frisch bloed.
15)
Uit het Engelsch
van J ohn Habberton,
Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz.
En als hare duidelijk zichtbare
jaloezie op de partij der Dinon s nog
iets meer te heleekenen had gehad
dan den bloolen wensch, om zijne
aandacht alleen voor zich in ^slag
te nemen, zou ze hein dan niet
halen, als hij wegging.zondereenige
betuiging van teederheid
Hoe meer hij hierover zijne hei
senen pijnigde, des te werkeloozer
werden ze. Hij besloot, er maar ter
stond heen te gaan, en het aan het
toeval, of aan eene genadige \oor-
zienigheid over te laten hem de
gelegenheid lol een geschikt afsche d
nemen aan de hand te doen. Hij
twijfelde echter of ze wel thuis zou
zijnhu had haar eene lijst van al-
spraken hooren opzeggen, die, naar
hem dacht, hare achtermiddagen en
avonden wel eene week lang in be
slag zouden nemen. Hij wilde haai
vader gaan opzoeken, en hem vra
gen, wanneer Lucia thuis zou zijn.
llii volgde deze ingeving onmidde lijk,
maar Tramlay was niet op zijn kan
toor Daar hel tegen twaall uur
liep begaf Phil zich naar de restau
ratie, waarheen Tramlay hem vroe
ger eens meegenomen had. Iramlay
was er niet, en dus ging de jonk
man zitten en bestelde een luncheon.
Juist werd dit opgediend, toen Mar-
ae hem voorbij liep, zonder hem te
zien, en een jonge man aan een ta
feltje achter Phil zeide tol zijn mel-
^Di'e Marge is een geluksvogel.
Hebt ge gehoord, dat hij met de
dochter van Tramlay gaal trouwen^
Zij zal rijk worden, het ijzer stijgt.
Zoo*?" vroeg de ander. „Wan
neer is het publiek geworden
Ik weel niet, of het al zoovei
iswas hel antwoord, „maar een
der beambten aan de bank heelt het
mij gezegd, en ik denk dat hij he
van Marge gehoord heeft; hij kent
hem heel goed."
Phil's eetlust was opeens veidwe-
nen T was hem of zijn leven met
een ontvloot. Zijn geest was geheel
verward, zijn hart als lood zoo zwaai.
Zijne gewaarwordingen waren op
zijn gezicht te lezen, en hoe be
dwelmd hij zich ook gevoelde be
merkte hij toch nog, dat hij de
aandacht tol zich trok hij baalde
dus zijne rekening, ging weg en hep
haastig de straat op. De eerste duide
lijke indruk, waarvan hij zich be-
Just werd, was, dat hij niet langer
in twijfel behoefde te staan beitel
fende het alscheid nemen van Lucia
een koud, beleeld briefje zou voldoen
de ziin hij durfde haai niet ont
moeten.'Kon hij haar laken Neen
hij had stellig geen recht op haai
hart, nog ook eenige reden om te
geloóven dat zij hem anders be
schouwd had dan als een aardige
kennis. Zij had toegelaten dat hij
hare hand kuste; maar had zij hem
niet zelve- gezegd, dal dit alleent een
ouderwelsche vorm van begroeting
was Zij had het recht om te trou
wen met wien zij verkoosmaar
MargeDe gedachte, dat die
n)an die luie, luslelooze, koude,
droge staak voor het leven ver
bonden zou worden aan eene vroo-
üjke opgewekte ziel als Lucia, maak
te hem bijna waanzinnig. Nu, van
één kant was die slag een zegen
nu kon hij, zonder eenige vrees of
aarzeling, naar de hoeve le™ëkee"
ren ia, en gauw ookhij kon
de 'stad, met al hare herinneringen,
niet te spoedig achter zich laten.
Buitendien, 't was niet de stad die
hij gevreesd had, te verlaten twas
Lucia, en wat om haar noodzakelijk
geschenen had. Nu zij vergeten moest
worden, was al het andere hem
niets waard. Hij wilde naar het hotel I
terugkeeren, zijne kleêren inpakken
wat betreurde hij het geld, dat ze
gekost hadden een regeltje aan
Lucia schrijven, en den eersten trein
naar huis nemen. Naar huisHoe
schandelijk had hij zijn thuis in de
laatste veertien dagen vergeten Mis
schien was deze teleurstelling zijne
straf; zoo ja, dan was zij, hoewel
hard, rechtvaardig. Naar huisWel,
hij zou blij zijn, nog eens weêr in
zijn vuil, geolied visscherspak te krui
pen en zoo den stedeling, waar
voor hij een paar weken had wil
len doorgaan, te doen vergelen. De
Hemel had hem zeker bestemd om
een tobber te zijn nu 's Hemels wil
zou geschieden.
