J LADY GRACE. EEN ROMAN TA1C Mevrouw HENRY WOOD. Uit het Engelsch. 21) „Ach, laai roe u alles vertellen," ging zij voort, moed scheppende, nu eenmaal het ijs gebroken was, zoo als zenuwachtig prikkelbare menschen dit doen kunnen. „Ik ontdekte, dat ik u niat liefhad; dat hel mijn, maar in dubbele mate uw ongeluk zou zijn, onze verloving en ons huwelijk door te laten gaanen ik heb heel den langen nacht liggen denken, welken weg ik nu behoorde in te slaan. Aan papa durfde ik het niet vertel len; hij is zoo streng, hij zou niet naar me geluisterd hebbenen ik ik vatte hei plan op, er u over te spreken, u te vragen, mij mijn woord terug te geven. Dat is het nu waarom ik u smeek." Zij zat nu met de handen in den schoot samengevouwen, hare oogen neergeslagenop haar gelaat stond hulpeloosheid geschreven. Sir Everard bleef zwijgen. „Ik wist, hoe goed gij waart, hoe bedachtzaam, hoe eerlijk, en daarom had ik den moed, mijn hart, mijne treurige omstandigheden voor u bloot te leggen, een beroep te doen op uwe edelmoedigheid, om de schuld van het verbreken van ons huwelijk op u te nemen. O, Sir Everard," ver volgde zij, in tranen uitbarstende, „ik acht u zoo hoog, ik hen u zoo toegenegen, dat mijn hart er onder breekt, u dit te moeten zeggen." „Vergeef mij, indien ik herhalen moet, dat ik u niet begrijp," zei hij, i op denzelfden zachlen,minzaraen toon, „en uw laatste woorden nog het al lerminst. „Gij acht mij hoog en zijt mij genegenmaar hebt mij toch niet lief? Ik ben met die achtingen genegenheid tevreden, Mary, en vertrouw, dat de liefde wel volgen zal." „Dat kan niet," antwoordde zij hartstochtelijk, even, voor een oogen- blik slechts, hem flink in de oogen ziende. „Het is onmogelijk." Nieuwe stilte; weer waren hare oogen neergeslagen, en was het bloed haar naar de wangen gestegen. Voor den baronet ging eindelijk een licht op. „Gij hebt een ander lief!" „O, vergeef het mij," fluisterde zij. „Hel is vanzelf gegaan: het is gekomen, zonder dal ik het wist. En hij ook hy wist het niet vóór gisteren avond, toen gij hier kwaarat. Althans althans nooit heeft hij er een woord van gezegd." „Daar hebt ge u verraden; waar schijnlijk zonder dit van plan te zijn geweest. Gij bedoelt zeker den heer Baumgarten Ja, het was waar: zij had zich ver raden, en werkelijk zonder dal dit hare bedoeling was. Dit bracht haar nog verder van streek. „Waarom hebt ge mij dan eerst het jawoord gegeven vroeg Sir Eve rard. „Ja, waarom!" mompelde zij. „Toen wist ik niet, wat ik deed. Ik mocht u gaarneik bewonderde en eerde u; gij waart zoo geheel anders, zoo hoog verheven boven de onbeduiden de jonge raaDnen, die men gewoon lijk ontmoet. Het is waar, dat ik u toen niet bepaald liefhad, toen zelfs wist, dat ik gaarne Charles Baum garten mocht lijden mocht lijden, hoor! maar ik dacht, dat de werke lijke liefde wel later zou komen. Ik handelde in een soort van droom of veibijstering, waarin mij uw aanzoek had gebracht. Ik had eigenlijk ge dacht, dat er eene andere reden was voor uwe veelvuldige bezoeken bij ons gij ziet, ik vertel u alles." Waarom dacht gij dan wel, dat ik zoo dikwijls bij Lady Grace kwam?" vroeg Sir Everard. Zij aarzelde even, en zei toen op zachten toon: „ik verbeeldde mij, dat gij voor Gertrude Baumgarten kwaamt." „Gertrude Baumgarten I"j| herhaal de hij met een eigenaardige stem buiging. „Gertrude] zou jniets' om] me hebben gegeven." „O, teker zou Gertrude dat zooals ik nu stellig geloof." „Onzin, Mary! GertrudeBaum garten was te veel ingenomen met dien Italiaanschen prins!