ZONNIGE HERFSTDAGEN. ROMAN van William D. Howells. 36) „Ja," zei Colville. „Zoo zijn de men schen altijd. Doch waarom gaan we eigenljjk naar een Egyptisch bal?" „O, we moeien wel. Wanneer wij er beiden vandaan bleven, zou dit da delijk in het oog vallen, en het is be paald mijn plan om de menschen zoo lang mogelijk in hel onzekere te laten, liet spijt me eigenlijk, dat eerst door u met mevrouw Arasden is gesproken over uw weggaan, en dat gij later, met mij terugkomende, weer hebt moeten zeggen, dat gij toch maar blij ven zoudt. Doch daar valt nu niets aan te veranderen. En toch geel ik er ook niet om. Maar, wilt gij nog steeds niet begrijpen, om welke reden ik er op gesteld ben, dat gij naar al die dingen gaat?" „Al die dingen?" „Ja, overal waar men u nog verder zal noodigen. Dat doe ik, niet alleen om de menschen een blinddoek voor te binden omtrent onze tegenwoor dige verhouding, maar ook opdat, als ze zien, dat gij zooveel van allerlei vroolijke partijtjes houdt, ze daaruit opmaken begrijpen. Zij behoelde dien volzin niet te vol tooien. Colville stond op. „Kom, kom, kindliel," sprak hij, „waarom hieraan maar niet liever dadelijk een eind ge maakt Ik heb niets tegen u. Maar de hemel weel het, ik ben boos op mij- zelven 1 Ik moest sterk genoeg zijn, om mij van deze dwaling los te maken, doch ik mis de noodige kracht. Ik zou u onmogelijk kunnen zien lijden aan eene pijn, die ik u, zells om uw best wil, had aangedaan. Doch doe hel zelve, Imogene, en vooral, laat het niet na, uit „de zucht om mij te sparen. Ik koesier geene andere wenschen dan die voor uw geluk. En nu wil ik slechts dit duidelijk zeggen, dat de wereld toch niet te bedriegen zal zijn, wel ken schijn wij ook tegenover haar aannemen, liet einde van al onze in spanning zal toch zijn, dal ik altijd over de veertig Zij was reeds opgesprongen, om hem hare hand voor den mond te houden, sik weet, wal gij zeggen wilt, maar dal laat ik niet toe; gij hebt mij immeis bij herhaling belookl, daarvan nooit meer te zullen gewa gen. denkt gij soms, dal ik iels om de wereld geel, of om wat de menschen zulten denken ol zeggen?" „Ja, heet veel." „Dal bewijst, hoe weinig gij me nog begrijpt. Hel is alleen, omdat ik de wereld wil tarten „Imogene 1 Wees toch zoo oprecht legen uzelve als legen mij." „Ik meen hel." „Zie mij dan in de oogen." Dat deed zij ook, doch slechts zeer kort, en om daarop, haar ge laal legen zijn schouder te verber gen. „Kom, onnoozel kind 1" sprak hij. „YVat verlangt gij nu werkelijk?" „Ik zou willen, dat er niemand in de wereld was builen u en mij." „Ach, wal zoudt gij hel dan hier soms overkropl vol vinden," zei Col ville' op droevigen loon. „Kom, kom," vervolgde hij. „Ik zal naar uwe/an- danyo's gaan, omdat gij dit zoo gaar ne wilt." „Dat is hel juist, wat ik u wilde zeggen," antwoordde zij, haar hoofd ophellende en hem weër lachend aanziende. „Ik verlang juist, dal gij er niet heen zult gaan! Ik wil slechts, dal gij mij belooll, eiken avond, waarop gij uitgevraagd zijl, hier me vrouw Dowen en mij te komen voor lezen." „O, dal kan ik onmogelijk doen," riep Colville, „ik houd veel te veel van partijen. Zoo ben ik, bijvoorbeeld, genoodigd op een Egyptisch bal cos tume, en ik denk er niet aan, dal1 op te geven." „O, wat vind ik u verrukkelijk I Er is toch niemand, die zoo weet te praten als gij." Hij had nu reeds zoowat den ge wonen loop harer gedachten geraden. „Misschien zijn er toch wel meer an deren, die ook mijn leel'lijd al hebben bereikt." „Daar nul" riep zij, hem ander maal den mond sluitende, nu hij wéér de gegeven belofte verbrak. „Waarom wilt gij nu hel Egyptische bal niet opgeven?" „Omdat ik daar eene zekere jonge dame hoop te ontmoeten een zeer mooi jong meisje nog wel." „Doch hoe zult gij haar herkennen, wanneer zij gecostumeerd en gemas kerd is?" „Wel, ik ben dan immers ook ver momd." „Wat heerlijken onzin verkoopt gij weêr 1 Kom hier nog even zitten, en laat u door mij eens zeggen, hoe gij u kleeden moet." Zij trachtte hem naar de sola te rug te voeren. „In welken rol wilt gij nu gaan „Neen, neen," zei hij, zich tegen haren zachten drang verzetlende, „ik kan niet langer; ik heb dringende zaken in de stad te doen." „Wal? Zaken in Florence „Kom, als ik bleet, zou ik immers eindigen met u mijne vermomming voor hel bal te verraden." „Ja, ik dacht