FRISCH BLOED. Uit het Engelsch van John Habbeeton, Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz. 5) Hij had al eens meer zoo'n jas gezien en dat wel te Haynton van den oud-rechter Dickman, die twee jaar in het Wetgevend Lichaam zit ting gehad had, en op het punt ge weest was, lid van hel Congres te worden. Het eenige verschil was, dal de rok van den rechter blauw was met koperen knoopen, en dat was toch niet zoo'n grool verschil, in aanmerking genomen den afstand tusschen New-York en Haynton. „Op mijn woord," riep Tramlay plotseling uit, „ik geloof, dat ge Lu cia nog niet gesproken hebt. Hier is zij dochter?" Lucia zweefde juist voorbij een vizioen van tulle, ivoor, perzikbloe sem en barnsteenzij leunde op den arm van een jongen man, dien zij oplettend aankeek, klaarblijkelijk als eene verontschuldiging om den on- welkomen bezoeker niel aan te zien. De stem haars vaders had zij echter al tijd als bij instinkt gehoorzaamd; dus bleef ze pruilend staan, en keek Phil uitdagend aan, die van zijn kant de oogen weer neêrsloeg, waartoe eene diepe buiging hem een geschikt voor wendsel gaf. „Dochter," zeide Tramlay„hier is onze oude vriend Phil, van Hayn ton. Gebruik nu niet den geheelen avond, om met hem over oude tijden te pralen, maar stel hem aan vele lieve meisjes voor, gij kent ze beter dan ik. Phil, gij kunt ze vertellen, hoe gij, juist van een kruistocht aan land gekomen, in eene deftige avond receptie zijl komen vallenik geloof, dat dit haar meer zal vermaken dan eene der geschiedenissen, die een mooi aangekleede jonkman haar van avond misschien zal vertellen. Niel iedere jonge man kan iets kluchtigs van zich zelf vertellen, wanneer hij voor den eersten keer in een vreemd ge zelschap komt." Gedurende deze lange aanspraak keek Lucia Phil driest en verdrietig aan, maar, gehoorzaam aan het bevel haars vaders, nain zij Phil's arm eene beweging, die den jongen man zoo plotseling een beteren dunk van zich zelf deed opvatten, dat hij zich ter stond op zijn gemak voelde en de hem aangeboren innemendheid deed uitkomen hij was zelfs in staat, neêr te zien op het goudlokkige hoofdje ter hoogte van zijn schouder en eenige woorden te zeggen, die vroolijk genoeg waren, om Lucia's gelaat te doen ophelderen. „Misschien is het toch nog niet zoo heel erg," dacht het meisje„ik kan hem voorstellen aan vriendinnen, wie ik naderhand alles kan uitleggen,— vriendinnen, die te goedhartig zijn, om later spijtige aanmerkingen te maken. Daarenboven kan ik pr vader de schuld van gevenalle meisjes hebben va ders, die op de eene of andere manier rare dingen doen." Terwijl zij volgens dit plan handel de, en tot hare groote verlichting be merkte, dat Phil niets zeggende be leefdheden tegen nieuwe kennissen kon zeggen, bevond zij zich plotseling tegenover een man van twijfelachti- gen leeftijd, maar onberispelijk in kleeding en manieren, die zeide „Wilt gij mij niet eens voorstel len Uw vriend wordt zoo warm door uwen vader geprezen, dat ik werke lijk verlang, kennis met hem te ma ken." „Mijnheer Marge, Mijnheer Hayn," zeide Lucia. Phil's aangeboden hand werd geval door iels, dat een stuk van een fijne machine scheen te zijn, hoewel het aan 't eene einde gevat was in eene manchet en eene roks- mouw, en met een zegelring versierd. Phil keek het gelaal vóór hem met belangstelling aan, want hij had mijn heer Marge hooren noemen, toen de familie Tramlay te Haynton was. Zijn blik werd beantwoord door wat een strakke oogopslag had kunnen heeten, als er maar een enkel bewijs van belang stelling, verwondering of nieuwsgie righeid in gelegen had. Mijnheer Mar ge had al veel jonge lieden ontmoet, hij had al vijf en twintig jaar lang nieuwe gezichten ontmoet, en één meer of minder kon hem niet opwek ken uit de bedaardheid, die hij zich gedurende dien langen tijd eigen ge maakt had. „Kunt gij uw vriend eenige oogen- blikken missen zeide Mijnheer Mar ge tot Lucia. „Ik zou hem gaarne aan enkele der heeren voorstellen." „Gij zijl al te goed," mompelde Lucia, die van verlangen stierf om zoo als ze bij zichzelve zeide bij eeni ge harer jonge vriendinnen terug te keeren, en haar het lastige van dat bezoek te verklaren. Marge bood Phil zijn arm aan, eene beleeldheid, die de