mmmAJmrn uw**7"' LADY GRACE. EfiN ROMAN TAB Mevrouw HENRY WOOD. Uit het Engelsch. 26) Juff. Tuff wist hier niets op te ant woorden ze moest hare oogen wel gelooven. „Meneer," zei ze, „wat ge lukkig, dat ik hier gisteren avond ben geweest, in plaats van Joe! We zouden hem misschien verdacht heb ben." „Ik zie dit zoo bijzonder gelukkige nog niet in," zei haar heer met zeke ren nadruk. „Ge zijt zeker in slaap ge vallen en iemand heeft van die schoone gelegenheid gebruik gemaakt." De juffrouw wees verontwaardigd die beschuldiging al. „Meneer," zei zij, „ik heb nel zoo lief, dat u zegt, dat ik het gedaan heb, wanneer u zoo iets denkt. Ik geloof niet, dat ik zooveel als even gezeten heb den heelen avond, omdat ik juist in de gelegenheid was de kast eens uit te halen." Na haar weggezonden te hebben, bleef Charles Baumgarlen in gedachten verzonken Met kracht en geweld verbrak hij eindelijk het verdraaide slot, en toen de lade open kwam, bleek de inhoud daarvan onaange roerd te zijn gebleven. Alles was even duister. Had men hier met een inbre ker, een dief te doen, die den in houd van eene lade overhoop ge haald en het van eene andere ver draaid had, dan bleef het onverklaar baar, hoe hij er toe gekomen was, een spoor van zijn bezoek achter te laten, in den vorm van een plaatje met balletdanseressen, dat den bis schop zoo geërgerd had Neen. Eerder kwam Charles tot de slotsom, dat een zijner kennissen een grap had willen uilhalen, en nu zou hij er gaarne achterkomen, wie hem die kool had gestoofd. Kort daarna kwam juffr. Tuff weer binnen en vroeg een woordje te mo gen zeggen. „Het is me in eenen zoo klaar en duidelijk als de dag geworden, me neer," begon zij, naar het raidden der kamer tredende. „De een of an dere gauwdief moet van nacht naar bin nen zijn geslopen, omdat u den sleutel op de gangdeur hebt laten steken." „Waardoor wat zeg je toch?" vroeg haar heer. „Den sleutel hebt u in de deur gelaten, toen u voor den tweeden keer bent uitgegaan." „Ik begrijp niet wat u bedoelt, juf- trouw Tuff. Ik heb nog nooit, giste ren avond, noch een anderen avond, mijn sleutel in de deur laten steken." „Wel, stellig, meneer," antwoord de zij verwijtend. „Hoe zou ik er anders in hebben kunnen koinen?" „Och, wat droom je toch? Je hebt immers een eigen sleutel." „Maar u hebt me den mijnen gis teren avond afgenomen, meneer Weel u dat niet meer vervolgde zij, zien de dat Baumgarlen haar niet begreep. „Toen ik terugkwam, stak de sleu tel in de deur, en toen dacht ik wel, als dat u dit voor mij hadt gedaan: maar, als u me niet kwalijk neemt, dat ik het zoo zeg, dat was toch niet erg sekuur van u." Charles Baumgarten keek met de grootste verbazing zijne schoonmaak ster aan; geen enkel harer woorden vond bij hem weerklank. Hij verzocht haar, zich duidelijker uit te drukken. „Toen u terug kwam, niet lang nadat u weg was geweest. „Wacht even. Zoo komen we nooit tot een eind. Na tafel ben ik de deur uitgegaan en niet vóór tien uur te ruggekomen. Ik had den sleutel bij mij en liet me daarmede in. Ga nu voort." „Dal bedoel ik niet, meneer; ik bedoel toen u met schemerdonker te rugkwam." „Och, mensch, ik ben met sche merdonker niet l'huis geweest." Juffr. Tuff zweeg een oogenblik; zeker vroeg zij zich al, of de nacht en de slaap soms ongunstig op haar mees ters herinneringsvermogen konden ge wei kt hebben. „Meneer," zei zij, „misschien kunt u het nog wel te binnen brengen, als u even nadacht. Toen u na den eten uil was gegaan, ging ik een paar boodschappen doen, en had juist de deur achter me dicht gedaan, toen u de trappen op kwaamt, en mij den sleutel uit de handen naamt om u weer in te laten. Ik dacht dadelijk, dat u songs den uwen had laten liggen. Ik mag een hall uur uil zijn gebleven, en toen ik weer terugkom, wat zie ik? mijn eigen sleutel in het slot en ik ken de twee sleutels best uit mekaar. „Dal is voor mijn," dacht ik, „om er van zelf in te kunnen komen"maar toch vond ik het niet erg sekuur van u. Londen is zoo'.n dievenslad en hier de buurt is al niet beter dan een andere." „Je hebt me daar een mooi stuk je uitgehaald," merkte de heer Baum garlen ernstig op. „Je hebt mij den sleutel niet afgegeven 1" De juffrouw was beleedigd. „Ik ben bijziende, meneerdat weet ik genoeg, en mijn oogen