wel, dat dit de re- d n was. Maar, bedenk nu eens een goeden rol voor my." „Ik weel niet. Zou de slang van de oude nijl ook misschien geschikt voor u kunnen wezen „O, maar dat meent ge toch niei 1" riep zij zeer lieftallig uil. lntusschen had zij hem hare hand laten vatten, die hij nu op armslengte van zich hield. Ellie bowen kwam de kamer in. „Nu, adieu," zei Imogene, plot seling terugkeerende lol den deftigen gezelschapstoon. „Goeden dag," zei Colville, heen gaande. „O, meneer Colville I" riep zij hem na, vóór hij de buitendeur had kun nen bereiken. „Wel," zei hij, reeds terugkeerende. Halverwege den donkeren corridor had hunne ontmoeting plaats. „Alleen wilde ik Zij sloeg hem de aunen om den hals en kus te hem hartelijk. Colville wandelde door de zonnige stralen huiswaarts en gevoelde zich min of meer, als ware hij een vreem de, nieuwbakken schurk een scha vuit, van zoo jeugdigen oorsprong en vorming, dat hij zeil nog geen lijd had gehad, den aard van liet door hem begane boevenstuk behoorlijk te ontleden. Daarmede hield hij zich den geheelen dag bezigdal zelfon derzoek liet hem zells toen nog in hel onzekere, ol hij onberedeneeid, monsteiachiig slecht had gehandeld, dan wet zijn gedrag logisch te toet- j sen was aan de uitspiaak van een alleszins zuiver geweten. Hij had zich met dit goede kind veiloold, en hare genegenheid kon hij onmoge lijk meer temperen, zonder daarbij te werk te gaan met eene ruwheid, die slechts in een beter man dan hij vergeeflijk zou zijn. bij de gedach te aan een plotseling afweren harer lielkozingen, gevoelde hij, als 't wa re, zeil hoe vreeselijk dit haar schok ken zou, zag hij bijna voor zijne oogen reeds haren blik van diepe smart en teleurstelling, en begreep hij dade lijk lol eene dergelijke wreede op- ïechtheid zeker niet in staat te zijn. Wel wist hij, dal hare liefkozingen slechts uitingen waien eener reine, lieihebbende zieldoch, wat hij ook aanvoeren mocht, hel hinderde hem, die te ontvangen, zoodat hij, had hem de wilskracht niet ontbroken, dadelijk Florence en haar zou zijn ontvlucht, totdat er bericht van hare ouders gekomen was. Dii, zoo her innerde hij zich met een bitter zell- verwijt, was ook zijn eerste ingeving geweest; daarover had hij zells met mevrouw bowen gesproken, en het had nog alles voor, behalve, dat het hem onuitvoerbaar scheen. Imogene keerde naar hel salollo terug, waar zij het kleine meisje met een bedroefd gezicht uit hel raam zag kijken. Reeds zoo van achteren be schouwd, loonde hare houding eene groote neerslachtigheid aan, die on middellijk eene uiting zocht, toen Imo gene haar hoofd, met heide handen vattende, naar zich keerde, om haar de wang te kussen. „Wat scheelt er aan, Efiie?" vroeg zij yroolyk. „Niets." „Ja toch, ge hebt verdriet." „Niets, waarom jjj wat geelt. Zoo lang hij maar liel tegen u is, komt het er niet opaan, wal hij mij doei." „Wat heeft hij je dan gedaan?" „lly deed, of ik in het geheel niet bestond, toen ik de kamer binnen kwam. lly heeft geen woord tegen me gezegdniet eens naar mij geke ken." Imogene drukte het kleine bedroelde, trillende gezichtje aan hare borst, „lly is een nare, akelige inan! En als hy weer eens hier komt, zal ik hem liet vi eeselijkste standje maken, dal hij nog ooit heelt gehad, ik zal hem alleeren om zoo met mijn lieve Ellie om te gaan! ik zal hem aan hel verstand brengen, dat, als hy van u geen noti tie neemt, hij hel ook van my niet behoeft te doen. Wil ik u eens wat zeggen, Ellie ik bedenk daar een goed middeltje. Den volgenden keer, als hij komt, zullen we hem samen ontvangen. Dan blijven we heel stijl, naast elkaar, op de sola zitten, en ant woorden slechts ja, neen, ja, neen, op al wal hij zegt zoo lang, lot hy het begrepen heelt, en zijn lesje weet, hoe hij zich voorlaan moet gedragen. Is dat niet goed verzonnen?" Tusschen de tranen van het kind door, brak zich een zwakke glimlach tieen„Zou dat wel eig beleetd van ons zijn?" vroeg zij echter. „Dal is minder, beleeld ol'niet, hij verdient niet beter. Naluuilyk, zoodra hy onzen wenk eenmaal heeft geval, doen we wéér met hem, alsol er niets is voorgevallen." Imogene schreel Colville een brielje, dat hy den volgenden morgen ontving, en waarin hem zijn misdryt onder hel oog wei d gebrachtzoo vernam hy ook de stral, die hem wachite, en de zacht zinnige