jonge man niet begreepdus nam hij dien van Phil maar; en stelde den jongeling aan verscheidene heeren voor als een oud vriend der familie. Al heel gauw echter bracht Marge Phil in eene kleine kamer aan 't eind der vestibule eene kamer, die de bibliotheek heette, maar waarin de boeken uit een woordenboek en een Bijbel bestonden, terwijl het groot ste gedeelte der ruimte op de boe kenplanken ingenomen werd door pijpen, tabaksdoozen, sigarenkokers, aschbakjes en andere aanhangsels van de slechte en toch zoo aangename gewoonte van te rooken. Na Phil in een grooten bekleeden stoel te heb ben doen plaats nemen, die hem voor het gezelschap verborg, nam Marge eene cigarette uit zijn eigen koker, dien hij daarna aan Phil aanbood. „Zoo, geene kleine ondeugden?" zeide hij, toen Phil bedankte. „Dat is mis schien ook wel zoo goed. Wat mij betreft," hier slak mijnheer Mar ge een lucifer aan, „ik (poef) heb het kruid al zoolang gekend, dat ik (poef) het al niet best meer missen kan, al wou ik ook." „Ik houd het er voor, dat de ni cotine schadelijk werkt op de hersens, de longen, en op den duur ook op de spijsvertering," zeide Phil. „Hebt gij de ontleedkundige Studiën van Professor Benchof gezien Zij wer den gedrukt in de „Misschien heb ik ze wel eens in druk gezien, maar dan heb ik ze ze ker overgeslagen," zeide Marge, ter wijl hij eene rookwolk uitblies, die zijn gezicht een oogenblik geheel ver borg. „Ik kan mij niet kwellen met wetenschappen, waarvan ik toch lie ver geen gebruik zal maken." „Maar ons lichaam zeide Phil. „Ons lichaam wordt heel volgzaam, ais hel maar eenmaal weet, wat wij er van verwachten." Phil zocht in zichzelf een antwoord op deze onverwachte tegenwerping onderlusschen deed Marge een paar luie trekjes aan zijne cigarette, en zeide ten laatste „Miss Tramlay is een bekoorlijk meisje." „Ja,- waarlijk," zeide Phil. „Als ze maar „Tut, tul, inijn waarde heer," zei de Marge, „de vrouw is goddelijk, en het past ons niet, godheden te be- oordeelen. Miss Tramlay ziet er bij zonder goed uit. Ik vertrouw, dat wij het ten minste op dezen veiligen grond eens zijn „Miss Tramlay er goed uitzien herhaalde Phil, eer Marge nog uitge sproken had. „Ze is schitterend, engelachtig Weêr hulde mijnheer Marge zijn gelaat in rook, waarna hij het gesprek niet voortzette, dan om kortaf „Ja" te zeggen. Phil bestudeerde de heer- schende kleur der kamer, en stelde zichzelf de vraag, waarom de winke lier te Haynton ook niet zulk behang selpapier te koop hadtoen besloot hij, om voor zijne moeder een stoel te koopen en meê naar huis te bren gen, juist zooals die was, waarin hij nu zat, want hij was zoo gemakke lijk, dat hij er, dacht hem, wel in had kunnen inslapen. Hij vergat op 't laatst zoo geheel de tegenwoordig heid van Marge of van wien anders ook, dal hij opschrikte, toen Lucia zacht ruischend binnenkwam, met den uitroep b Phil, gij moet weêr meê naar de zijkamer. Wel een half dozijn meis jes zijn werkelijk afgunstig, omdat ze u niet gezien hebben, en een half do zijn anderen willen nog verder ken nis met u maken. Vader heeft zoolang de loftrompet over u gestoken, tot dat zij stellig raeenen, dat de „Be wonderenswaardige Chrichton" weêr is opgestaan." Phil deed zijn best om op te staan wat heel lastig was voor iemand, die voor 't eerst turksche stoelen leerde kennen. Lucia lachte, en bood hem hare hulp aan't was maar een klein handje, maar hij vatte het, en terwijl hij haar dankbaar aankeek, zag hij Lucia's gelaat, zoo als hij het vroeger wel eens gezien had al leven en vroolijkheid. Terzelfder tijd viel hem een pak van het hart, een pak, dal hij getracht had toe te schrijven aan hel late uur, aan het vreemde zijner omgeving aan alles, behalve aan de manier, waarop het meisje hem in 't eerst begroet had. Toen zij nu echter zijn arm nam en hem haastig uit de bi bliotheek voerde, voelde hij zich zoo geheel op zijn gemak, dat hij zelfs vergat, dat hij niet gekleed was zoo als de andere heeren. Mjjnheer Marge, die opgestaan was, toen Lucia de bibliotheek binnen kwam, volgde het paar met de oogen daarna, toen hij alleen was, fronste hij even de wenkbrauw, beet zich op de lippen, gooide het eindje zijner cigarette weg, liep verscheidene kee ren op en neer, leunde