laten me wel eens in den steek; maar zóó ben nen ze toch niet, dat ik iemand an ders voor m'n eigen heer zou kun nen houden." Een kortstondig stilzwijgen. Juffr. Tuff stond verontwaardigd voor zich te kijken, totdat Charles haar een wenk gaf, dat zij heen kon gaan. Hij bleef zitten peinzen, wat dat alles te beduiden hebben mocht. Bij den juwelier had men zijne plechtig- ste verzekeringen niet willen geloo ven, aangaande de handteekening op een wisseldoor anderen was hij be schuldigd, dat men hem in slecht gezelschap in het llaymarket Theater had zien zittenen eindelijk werd hij op zijne eigen kamers, door zijn eigen bediende gewantrouwd Ware Cyras Baumgarlen in Euro pa geweest, dan zou Charles, met het oog op de tusschen hen beiden bestaande sprekende gelijkenis, nog hebben kunnen denken, dal men zijn broeder voor hem had aangezien maar hij wist niet beter of Cyras zat, waar hij nu jaren achtereen geweest was, in Nieuw Zeeland. Hij gevoelde zich den ganschen dag alleronaangenaamst gestemdwaar hij zich ook bevond, in het Gerechts hof, onder het houden eener pleitre de zelfs, kon hij die gedachten niet van zich zetten. 's Avonds ging hij een bezoek bren gen in Eaton Place: sedert Mary naar Brighton was gegaan, had hij dit niet gedaan. Dr. Dynevor was nog in de stad; en tol Charles' verwondering hoorde hij, dat Mary ook thuis was. Binnengelaten, zag hij de meid, die, zooals hij wist, met Mary op reis was gegaan, in de gang staan. „Och Sara, ben je terug!" riep hij uit „Ja, meneer, we zijn vandaag te ruggekomen," antwoordde het meis je, dat daarop de navolgende uitleg ging gafde familie, waar ze te Brighton gelogeerd hadden, was op hel bericht der ernstige ongesteld heid van een harer betrekkingen te Cheltenham ineens opgebroken. In plaats van in het salon te wor den toegelaten, zooals gewoonlijk, liet men hem in een klein spreekkamer tje tegenover de eetzaal gaan, waar spoedig Miss Dynevor bij hem kwam. Aan den fleren stand van haar blon de pruik, aan haar opgetrokken wenk brauwen en trotschen toon zag Char les dadelijk, dat er iets niet in den haak moest zijn. „Dus het is dan toch mijnheer Charles Baumgarlenriep zij, alsof door zijne verschijning een twijfel werd weggenomen. „Toen de knecht u aankondigde, zei ik hem, dat dit eene vergissing moest zijn. Mag ik weten, waaraan we uw bezoek te danken hebben?" Charles lachte. Miss Dynevor ver anderde nog al eens van humeur, maar hij trok zich dit al even weinig aan als hare eigen neven en nichten. „Ik kwam eigenlijk een kopje thee hier drinken, miss Dynevor. En daar hoor ik, dat Mary weêr t'huis is," was zijn antwoord. „Ja; zij is teruggekomen," ant woordde miss Dynevor, heel stemmig. „Doch u zult wel begrijpen, dat gij hier van avond niet welkom zijt." Chailes keek haar aan: in hare stem, in haar houding vond hij iets zoo buitengewoons, dat van toenemende onrust zijn polsen begonnen te ver snellen. „Ook voortaan niet," vervolgde de tante, die, zelve staande gebleven, ook Charles geen stoel aangeboden had. „Maar waarom riep Charles uit. „Wal heb ik dan gedaan?" „Dat behoeft gij toch wel niet te vragen, Charles Baumgarten, en bo vendien zou het mij hoogst onaan genaam zijn, u daarvan uitlegging te geven," antwoordde zij. „En toch dring ik daarop ten sterk ste aan," zei Charles. „Iemand, die beschuldigd wordt, kan het recht van verdediging niet ontzegd worden, miss Dynevor." Zij ging zoo recht mogelijk over eind slaan de blonde krullen weken links en rechts van haar hoofd. „Eergisteren avond, mijnheer, zag ik u, in de comedie, in een toestand, die die in een woord, die een groot schandaal was. „Als die goede brave Deken van Denham, uw vader, dat had moeten 1 eleven," dacht ik, „dan zou hij zijn zoon hebben afge zworen zooals wij van dezen stond af zullen doen." En ik kwam regel recht naar huis, dat kan ik u zeggen, mijnheer, vertelde alles aan mijn broeder, en genoeg aan mijne nich ten om haar te overtuigen, dat gij geen fatsoenlijk man meer zijt. Zoodra Mary t'huiskwam, heb ik ook haar op de hoogte gebrachten en zij mag natuurlijk niets meer met u uitstaande hebben." Charles had haar eerbiedig aange hoord. „Wil u thans nog zoo goed zijn, miss Dynevor, ook mij te zeggen, waar en in welken toestand gij mij hebt gezien," zei