— die|meer geld dan verstand heeft." Mary schudde haar hoofd. ,0 neen, zij gaf niets om hem, en toen hij een huwelijksaanzoek deed, bedankte zij hem ineens, niet begrijpende, hoe hij zooiets had durven doen. Toen alles voorbij was ik bedoel: toen wij verloofd waren, en ik me weer met de familie Baumgarten op de thuisreis bevond, kon ik de gedachte niet van mij zetten, dat gij het waart, aan wien Gertrude eigenlijk haar hart had geschonken. Zekerheid had ik daarvan niet; ja ik vond het maar beter, daaraan niet te denken; maar nu weet ik zeker, dat Gertrude sinds dien tijd nooit meer dezelfde is ge weest. Eigenlijk moest ik u dit niet zeggenmaar och, op zoo velerlei wijzen verpraatte ik me misschien reeds." Everard Wilmot zweeg eerst en zei toen: „Ge weet niet, Mary, hoe ge mij door die mededeeling om trent uzelve in een groote moeielijk- heid brengt!" „Ik geef me aan uwe edelmoedig heid over; ik smeek alleen om uwe vergiffenis." „Mjjn eigen gevoelens nog daar gelaten, brengt ge mij in een aller lastigste, pijnlijke verhouding tot Dr. Dynevor. Hij weet niet beter, of ik ben l'huis gekomen om met zijne dochter te huwenik dacht ook niet anders; iedereen verwachtte hel; en op welken grond kan ik nu weigeren Kan ik nu, met mijn hoed in de hand, voor hem gaan staan en zeg gen: „Mijnheer, uwe dochter ver veelt me, ik zie van haar af?" Zij vatte de zijden strook van haar kleed en plukte die in hare verstrooidheid. „Hoe kunnen we daar een vorm aan geven Wat is er aan te doen? O, Sir Everard, weet gij niets te bedenken? Gij zijl zooveel wijzer dan ik." „Het schijnt dan wel vast bij u te staan, dat ik mijn lang gekoesterde wenschen zoo maar ineens op zijde zetten dat ik, op bevel, van mijne bruid afstand zal doen?" Zij werd, zoo mogelijk, met iedere minuut nog meer met de zaak ver legen. Wat kan ik dan doen? Kan ik u trouwen, terwijl ik een ander liefheb „Is het wel goed van u geweest, om, nadat ge beloofd hadt mijne vrouw te zullen worden, den omgang te zoe ken van meneer Baumgarten?" »Gij begrijpt het niet," antwoord de ze vlug. «Het was zeker niet goed doch uw oordeel is wel wat voorba rig. We zijn al zooveel jaren met de Baumgartens bevriend geweestmijn jongste zuster heel naai Lady Grace en Charles kwam hier altijd als een eigen broeder aan huis. Ik dacht aan geen gevaar, en Charles evenmindoor uwe thuiskomst eerst zijn onze oogen opengegaan." „Dus moet ik aannemen, dat gij en Baumgarten onherroepelijk verbonden zijt?" De arme strook van de japon had het nu zwaar te verantwoorden, en Sir Everard had moeite, hel be vestigend antwoord te verstaan. „Zou het dan niet maar beter zijn, rond voor de zaak by Dr. Dynevor uit te komen? Ik opper dit niet om het mijzelven minder onaangenaam te maken, maar „Dat mag in geen geval worden gedaan," viel zij hem gejaagd in de rede. „Charles Baumgarten is nu nog te arm om mij te vragen, en papa zou woedend worden, als hij hiervan iets wist. Het liefst zou hij willen, dat ik o vergeef mjj, dat ik