op den schoor steenmantel, en mompelde „Phil!" Toen stak hij eene nieuwe cigarette op, en hulde zijn gelaat verscheidene minuten in rook. HOOFDSTUK V. Eigenlijk toch nog niet zoo erg. Aangezien het hoofd van de fami lie Tramlay een man van de klok was, verscheen Lucia, 's morgens na de receptie, met het slaan van achten aan de ontbijttafel. Haar vader, in zijn kantoorpak, en hare moeder, in och tendgewaad, en met een vermoeid uitzicht, bespraken den ongenooden gast van den vorigen avond. „Maar hij was zoo boersch zoo vreeselijk burgerlijk," was de tegen werping, die Mevrou v Tramlay maak te, met haar gewoon, hulpeloos voor komen. „Kom, gekheid," zeide haar man. „Er was niets boersch of burgerlijks in zijn gelaal of manieren. Ik zou niet welen, in hoe lang er niet een jongen in ons huis is geweest met zulke hel dere kijkers en zoo'n mannelijk voor komen. Wat zegt gij ervan, Lucia „Agnes Dinon zeide, dal hij er heel knap uitzag," antwoordde het meisje. „Agnes Dinon is stellig wel al zes en dertig jaar oud," zeide mevrouw Tramlay, ongeduldig. „Des te beter is zij geschikt, om over jonge mannen te oordeelen," zeide Tramlay. „Er schuilt meer ver stand in één meisje van hare jaren dan in honderd zulke als als „Als ik, papa," zeide Lucia. »Zeg het maar." nNu dan, als gij. Wel, mijn lief, onwetend hartje, ik gaf er wat om, als gij zoo helder kondt zien als zij, zonder zoolang werk te hebben om het te leeren." „Maar ge kunt er op aan, dal Miss Agnes hem nooit op hare recepties zal vragen," verzekerde mevrouw Tramlay. „Alweêr mis, mama, zij heeft hem tegen aanstaanden Dinsdagavond ge vraagd, en ik geloof stellig, dat zij die receptie opzettelijk daarvoor be dacht heelt. Niemand van ons had er vroeger iels van gehoord." Mevrouw Tramlay raapte al hare kracht bijeen, wekte die op door een heel kopje thee, en riep uit „Nu, ik mocht wel eens weten, waar het met de maatschappij heen moet, als een gewone boerenjongen, zonder eenige afkomst, zoo maar in de stad kan komen vallen en in def tige huizen gevraagd worden." „Waar het heen moet? Wel, bes te vrouw, de menschen worden lang zamerhand wijs. Ik ben, in dit bij zonder geval, blij, dat de beweging in ons huis begon." „Niemand zou in 't minst op hem gelet hebben, als gij niet zooveel over hem gesproken hadl," zeide mevrouw Tramlay. „Men zou hem voor een dierbaar oud vriend gehouden heb ben, zóó druk hadl gij het over hem." „Ik zeide niets dan de waarheid. Ik zeide alleen, dat hij een der flinkste jonge mannen was, die ik ooit gekend heb, dat hij een zeer rechtschapen karakter had, en daarbij zeer schran der was." „Zulke hoedanigheden maken ie mand nog niet geschikt voor gezel schappen," zeide de vrouw des huizes. „Denkelijk niel; als het zoo was, zouden wij meer van dat soort op onze recepties en partijen zien." Edgar!" „Nu, nu, zeide Tramlay, terwijl hij van tafel opstond, zijne vrouw een kus gaf, en zich haastig gereed maak te, om naar zijn kantoor te gaan, „gij kunt het niet helpen; wij kunnen het onmogelijke niet verlangen, denk ik." „Lucia," zeide mevrouw Tramlay, nadat de kinderen naar school ge stuurd waren, „ik hoop, dat de ei genaardige begrippen van uw vader op u geen invloed zullen hebben." „Wat Phil betreft Gekheid, lieve oude tobster Maar waarlijk, moeder, hij heeft indruk gemaakt. Een heele boel meisjes bewonderden hem bij zonder. Ik begon met verontschuldi gingen en verklaringen, zoodra ik hem kwijt kon wordenmaar dat bleek votstrekt niet noodig te zijn." „Och, meisjes bewonderen alles wat nieuw is alles, te beginnen met een Zoeloe, en eindigende met een aap." „Maar, mama „Jonge menschen als Hayn kunnen nooit buiten hun eigen kring trouwen, dat moest gij toch kunnen inzien. Hoe kunnen zij een huis voor hunne vrouw koopen, het behoorlijk meubileeren, paard en rijtuig houden en menschen zien „Mama, nu zijt gij toch al te kluch tig wezenlijk. Al zijn jonge man nen niet rijk genoeg, om te trouwen, kunnen de meisjes daarom niet van hen houden Zijn jongelui alleen goed om te trouwen „Het spijt mij zeer," zeide de moe der, terwijl zij de kamer haastig ver liet, „dat gij zulk eene beuzelachtige levensbeschouwing hebt." Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1891 | | pagina 6