FRISCH BLOED.
Uit het Engelsch
van John Habbf.rton,
Schrijver van „Helen's Kleintjes", enz.
28)
„Wat is er?" vroegen vele stem
men in koor.
„Hij zeide: 0. W. is zoo dood
als een pier; vóór twee dagen ver
nietigd
„Hoe hoog staat het nu genoteerd
vroeg iemand snel.
Ja, dat was waar ookwien ging
het meer aan dan Marge P Hij vroeg
echter niet dan met eene flauwe stem,
en na twee of drie pogingen, om
helder te spreken:
„Hoe was de slotkoers van heden?"
Weder liet Marge, toen het antwoord
kwam, den roeper vallen, en scheen
hij op het punt van te zullen be
zwijmen.
„Wat is 't? Spreek, of kunt ge
niet
„Zeven en dertig," fluisterde Marge.
Nu volgde er eene uitbarsting van
toornige uitroepingen, zelfs van gods
lasteringen. Toen keken bijna alle
aanwezigen den president aan, maar
zonder dat deze zelfs eene verklaring
beproefde te geven, want de president
was verreweg de grootste aandeel
houder van 0. W. en hij keek zoo
versteend, als ware hij zoo plotse
ling gestorven, dat hij vergeten had,
de oogen te sluiten.
Marge zocht ijlings de buitenlucht
op; hij dacht zijn 'verstand te zullen
verliezen, als hij bij dien akeligen
telefoon bleef. Zeven en dertigHij
wist, wat dal zeggen wouzijne winst
kon zijn eigen kapitaal gered hebben,
als de daling tot een weinig beneden
pari gebleven was, maar de koers
was meer dan vijftig gedaald,
zoodat zijne makelaars natuurlijk de
rekening afgesloten hadden toen zijn
reservefonds uitgeput was, en Marge,
die zich een veertien dagen vroeger
bijna een millioen dollars rijk geschal
had (Wall street-millioenen, wel te
verstaan!) had nu eenvoudig geen
stuiver crediet meer in Wall street
of waar ook; het geld dat hij toe
vallig in den zak had, was al wat
bij hopen kon, het zijne te noemen
tot den eersten van de volgende
maand, wanneer de bewoners zijner
huurhuizen hunne huur zouden be
talen.
Hel was ijselijkjhet was ondrage
lijk; hij had wel willen schreeuwen,
razen, zich het haar uitrukken. Hij
vervloekte inwendig de beren, de
makelaars, de directeuren, en ieder
ander, behalve zichzelf. Hij hoorde,
hoe eenigen zijner reisgezellen in den
winkel boodschappen door den tele
foon galmden, om ze naar New-York
overgeseind te krijgen; dit waren ve
teranen, die uit vroegere ervaring
wisten, dat er eene gedeeltelijke her
stelling zou volgen en zij hunne ver
liezen eenigszins zouden kunnen goed
maken. Maar wat kon hij doen? Er
was niemand ter wereld dien hij per
telegraaf vragen kon om de enkele
honderden dollars, welke hij noodig
had voor eene kleine speculatie op
de puinhoopen.
Hij hoorde de uitbarsting van on-
geloovigheid, door woede gevolgd,
toen de reizigers, die in hel kleine
hotel gebleven waren, de onverwachte
tijding kregen, die hem nu al wel
dagen oud scheen te zijn. Toen be
gon hij iedereen te verdenken, zelfs
den verslagen president en de direc
teuren. Wat kon hun lichter vallen,
dacht Marge, dan dat deze looze
kwanten stilletjes afstapten, eer zij
New-York bereikten, en zich dan uil
de voeten maakten, zoodat zij geen
hulp zouden kunnen verleenen in ge
val van een bankroet? Hij had wel eens
meer van zoo iels gehoord. Hel trof
zeker al bijzonder, dat de „Krach" ge
komen was op den eersten den besten
dag, dat zij van de telegraafdraden af
gegaan waren. Wie weet of ze nu
niet door hunne makelaars kalmpjes
alle aandeelen, die ter markt kwamen,
opkochten, ten einde den koers zacht
jes aan weêr tot de vroegere hoogte
op te dry ven? Alleen dit vermoeden
reeds verwekte in hem den lust, ze
lid voor lid te verscheuren, ze te
lynchen, volgens het gebruik van het
gebied, waar zij zich nu bevonden,
en zich te wreken, zoo niet zich recht
te verschaffen.