hij, nadat zij uitge sproken had. „Het is wel brutaal om dat nog te durven vragen, Charles Baumgar ten," antwoordde zij bits. „Doch wat anders kon ik ook verwachten? Neen, mijnheer: ik heb gezegdI" „Met uw permissie: ik heb nog zOo goed als niets van u vernomen. Het is uw plicht om verder te gaan." „Mijn plicht?" herhaalde zij spot tend. „Het is volkomen overbodig om meer te zeggen, want gij zaagt mij even goed als ik u heb gezien." „Was dat soms in het Haymarket Theater?" Miss Dynevor luchtte haar hart, door een hoogst zedig gilletje te sla ken, dal in haren zakdoek werd ge smoord. „Of het in Haymarket dan wel in de Weslminster-Abdij heeft plaats gevon den, doet hier niets ter zake," beet zij hem toe; „ik ben niet gewoon van zulke ongehoordheden te reppen. Gij zijt een huichelaar, Charles Baum garten, zooals trouwens de meeste jongelui in den tegenwoordigen tijd. Ik heb ze hooren vergeleken bij ge pleisterde graven, en die vergelijking is juist. Ik kan u niet langer te woord staan, mijnheer." Fier zeilde zij de kamer uit, Char les de deur wijzende. Deze maakte geen haast om aan dien wenk ge hoor te geven. Hij verlangde zi li te rechtvaardigendoch tegenover wien De domheer was zoo opvliegend: pra ten met hem zou de zaak eer erger dan beter maken. Doch buitendien: wat kon Charles tot zijne rechtvaar diging aanvoeren? Niets. Niets, wat geloofd zou worden. Terwijl hij daarover nog stond na te denken, werd de deur zachtkens opengeduwd en verscheen Regina. „Ze is weg, niet waar, Charley? Hoe was ze wel?" „0, verschrikkelijk," antwoordde Charles, de deur sluitende. „Wanneer tante Anna eene grief heeft, dan is ze niet te genaken, en in geen jaren is zij zoo boos ge weest," ging Regina voort. „0, Char ley, wat een onvoorzichtigheid! Hoe heb je dit durven doen En wie was daar bij je?" „Yerlel me toch eerst, wat je dan toch van me hebt gehoord," zei hij. „Dat je op de voorste rangen in het Haymarket Theater, in gezelschap van eene dame met geblanket ge zicht zijt gezien Janet, tante An na's meid, heeft het ons allen verteld. Je hadt gisteren avond, zooals de oude Janet zegt, tante Anna eens op hare kamer moeten hoorenzij ging over je aan I „Dat is zeker aan Mary ook meê- gedeeld „Tante Anna zou dat niet graag nagelaten hebben. Maar wie was die dame toch, Charley?" „Ik zou wel eens willen welen, Regina, of ge me wilt gelooven, als I ik je wat zeg?" „Beproef het maar. Misschien wil je beweren, dat het Gertrude is ge weest?" „Gertrude is op Groot Whitton, dat weet je immers. Maai ik kan werkelijk niet zeggen, wie het was ik ben in het geheel niet in de co medie geweest." „Niet in de comedie geweest 1" „Neen. Ik heb den heelen avond op mijne kamers doorgebracht. Maar het verhaal is daarom geen nieuw tje voor mij. Een kennis van Peter Chester beweert ook, dal hij me daar heeft gezien juist zooals ge beschre ven hebt. Het moet iemand ge weest zijn, die veel op me lijkt. Kunt ge Mary niet eens bij me sturen? Toe, Regina. Vertel haar dan meteen, namens mij, dal er geen woord van het verhaal waar is. Ik dien haar noodzakelijk even te spreken." „Dan zal ze stilletjes de trap moe ten afsluipen 1 Want, reken er op: tante Anna staat op de loer," zei Regina. „Ik zal zien of het mogelijk is." Heel kort daarop sloop Mary hel kamertje in. Wel zag zij bleek, doch hare gezondheid was in Brighton merkbaar verbeterd. Eenigszins ver legen stond Charles tegenover haar. „Mary, ontvang, voor ik u de hand toesteek, de plechtige verzekering, dat het mooie verhaal, dat ze van mij doen, van begin tot einde leugen is. Gij moet er niets van gelooven." „0, neen, neen," zei zij met vuur, terwijl ze in tranen uitbarstte en haar hoofd tegen zijne borst vleide. Juist wilde hij haar in zijne armen drukken, toen de deur open vloog en Dr. Dynevor naar binnen slapte. „Onmiddellijk naar je kamer, juf frouw," riep hij op gebiedenden loon zijne verschrikte dochter toe, die zich zoover mogelijk van haren minnaar had verwijderd. „Schaamt ge u niet? Naar uwe kamer, zeg ik Na de deur achter haar gesloten te hebben, keerde de domheer zijne woedende blikken op Charles. „Hoe durft ge u in mijn huis te laten zien Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN EOORJEN, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6