dat alles zoo zeggen moet dat ik Lady Wilmot werd, en ik durf voor mijne weigering niet uil te komen. „Ik hoopte zoo, dat gij de schuld op u zoudt willen laden alsof van uwen kant de eerste bezwaren waren gemaakt gij zoudt niet bang voor hem zijn, want hij zou zich tegen over u wel welen in te houden, wat met mij zoo geheel anders zou gaan. Ik weel, het is een groote gunst, die ik u vraag," vervolgde zij, terwijl de tranen in hare oogen welden, „maar als gij eens wist, hoe ongelukkig ik ben, hoe ik geen raad meer weet misschien zoudt ge me dan uwe hulp wel niet weigeren." „Gij ziet ééne voorname zaak over hel hoold," antwoordde hij op zach ten toon: „hel is toch beter, dal de blaam van bedankt te zijn, op mij valt dan op u. De wereld is weinig edelmoedig in zulke gevallen, doch dat laat mij meer koud dan hel u kan doen." „Ik zie alles over het hoofd," antwoordde zij, „behalve het feil hier voor my dat ik uwe vrouw niet wor den kan, en toch de ware reden daar van niet aan papa durf bekennen. De menschen zullen alleen kunnen zeggen, dal gij berouw hebt gehad van uw engagement met mij. Wel nu, laat hen begaan." Sir Everard zweeg. Hy wist, dat de wijze, waarop een dergelijk praatje onder de menschen zou worden be handeld, met zoo malsch zou zijn, als zij wel dacht. „Gij moet mijeenigen tijd tot overweging laten," zei hij op staande. „Ik kom morgen ochtend bij u terug." Zij was ook opgestaan en bleef als een boetelinge voor hem staan. Hij vatte hare hand. „Ik hoop, dat ge het mij vergeven zult; ik hoop, dat gij toch niet zoo heel veel van mij hieldt," fluisterde zij, hem inel berouwvolle oogen aan ziende. Bijna maakten hare woorden en de nederige houding, waarin ze zich tot hein wendde, hem vroolijk zij sprak zoo echt eerlijk en kinderlijk. „Ik vind u werkelijk zoo lief," antwoord de hy, met een glimlach: „te lief, om zoo maar zonder leedwezen af stand van u te kunnen doen." „Och, dal zult gij wel te boven komen," zei zij met vuur, en heel spoedig ook, zoo ik hoop." „Het zal de tweede keer zijn, dat ik mij over iets dergelijks heen zal moeten zetten," antwoordde hij, misschien onwillekeurig, misschien met voorbedachten rade die bekente nis doende. „Ik ben nog eens, in mijn prille jeugd, of wal ik nu mijn prille jeugd noem, op het punt ge weest om te trouwenik was vier- en-twin tig toen." „En bedankte zij u?" vroeg Mary belangstellend. „Neen; ze stierf. En met haar stierf ai wat ik aan liefde kon gevoelen zooals ik haar liefgehad had, zou ik dit nooit eene andere kunnen heb ben. Jaren nog na haar dood, bleef ik voor iedereen onverschillig. „Wil mot zal nooit weer trouwen," zeiden de menschen. „hij heeft haal aan de vrouwen gezworen." Weinig dachten ze, dat hij eens iemand te veel had liefgehad. Denk nu echter niet, Mary, dal ik u deze bekentenis opdring, in vergelding voor de uwe van zooeven: het is altijd mijn plan geweest haar, en nog uitvoeriger dan ik nu deed, te doen vóór ons huwelijk." Mary Dynevor had onder die woor den hare oogen opgeslagenhare lippen brandden van verlangen om iets te zeggen. „Dus als ik u goed versla hebt ge mjj eigen lijk nooit werkelijk Jiefgehad?" „In de overdreven,,dichterlijke, op geschroefde beteekenis van dat woord neen.Maarom,uwe eigene beschrijving aan te