AOHaaimo 'v:a i n o 'SUfSOOT N3AB3 °aa 'lïsnavvn "iaaa HiSHaa '3 N33 HH.LS3M NVA 3NIIAI13H1IM aooa UVA HOSTaONST I3H ÏÏVVN 4 blikken voor, zoowel in de vriendschap als in de liefde, dat men zwijgen moet, waar men had willen spreken. Wij mogen de gebreken van een vriend nog zoo duidelijk inzien, het is toch beter den schijn aan te nemen alsof wij ze niet bemerken. Want het is zeer te betwijfelen, of het berispen van gebreken ooit eenig goed deed, of het ooit geleid heeft tot het uit roeien dier gebreken. De vriendschap wordt door het meerendeel der menschen gewoonlijk beschouwd, als iets, dat bestemd is steeds voort te blijven duren, en dat tegen elke gewelddadige behandeling bestand is. Doch [dit is een groote dwaling. De vriendschap kan, even goed als de liefde door zulk eene behan deling gedood worden, één onbedachtzaam woord kan haar zelfs plotseling doen stervenzij kan alleen voortbestaan, wanneer zij met zorg en teederheid be handeld wordt, want het is een kruidje-roer-mij-niet en geen grove distel. Wij mogen van een vriend niet verlangen, dat hij boven alle andere mensfhen staat. Wij behoeven zijne gebreken niet lief te heb ben, maar wij moeten er niet bij blijven stilstaan, zelfs niet in onze gedachten. Wij mogen niet van hem eischen, wat hij ons onmogelijk kan geven. Een karakter kan alleen dat geven, wat het bezit. De tijd en de afwezigheid zijn vijanden van de vriendschap, zoowel als van de liefde; maar zij behoeven haar daarom niet te dooden, zooals zij de liefde dooden. Want de liefde is zoo innig saamgeweven met phy- siek genot, dat zij zonder dit genot op den langen duur niet kan blijven bestaanmaar daar de vriendschap een gevoel is, dat niets materieels heeft en uitslui tend op het verstand berust, zou zij ook moeten kunnen voortbestaan, zonder dat de vrienden persoonlijk met A\n ua laiqueq mu ua 'pq yaaq japaaiupa.1 .Mjq -UBtn uaa ui sjpz 'ppqSiuspaoq auiBuaSuBBUO uaa pfijp st putqsjaA puozag" •qfipuiaS suizsSiuaa [jq approoMjuB „'sqjjpsaa.uspisipuBp.iaA puozaS pm avuou uag" „•piaajjuaouoa -aS fitu ui qoiz gjaaq jqoBjsaS suo uba puepjaA puozaS pq iy -pppaA sjjjMqip ooz spaa.i srarami [jui fiS jqaq pp 'ufjz a} ipsipqpdraAls mo qosipe.id oj uaq qj" ,/uaps.i uauunq uajqoepaS auljui SuiSSaj -jin a.iapi9A aSuraa japuoz fiS jpnoz 'jjbbm auiou oqosipqpdmXs suaa fiS sjy uaSuaiq aj uaprooM rapuo jqoBp uaAaooz qi pM isajp Sipsj a} firn si ppj" •japnz aufiz appjooMjuB ,,'ptu jo uaq suaa n pra pq qi jo 'ua°°az snp qi uuq aoq }quap J3AO fi§ jbbm 'uapM aj aaa ap piu qaq qj" •uiBAvq ao; tuaq .ibbu aip 'atuBp auaa uaSaj 'do -pjBq (jq apiaz <l(;ep|ijj 'piu qoo pp fiS ïpui^" (/ua°uaaq aj joop ppqmeBz -uaa ui rnn jpq uaa ufiz pep ui aaacu pin fuv pp 'si 'uaqqaq uaqusp aj uaziai aSunpSuB[ azuo ua guip -uiAjapuo arapjaam azuo uub 'duqasuapM jap SubS -pmooA uap ubb fiM pp 'aSiuaa pg 'Sjpoou juuaj -inq uba iouiqqa.udo uaqqaq fi^ 'piu fuv ua Saou -a§ jpzqoiz ubb uappeq lig 'uaqqa.q uapaora p.iBBMZ pq Ijz sp 'uappjos apuapnmpn suaAaj ua ua.iaa°sfiM ua uapjaapS aporS sjfiMqip sjpz uaiB.vv Ijz 'uaajp pin pp ug uapa.ua} jjz uajB.w qooi jbbui .'pup uaSapSfiq }S}qoip ap jbbu Suspq uba star uaa sjpz sbav pq na 'Sipoou Subj uaqaM (jz uappeq 'ubb§ aj uapuog .ibbu uiq -Suiuom auunq mopuoj uaSaM ajequBB°aquo ap loop uapausaSjB ppjaM auoMaS ap uba uojbm jjz 'SBAa SuipAJBA pM 'suaa piu uajsiM ftz el 'piu qaiz .ia uappaAiaA ua 'pM pq uapap 'fuv uBp ua.t8M japq 8 5 elkaar in aanraking kwamen, ja zelfs door eene levens lange scheiding niet worden vernietigd." Toen hij dit geschreven had stond hij op en liep eenige malen de bibliotheek op en neer. ,,Dit laatste is volstrekt niet waar," zeide hij. „Het moest zoo zijn, maar het is niet zoo. Een lange schei ding doet zelfs tusschen de beste vrienden een mist oprijzen, gelijk aan dien, welke de Brahmaansche toovenaars oproepen om zich zelf te verbergen. Ach ter dien mist worden de trekken, die wij eens zoo goed kenden, onduidelijker en eindelijk is het, alsof zij aan een vreemde toebehooren. Zal de wederzijdsohe sympathie niet verminderen, dan moet men gedurig met elkaar in aanraking komen. Dit is onze schuld niet; de oorzaak ligt in ons gebrekkig geheugen en in de verandering, die onze ziel zoowel als ons lichaam met de jaren ondergaat." Hij zette zich niet weer aan zijn schrijftafel neder. De glazen deur der bibliotheek stond open en hij trad naar buiten. Yoor hem lag de tuin half in de zon, half in de schaduw van groote boomenhier en daar stonden tusschen de bloemperken, die met ouderwetsche losheid en natuurlijkheid geschikt waren, bevallige groe pen zeldzame conifeeren, en op den achtergrond hooge, geschoren palmenhagen een overblijfsel uit de dagen van koningin Anna. Hij liep in gedachten verzonken het met rozen beplante terras op en neer, dat zich voor dezen vleugel van het huis uitstrekte. Er stonden niets dan theerozen en het geheele terras werd er door in gesloten, eenige breede steenen trappen leidden naar den tuin, die een weinig lager lag, en werden geflankeerd door een grooten ceder. Het was eene bekoorlijke, poë tische plek. De andere gevels van het huis waren veel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 7