Zoo redeneerde de geestmaar
het vleesch onderwierp zich niet zoo
spoedig. Philip hield de tanden en
de lippen stijl op elkaar gedrukt;
hij was er zich van bewusthij be-
merkle, dat de menschen naar hem
keken, juist als toen hij in de res
tauratie zat. Hieraan kon hij ten
minste ontkomen, en dal wou hij
ook dus sloeg hij de eerste de bes-
de zijstraat in, om uil hel gedrang
te geraken. Een oogenblik later vrees
de hij. dat hij zijn verstand verloor,
want hij verbeeldde zich, dat hij
vervolgd werd. Er was stellig een on
gewoon gedruisch van haastige voet
stappen achter hem, maar kom 1 dat
was waarschijnlijk een troep, die
naar een brand of een opstootje liep.
Hel geraas nam toeverscheidene
woeste kreten verhieven zich, en een
van allen schreeuwde: „Houd den
dieft" Toen bleef Phil's hart als
't ware stilstaan, want er viel eene
zware hand op zijn schouder. Hij
sprong met geweld op zijde, maar
kon den greep van die zware hand
niet afschuddenhij keek wild rond,
en keek in de oogen van zijn
vader.
„Beware, ouwe jongen, wat wat
loop je gauw 1" bracht de oude man
er hijgend uit. „Ik was daarginds
aan de overzijde der straat, toen
toen ik u hier in zag draaien. Sol
Mantring zeide, dal ik u niet kennen
zou al zag ik u ook. Wel en
ik kende u op het eerste gezicht."
„Wat heit-ie gedaan krijschte
een kleine jongen vlak bij hen, want
de menigte had de beiden reeds
omringd.
„Wat wie gedaan heeft vroeg
de oude man, boos, toen hij rond
gekeken en den oploop gezien had.
„Wel, gij eeuwige leegloopers, kan
een man de straal niet langs loopen,
om zijn eigen zoon in te halen, of
gij moet u verbeelden, dat iels niet
in den haak is? Ik heb wel eens
gehoord, dat iedereen in New-York
den ander voor een dief houdt. Pakt
u weggaat aan uw werk, als gij
dat hebt
De menigte verstrooide zich lang
zaam, met teleurgestelde en minach
tende gezichten, terwijl één man, rnel
een hoogrood gelaat, aanmerkte dat
de geheele zaak eene „weêrgaasch
flauwe aai digheid" was geweest.
Vader en zoon liepen voort, tot
dat ze zoo goed als alleen waren,
toen zeide de vader
„Er scheelt wal aan, ouwe jongen.
Wat is 't
Phil antwoordde niet.
„Het geld op, en bang om het mij
te schrijven
»Neen," antwoordde Phil.
„Dan is 'l om haar, hè?"
Phil knikte. Zijn vader drukte hem
de hand, en ging na een oogenblik
voort
„Haar gevraagd, en een blauwtje
geloopen
„Neen," zeide Phil; „een ander
heeft haar gevraagd, en is aangeno
men."
„Och och zuchtte de oude man.
En ze is zeker doodelijk op hem
verliefd
„Dat heb ik nooit kunnen mer
ken," zeide Phil, met gefronst ge
laat. „En dat kan ze, dunkt mij,
ook niet zijnhij is een droge oude
staak."
„Rijk?"
„Hm 'k weet niet," zeide Phil.
„Kent ge hem?"
„Ja, een beetje. Mijnheer Tram-
lay zegt, dat hij van zijne renten
leeft."
„Ja, dat kan een vrijgezel in New-
York best doen," zeide de oude man,
„zonder nog juist veel te bezitten."
Ze liepen eenige minuten zwijgend
voorttoen vervolgde de oude man
„Weet ge wel zeker, dat ge 't niet
mis hebt, jongen
„Waarin
„Zeker, dat ge werkelijk verliefd
zijt dat het niet maar eene bui van
sterke bewondering was Eene me
nigte jonge knapen werden op die
manier ingepakt, en hadden er later
hun leven lang berouw van."
Phil schudde het hoofd.
„Ze ziet er heel goed uit, dat weet
ik. Ik kan evengoed over een meis
je oordeelen, als over een veulen.
Ze is ook van eene beste laag die
vader van haar is een pittige kerel,
en hare moeder eene echte dame.
Toch kondt gij bij verrassing inge
pakt zijn, zonder uzelf in dezen goed
te kennen."
„Vader," zeide Phil, „gij weet ze
ker nog wel, wal gij dikwijls over
u w paard, Zwarte Will, gezegd hebt?
Er is maar één paard in de wereld,
en dat is Will En zoo is er voor
mij maar één meisje in de wereld
Lucia."
„Daar heb-je hel bloed der Hayn's,
op en l'op," zeide de oude man,
met een lach, die Phil pijnlijk aan
deed.
„En ik heb haar verloren," ver
volgde Phil. „Laat ons niet meer
over haar spreken. Herinner mij niet
aan haar."
„U er niet aan herinneren 1" riep
de oude man uit, terwijl hij op het
trottoir bleef stilstaan. „Kijk eens hier,
jonge man," ging de vader voort,
terwijl hij zijn wijsvinger nadrukke
lijk heen en weêr bewoog, „als ik
u was, en gesteld zooals gij, weet ge,
wal ik dan zou doen
„Neen," zeide Phil, verbaasd over
deze uiting van gevo'el bij een man,
dien hij zoo goed als nooit ontroerd
gezien had.