Het was maar eene droevige partij,
die naar New-York terugkeerde van
het uitstapje langs 0. Sc XV. De pre
sident, die bang was voor veront
waardigde kapitalisten uit het Wes
ten, en nog meer voor de dagblad
reporters, die hij wist, dat naar hem
zoeken zouden, totdat ze hem vonden,
verliet stilletjes den trein, voordat hij
Chicago bereikte, en ging langs een
anderen weg oostwaarts. Eenigen der
meer verharde speculanten begonnen
elkander op te vroolijken door te ver
tellen van andere bankroeten, die het
fortuin hadden gemaakt van de men-
schen, die er eerst door geruïneerd
waren, maar ze staakten hunne ver
troostende herinneringen toen Marge
hen naderde; zij voelden niets dan
verachting voor een man, die klaar
blijkelijk zoo geheel uit het veld ge
slagen was, dal hij niet in staat was,
iets nieuws te beginnen, zelfs niet iets
heel gerings. De meesten echter sche
nen er even slecht aan toe te zijn,
als hijeenigen hunner waren zoo ter
neergeslagen, dat, toen de opzettelijk
voor dit uitstapje medegenomen siga
ren op waren, zij werkelijk gewone
pijpen en tabak kochten op een klein
station aan den weg, en de onschul
dige lucht langs eene uitgestrektheid
van honderden mijlen ijverig vergif
tigden.
Dit was dan het einde van Marge's
droom van rijkdom! In vroegere dagen
had hij wel dikwijls kleine sommen
in Wall Streel verloren, maar dat
wisten dan alleen hij en zijn makelaar
niemand wist ooit, in welk effect hij
speculeerde. Maar nu was zijn
naam niet telkens en telkens gedrukt
geworden onder die der hechtste steun
pilaren van 0. Sc W Iedereen zou van
zijn ongeluk afwetenhij kon niet
langer poseeren als een schrander,
jong financier, veel minder nog als
een man met een zoo groot inkomen,
dal hij het bijna niet kon verteren.
Was hij maar niet zoo verwaand en
zorgeloos geweest, om in den geest
Lucia op te geven, die nu, waarom
wist hij niet, hem maar steeds voor
den geest kwam! Had hij maar half
zooveel op haar gelet, als op 0. W.,
dan had ze nu de zijne kunnen wezen,
en hunne huwelijks-communicaties
hadden rondgestuurd kunnen zijn!
En hel ijzer was daarbij nog stijgende 1
Hoe kon iemand, zonder krankzinnig
te zijn, zoo aan hel hazardspel ver
slaafd geworden zijn, dat hij er iets
zekers voor weggooide? Want zij was,
meende hij, iels zekers voor hem ge
weest, indien hij maar had willen rea-
lizeeren. Helaasbij haar, even als bij
0. W. had hij te lang gedraald
met realizeeren.
HOOFDSTUK XXVI.
Sommige gemoederen verlicht.
Toen Tramlay zijn nieuwen com
pagnon vaarwel zeide, eenige oogen-
blikken nadat de compagnieschap
mondeling gesloten was, wist hij eerst
niet recht, wat hij eerst zou doen
naar de club terugkeeren en zijn goed
fortuin vertellen aan de vele andere
ijzerhandelaars, die er leden van wa
ren, of naar huis gaan, en 't gemoed
zijner vrouw verlichten. Terwijl hij
zoo stond te overleggen, vroeg hij
terloops
„Waar gaat gij heen, Phil P"
De jonge man, die zich reeds met
vlugge schreden verwijderde, keerde
terug en zeide zacht:
„Kunt gij dal niet denken?"