halen ik vond ujtoch lief en mocht u zoo gaarne. Doch zoo] ge mijne vrouw waart ge worden, zoudt gij nooit dat gemis van,eene idiale_liefde] hebben gevoeld." Een ongèwone vreugde straalde uit hare oogeneen lichte blos over- toog hare wangen, en met warmte vatte zij Sir Everards handen. „Ik ben innig dankbaar I" bracht zij uil. „Ik ben hoogst gelukkig I Als ge mij dan toch niet op die wijze lief hebt ge had, is er nietsüverloren, dan kunnen we vrienden blijven I ,Ik zou niemand ter wereld liever hebben als vriend, en gij zult Charles' vriend ook; worden, en hem uw vriend laten zijn." „Misschien mettertijd." „Ja, mettertijd. Zoodra gij kunt; zoodra ge mijne ondankbaarheid, en wat ik nu gedaan heb, vergeten zult zijn. Ik weet het, ik heb slecht ge handeld, en ik vraag u vergiffenis daarvoor. Maar nu ben ik blijde, nu kan ik weer en nogmaals tot mijzel- ve zeggen: „Het is daarom niet uit tusschen ons, we blijven immers goede vrienden." Hij begreep volkomen goed, wat zij hem aan het verstand wilde bren gen, al had zij daarvoor niet de duidelijkste bewoordingen gekozen. Als een echt kind, had zij zonder voorbehoud haar hait uitgestort, en Sir Everard betreurde het, in het heen gaan, dal niet alle meisjes zoo op recht en ongekunsteld waren als zij. Hare bekentenis sloeg hem geen diepe wond. Een man of vrouw, die de verschijnselen van den hartstocht, dien men liefde noemt, doorleefd en overleefd heeft, is voor diepe won den onvatbaar. Onder den invloed daarvan verkeert men in een zaligen droom: zoet, rein, hemelsch; teveel van dat alles voor deze wereldeene tegenstelling met al hel andere, wal daarin te koop is. Slechts weinig mannen ja zelfs vrouwen zijn voor die soort van liefde vatbaar gelukkig voor hen! Everard Wilmot had dat gevoel gekend, doch het had uitgewerkt, was nu weg onher roepelijk weg, nagenoeg zonder eenige herinnering bij hem achter te heb ben gelaten. Doch het had bij zijne vlucht de binnenveren van zijn dich terlijk bestaan medegenomende poëzie, het hoog verhevene, de reine, zuivere hartstocht; alles wat slechts aan de ruwe werkelijkheid tegenover staat. Van dat oogenblik af kon hij eerst aarden in deze daadwerkelijke, bedrijvige wereld, en zijne toekomst afbakenen; maar hij wist, dat er voor zijn hart geen leven, geen liefe lijke aandoening, geen hoop, geen bevredigend geluk meer te vinden zou zijn. Neen, neen, diepe wonden zou Sir Everard nooit meer leeren kennen. Den vogel was hel zingen verleerd. Buiten die eerste bekentenis om trent zijn eigen vioeger leven, zou Sir Everard, zoo hij gewild had, nog eene tweede hebben kunnen doen dat hij eigenlijk meer op Gertrude Baumgarten dan op Mary Dynevor verliefd was geweest. Het eerst had hij Gertrude ontmoet, toen zij zich met hare moeder op het Vasteland bevond. Hij gevoelde zich bijzonder tol haar aangetrokken en werd, om die reden vooral, een trouw bezoeker van Lady Grace's huis. Eens, op een avond, sprak hij met Gertrude, of liever, hij gaf haar te verstaan, dat hij gaarne een onder houd met haar wenschte. Zij toonde, daarmede volstrekt niet ingenomen te zijn; met zekere verontwaardi ging wees zy dit af en verzocht hem zelfs, daarop nimmer terug te komen. (Wordt vervolgd Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6