„Wel, mijnheer, ik zou op hel ter
rein blijven, en dien anderen vent
er alknikkeren, of zelf bezwijken. Ge
zijt geen knip vooi den neus waard,
als ge niet óf 't een óf 't ander
doel."
Phil glimlachte flauw, en antwoord
de „Och, gij begrijpt dat zoo niet;
er zijn nog veel meer hinderpalen, die
ik u niet verklaren kan."
„Er is een leeuw op den weg,
zegt de luiaardik zal verslagen wor
den," haalde de oude man aan, uit hel
Boek, dat hij voor zich aangenomen
had als een geheel voldoende gids tot
geloof en leven.
„Ik heb mij als een gek aangesteld,"
zeide Phil, wrevelig, „en ik wil naar
huis gaan en mijne straf dragen. Ik
wil met den eersten den besten trein
weg. Ik heb nog eene lange lijst van
dingen, die ik beloofd heb voor de
zen en genen te koopen, maar ik
kan 't geen dag langer meer uithou
den in New-York."
De oude man bestudeerde hel ge
laat van zijn zoon een oogenblik met
veel oplettendheid, terwijl zij verder
liepen, toen zeide hij vriendelijk
„Misschien is dat het beste. Ga maar
dadelijk. Geel mij uwe lijst, dal breng
ik dan wel in orde. Ik zal zelf een
paar dagen in New-York blijven, 't Is
lang geleden, dat ik hier geweest ben.
Geef hier de lijst, en ga dan maar
weg."
Phil grabbelde in zijne zakken om
het lijstje, dat hij zoolang vergeten
had. Toen bekroop hem eene nieuwe
vrees, zoodat hij zeide
„Vader, gij weet van allesen bij
na alles, wat gij onderneemt, gelukt
u, maar tracht niet, deze beroerde
zaak voor mij in orde te brengen.
Als ik
„Wat viel de oude man hem in
de rede. „Mij in eene liefdeshistorie
mengen Ben ik zoo oud geworden,
om door mijn zoon voor een ouden
gek gehouden te worden Neen, heer
schap, ik heb nooit het hol gemaakt
dan voor mezell, en daar zal ik nu
ook niet meê beginnen. Gij gaat naar
huis om wat op te fleuren ik houd
het er voor, dat gij een mondvol bui
tenlucht noodig hebt, om uw hoofd
weer terecht te zetten."
HOOFDSTUK XIV.
Hij gaat naar huis.
Philip Hayn achtte het eene bijzon
dere genade van de Voorzienigheid,
dat de aandrift om New-York te ver
laten, juist samenviel met het uur
van vertrek van een trein, die hem
's avonds in donker aan het sta
tion van Haynton zou brengen. Hij
had geen lust, om dien dag oude ken
nissen te zienhij voelde, dat zijn
gezicht een hardnekkige, verfoeilijke
verklikker was, en dat hij het niet
kon b'eheerschen, zoolang hij zóó be
zig was met zijne eigen gedachten.
Mocht hij al gezien worden, dan wou
hij liefst zoo weinig mogelijk aanlei
ding geven tol opmerkingendus
ontdeed hij zich, eer hij zijn hotel
verliet, van elk zichtbaar spoor van
stadskleeding, en trok hij het Zon
dagsgewaad aan, dat Haynton vaak
genoeg gezien had, om er niet bij
zonder op te letten. Hij kon zijn af
geschoren lang haar niet weerom krij
gen, maar hij zette den hoed weer
op, die al een jaar lang thuis zijn
beste geweest was. Hij ging zelfs zóó
ver, dat hij zijn vader den nieuwen,
door hem gekochten koffer achterliet
en zijn eigen persoonlijke bezittingen
in den ouderwetschen reiszak van
karpetgoed borg, dien de pachter had
meegebracht. Eindelijk, om in geen
enkel opzicht op een jonkman uit
de stad te gelijken, nam hij twee
godsdienstige weekblaadjes mee, die
door het een of ander „genootschap
tot hervorming van hotelgasten" in
zijne afdeeling van de brievenbus van
het hotel gestoken waren, en las er
in den trein oplettend in.
Brokstukken uit het oude leven,
waarheen hij nu terugkeerde, verdron
gen zich voor hem, toen de treinde
stad goed en wel uit was. In een
veld zag hij een man, die de blade
ren van op het veld staande koren
halmen afstroopte, en hoewel het ge
zicht was, wat de fotografen „instan
tané" noemen, duurde het tang ge
noeg, om de sjofele kleedij, het ver
brande gelaat, den afschuwelijken
hoed, de lompe laarzen, en dat al-
gemeene uitzicht van onderwerping
te doen zien, dat alle pachters in den
omtrek van Haynton kenmerkte. Twee
a drie mijlen verderop zag hij een
halfwassen jongen steenen opzoeken
in een schraal stuk land en ze op
lioopen gooien, die eene pijnlijke her
innering gaven van veel dergelijk
werk op vorige dagen.
Wordt vervolgdh
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,