De oudere man nam de hand van zijn
compagnon, en scheen iets te willen
zeggen.
„Wat is er, mijnheer Tramlay?"
vroeg Phil, want de stilte was eenigs
zins lastig.
„Beste jongen," zeide de koopman,
„een man die zijne dochter pas heeft
weggegeven, wordt gewoonlijk ver
ondersteld, eene groote gunst bewezen
te hebben!"
„Zooals gij zeker gedaan hebt,"
antwoordde Phil.
„Dat is goed; want ik wil er u
eene in ruil vragen. Gij weet, vaders
hebben niet alleen te beschikken over
hunne dochters. Mevrouw Tramlay
als gij met haar over de zaak spreekt,
zooals gij natuurlijk doen zult, wees
dan zoo wees geheel wees zoo
bedachtzaam, zoo beleefd mogelijk, zult
g'j!"
„Ik hoop, dat gij mij in dezen zult
vertrouwen," zeide Phil.
„Ik twijfel daar niet aan of lie
ver, ik zou er niet aan twijfelen,
als gij de moeders zoo goed begreept,
als gij dat later wellicht doen zult."
„Ik heb immers ook eene moeder,"
bracbt Phil in 't midden.
„Ja, dat 's waar, maar zij heeft
nooit dochters gehad, meen ik? Moe
ders en dochters kijk, dat is niet
geheel 't zelfde als moeders en zoons.
Mevrouw Tramlay acht u hoog, dat
weel ik, maar misschien heeft zij uw
vrijerij niet zoo begunstigd, als gij
wel gewenscht zoudl hebben. Doe
uw best dal te vergeten, wilt ge
en vergeef het haar, als het u gehin
derd heeft?"
„Ik kon van avond een verbitterden
vijand, zoo ik er een had, vergiffenis
schenken," zeide de opgewonden jonk
man.
„Goed, goedmen heeft zoo zelden
gelegenheid, om zóó te denken, dat
men ze telkens gretig moet aangrij
pen. Gij zult, zoo noodig, zelfs gedul
dig zijn?"
„Als Job," beloofde Phil.
„Dank u! God zegene u!" zeide
de koopman, terwijl hij Phil een ste-
vigen handdruk gaf, en zich omkeer
de. Phil ging weer op weg. De koop
man ging den weg op naar de club,
bleef na eenige schreden gedaan te
hebben staan, keek in de richting,
die Phil genomen had, trok zijn hoed
over de oogen, ijlde naar zijn huis,
ging de benedendeur binnen, sloop
de achtertrap op, als ware hij een
dief geweest, en trad bedaard zijne
eigen kamer binnen, die tol zijne
groote verlichting ledig was.
Inlusschen had Phil het huis bereikt
en was binnen gelaten. Hij behoefde
niet naar Lucia te vragen, want hij
hoorde door de openstaande deur dei-
huiskamer eenige piano-accoorden,
die hij wist, dal alleen door haar
konden gespeeld worden. Lucia hoorde
hem niet binnenkomen, en, terwijl
hij bleef staan, om naar haar te kij
ken, scheen zij in eene weinig vroo-
lijke mijmering verzonken te zijn. Hij
had er haar nog nooit zoo alledaagsch
zien uitzien, zou hij gezegd hebben,
als zij iemand anders geweest was.
Haar gelaat was bleek, en hare wan
gen schenen mager en ingevallen.
Eene onwillekeurige beweging deed
haar opschrikken, en zij keerde zich
om met den uitroep
„Wat maakt gij mij verschrikt I"
„Ik wou, dat gij mij daarvoor op
de eene of andere wijze slraftet," zei
de Phil, terwijl hij haar naderde.
„Het was zoo laat, dat ik geen
bezoek meer verwachtte," verklaarde
het meisje.
„Ik had het in den vooravond
heel druk," zeide Phil, „en toen moest
ik uw vader spreken."
„Die zaken zijn afschuwelijk," zeide
Lucia. „Ik zou denken, daL de man
nen die wel bij daglicht konden af
doen. Wel, ik geloof, dat papa naar
de club gegaan is."
