen 7" vroeg Edgar Tramlay, toen Lucia haastig naar hem toe kwam loopen met een gelaal, waarin wanhoop en veront waardiging om het meesterschap stre den. Iramlay kende de manieren zij- ner dochter, want ze leken sprekend op die van iemand, inet wie hij een twintigtal jaren geleden getrouwd was. „O, was hij maar niet gekomen was hij maar niet gekomen!" Het hoofd der familie keek, alsof hy er niets van begreep, toen ging de uitdrukking van zijn gelaat tot verontwaardiging over, terwijl hij vroegJ „Heeft iemand het gewaagd, be schonken in mijn huis te komen?" »kigei dan dat!' jammerde Lucia, huiverend, en mei hare lieve handjes voor de oogen. Haar vader ging dadelijk met groo te slappen naar de vestibule, met het voorkomen van een wrekenden engel maar toen hij de deur bereikte en met één blik de volle oorzaak van de ergernis zijner dochter overzag overtoog opeens een glimlach zijn gelaat, terwijl hij uitriep: „Wel, beste jongen, wat gelukkig, dat gij juist op onzen receptieavond in de stad zijt gekomen! Kom met mij ineê; mevrouw Tramlay zal heel mij zijn, u weêr te zien." Phil verzette zich tegen de hand, die op zijn arm gelegd werd, en ant woordde: „Ik zal wel eens weêrkomen op een anderen keer. Ik wist niet, dat gij van avond bezoek hadl." Des te beter," zeide de gastheer, terwijl hij Phil meêsleeple; „gij zult nu gelegenheid hebben, eenige van onze vrienden te leeren kennen. Wij hebben ook immers velen der uwen ontmoet 1" Juist bleel het tweetal staan voor eene sola, waarop Phil, die nog altijd met neêrgeslagen oogen stond, den benedenrand van twee of drie japon nen zag. loen hoorde hij zijn ge leider zeggen: „Vrouwliell gij herinnert u zeker onzen ouden vriend, Phil Hayn Phil zag, juist toen hij opkeek, hoe hel zwakke, zenuwachtige gelaat van mevrouw Tramlay zich tol eene uit drukking van verbazing en bijna afgrij zen verwrong. Mijnheer Tramlay strek te zijne hand uit, als een wenk voor zijne vrouw om op le staan, een wenk dien zij niet in den wind kon slaan' toen hij zelf hare hand vatte. Maar zelfs' toen zij reeds stond, scheen de vrouw des huizes niet in staat te zijn, eene begroeting te formuleerenware Phil eene kennis uit de stad geweest, hoe weinig ook zijn gezelschap waard was dan zou zij even geglimlacht en hem gezegd hebben, dat zijne komst haar grootelijks verblijdde, maar wal kon eene dame, op hare eigen receptie, tegen een jongen man in een wijde jas en met een bespoltelijken horlo geketting zeggen? Meviouw Tramlay keek haar man met een smeekenden blik aanhaar man fronste de wenkbrauw even en knikte ongeduldig met het hoofd; dit gebarenspel wekte mevrouw Tram lay toch in zooverre op, dat zij in staat was, uit te roepen: „Welk eene heerlijke verrassingI" „Laat mij u aan eenigen uit het gezelschap voorstellen," zeide de gast heer, terwijl hij Phil meêlrok.„ Wees maar niet verlegen; ik zal wel zeg gen, dat gij juist van buiten komt, en dus niet in avondkostuum kondt ver schijnen." Phil begon van zijne verlegenheid le bekomen, dank zij de hartelijkheid van zijnen gastheer, maar ook daar door dat de spanning te groot was geweest, om lang te duren. Hij sloeg langzaam de oogen op en keek rond, daar hij toch ook nieuwsgierig was naar 't geen „avondkostuum zeggen wou. Hij zag spoedig, dat al de hee ren zwarte kleeren en witte dassen droegen, en dat de slippen der jas sen naar achteren schuin afliepen. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, *e Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6