bedenking, die het lieve kind daartegen had aangevoerd. Zag hij soms geene kans, die comedie mede door te spelen, dan diende hy hel toch op eene andere wjjze met Ellie goed te maken. Dat viel hem gemakkelijk genoeg: met de zakken vol kleine geschenken, verscheen hij, nam het kleine meisje op zijn knie en stoilie zijn berouw vol hart in lielkozingen en zoele woordjes uit, die hem geene wroeging zouden kosten. Geheel en al, en toch volkomen opt echt in zijne onschul dige dubbelliartigheid, wist hy zich voor haar te verootmoedigen, onder de plechtige belolte, haar nimmer meer te zullen kwetsen, als zij hern ditmaal nog vergiffenis schenken kou. Mevrouw bowen had laten weten, dat zij niet wel genoeg was, om hem te zienzij leed weèr aan hare ge wone hooldpijn; en hij zond door Efiie een boodschap, om haar eerbie dig zijne deelneming te betuigen. Toen zij die over had gebracht, bleel ze peinzend aan haar moedeis hoofd kussen staan, den ruiker, haar door Colville vereerd, in de handen draai end, terwijl zij haar hooldje, nu over den eeuen, dan over den anderen kant, in bewondering, daar boven gebogen hield. j „Ik gelooi, dat mynheer Colville en Imogene tegenwoordig veel liever zijn dan vroeger," zeide zy. Mevrouw bowen hief, door den elleboog gesteund, haar hoofd van haar kussen op. „VV'at bedoelt ge, Ellie?" „O, ze zijn allebei zoo lief voor mei" „Zoo," zei hare moeder, haar hoold weêr latende zakken, „beiden?" „Ja. Maar hy vooral." De moeder wendde haar hoofd af en prevelde zuchtend een paar woor den. „Wat?" vroeg Efiie. «Niets, kind. ik wist niet, dal ik iets zei.' Ellie bleel nog een poos, met ha re bloemen spelende, naast haar staan. „Ik vind mijnheer Colville toch wel de aardigste van al de heeren, die hier by ons komen. U ook niet, mama „Zeker." »Uy is zoo vroolyk en kan zoo prettig vertellen. Misschien mogen kinderen nog met aan zulke dingen denken, mama, maar ik zou wel met mynheer Colville willen trouwen, 't Spreekt van zeil, dal ik dan eerst tamelijk oud zou moeten zyn. Hoe oud zou iemand wel moeten wezen, om met hem te kunnen trouwen?" „Kom, praal toch niet over zulke duigen, Ellie," sprak hare moeder. „Neen, ik gelool ook, dat het maar geklieid van me is." Zij zocht een knopje uil haren ruiker en kuste dn toen hield ze haar bouquet op arms lengte voor zich uil, en huppelde de kamer al. XVil. In de eerste veertien dagen na hel Egyptische bal, had men in Floren ce lal van andere vroolijke bijeen komsten, die Colville en imogene, des genoodigd, bezochten. Voor de rus tige diners, die hy wel zoo aange naam vond, en waar hy zich, door zijn gezonden eellust en zyn aange- namen kout, zoo volkomen op zyn gemak zou hebben gevoeld, bedankte hy trouwdaarentegen nam hy alle uitnoodigingen aan voor pariyen, of bezocht hy recepties, waar dansen eene bijzaak heette te zyn, waai-du, te nauwernood zichtbaar, op een hoekje van de kaart stond gedrukt, doch in de daad de grooste rol in de genoegens speelde. Up al die plaat sen was liet zyne hoofdbezigheid, Imogene met anderen te zien dansen soms ook walste hy zelf met tiaar, en ontving dan meest van de heeren van zijn eigen leeftijd, die niet meer aan het dansen deden, loltuitingen over de onvermoeidheid, waarmede hy nog rondspringen kon. Die be wonderaars verklaarden tevens aan ieder, die naar hen luisteren wilde, dal zij er voor zichzelven mets meer mede op hadden, doch wel geloof den, dat hel dansen, voor iemand, die de zaak had onderhouden, zoo moeilijk niet kon zyn. Eene zij ner gastvrouwen, die eene danspar tij om hare dochters gaf, ver telde hem, dal hij aan iedereen ten voorbeeld gesteld kon worden, en dat, zoo de heeren van middelbaren teel tijd, in hun eigen land, wal meer pleizier hadden in de vermaken der jeugd, de Amerikaansche gezelschap pen niet zulk onnoozel, laf kinderspel zouden wezen als nu. Naar al deze veieenigingen begaf hij zich in zyne hoedanigheid van jongen man, ol- schoon hij niet altijd even gereedelyk in die kwaliteit werd aangenomen en erkend. Dikwijls gaf men hem hel koopje om met moeders en oveijarige, ongetrouwde tantes tesoupeeren; en waren die moeders toevallig soms wal jeugdig uitgevallen, niet altijd stelden ze zyn onderhoudend gesprek op prijs^ (Wordt vervolgd). Gedrukt by DE ERVEN DOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1892 | | pagina 6