„Ja; ik heb hem gevonden."
„En, als naar gewoonte, heeft hij
u naai huis gezonden, om wat ake
lige papieren te halen?"
„Neen, niet precies," zeide Phil.
Wat is het lastig een droom te zien
verjagen al is het ook maar een wa
kende droom 1 Onderweg had hij zich
gedurig voorgesteld, hoe zij er wel
zou uitzienhij kon haar blosje ziea
door de halve mijl duisternis, die hij
doorgeloopen was, zijn pad had door
hel licht van hare oogen verlicht ge
schenen; maar daar zat zij, bleek,
met niets van den gewonen glans
in hare oogen, en hare gemoedsge
steldheid scheen volstrekt niet geschikt
voor het onderhoud, dat hij zich al
wel honderd keer had voorgesteld
en waarop hij dien avond zijn hart
gezet had. Wel, dan, hij zou gedul
dig zijn: „die waagt, die wint."
„Zijt ge niet wat streng jegens
uwen vader wegens zijne toewijding
aan de zaak waagde hij te vragen.
„Bij ons buiten hebben wij een oud
gezegdeHooi, terwijl de zon schijnt
De zon heeft in den ijzerhandel nog
nooit helderder geschenen dan tegen
woordig."
Ja, dat weet ik," zeide Lucia, lus
teloos, „er is altijd wat met de zaak
te doen. Ja, wij in New-York hebben
dat zelfde nare spreekwoord."
„Maar 't is alles om de vrouwen,
dat de mannen zoo in hunne zaken
verdiept zijn," betoogde Phil. „WaL
zou uw vader om de zaken geven,
als het niet was om zijne vrouw en
bekoorlijke dochters en zijne jongere
kinderen? Mij dunkt, hij ziel het
ijzer, terwijl hij er over spreekt, nooit
aan, noch geeft iets om het geld, om
den wille van het ijzer en het geld
zelf. Banknoten en goud en nota's en
contracten veranderen in zijne oogen,
denk ik, alle in japonnen en mantels
en hoedjes en opera-loges en uitstap
jes naar Europa, en
„Och, malle jongen!" zeide Lucia,
met den eersten glimlach, die er de
zen avond af kon; „ik mocht wel
eens welen, waar gij die ideeën van
daan haalt. Als gij ze niet laat varen,
zult ge eens aan het verzen schrijven
raken, iels betreffende de gedaante
verwisseling van slaafijzer in goud..
Denk eens aan, hoe gek dat lijken
zou
„Maar wanneer het ijzer probeert,,
verfijnd goud te vergulden, de lelie
te kleuren," zeide Phil, „zooals in
liet geval van uw vader gebeurt,
dan zou het waard zijn, tot dichten
te vervallen, om ten minste één voor
beeld aan te halen, waar Shakespea
re's gevolgtrekking onjuist was. Gij
kent toch het vervolg van de aan
gehaalde plaats?"
Ja, Lucia kende die zeker wel,
want hare wang gloeide aardig bij
dit compliment dat, al was het een
weinig linksch, doel trof met behulp
van Phil's oogen. Wat dezen betrof,
hij begon weer wat moed te vatten:
wie zou dat niet doen, vroeg hij bij
zichzelf, onder het bewustzijn, dat
men dat lieve meisje een oogenblikje
genoegen verschaft had?
„Gij schijnt het van avond op een
preeken gezet te hebben," zeide Lu
cia. „Ik weet, dat mijn vader de beste
man is, die er leeft, en ik dacht, dat gij
van hem hieldt, een beetje ten minste;
maar ik kan niet begrijpen, waarom
ge het juist van avond zoo druk
over bera hebt."
Phil bestudeerde de punten zijner
laarzen, de tinten van het effen haard
kleedje, de figuren van de geschilderde
zoldering. Lucia bespiedde hem met
een lachend gelaat, en zeide ten laat
ste: „Gij schijnt het zelf niet te we
ten."
(Wordt vervolgd).
Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.