ADAM GRAINGER, VAN Miss H. WOOD Uit het Engelsch. 4) HOOFDSTUK III. Ongelegenheden. 't Was een nevelige Novemberdag, zestien of zeventien maanden na de bovenvermelde gebeurtenissen. De avond begon te vallen, en Margaret Channing zat voor een groot vuur, met een droomerigen blik turend op de gloeiende kolen. Wat zag zij daarin? Wischte zij de sporen uit van den noodlottigen miszet, dien zjj begaan had? Zij was na dien tijd steeds neerslachtig geweest, maar ook ver standiger geworden. Maar eens na dien tijd had zij Adam Grainger ontmoet, en dat was geweest ten huize van een weder- zijdschen vriend. Hij had haar aan gesproken met koeler beleefdheid, dan waarmeê hij een onbekende be groet zoo hebben, en na verloop van eenige minuten had hij het huis ver laten, ofschoon hij er zich heen be geven had, om er den avond door te brengen, 't Is waarschijnlijk, dat hij gewaar was geworden, hoe gel- deljjke aangelegenheden de hinder paal hadden gevormd voor haar voor genomen huwelijk met Kapitein Hoare, daar die omstandigheden met tertijd ruchtbaar waren geworden. Margaret verfoeide zich zelve ten eenenmale wegens de verachtelijke rol, die zij gespeeld had. Zij was be gaafd met gezond verstand en een goed hart, en zij geloofde, dat een soort van waanzin haar handelingen bestuurd had. Maar hare straf was niet uitgebleven, want de zonneschijn haars harten was verdwenen met Adam Grainger. Vandaag had eene zekere omstan digheid haar hart inzonderheid tot het verleden doen keeren; die om standigheid was de advertentie in de kranten van Kapitein Hoare's huwe lijk. Hij was getrouwd met eene dame van aanzienlijke geboorte, met iemand van zijn eigen rang. Zonderling mocht het heeten, dat Miss Channing geen enkel huwelijksaanzoek had ontvan gen, na dien kwistigen dag, waarop er twee tot haar gekomen waren; zonderling, daar zij een mooi meis- jen was, dat op allen, die haar leer den kennen, een gunstigen indruk maakte, eene goede maatschappelijke positie innam, en die, volgens de openbare meening, vrij zeker een mooi fortuin zou erven. Deze verwaar- loozing deed haar geen leed; en'tis de vraag, of zij ,,ja" gezegd zou heb ben, ware een huwelijksaanzoek tot haar gericht geworden. Nadenken en ervaring waren Margaret Channings deel geworden, en zij wist thans, dat iets anders nog dan wereldsche rijk dom en voornaamheid noodig was, om het huwelijksleven gelukkig te maken. Zij had ook geleerd, minder gesteld te zijn op de pretjens dan vroeger; zij was tot het besef gekomen dat 's menschen leven niet bestaan kan uit vermaak en inwilliging van eigen begeertendat er ernstige plichten aan verbonden zijn, die ge biedend hunne betrachting eischen. Zoo zat Margaret dezen avond voor het haardvuur, verdiept in haar ge woon gepeins, doch niet ondankbaar of ontevreden gestemdindien het laatste paar jaar kon overgeleefd worden, hoe geheel anders zou zij handelen!" Zij werd gestoord in haar gemij mer door het binnentreden haars va ders. Hij schoof een gemakkelijken stoel vlak bij 't vuur, en ging hui- rerend zitten. „Margaret, ik wilde wel, dat ge een briefjen voor me schreeft. Ik kan van avond niet uitgaan, zooals ik beloofd heb. Schrijf en deel dat mede. Ik voel me niet wel, en 't is van daag zoo koud!" „Beste papariep Margaret ver baasd uit. ,,'t Is bepaald warm; een zoele, drukkende dag. Ik dacht al bij me zelve, hoe onaangenaam dit groote vuur de atmosfeer in de kamer maakt." „Ik verzeker u, kindlief dat het koud is, ellendig koud. Of anders heb ik kou gevat, en maakt het dien tengevolge dien indruk op mij Om wat hebt ge gescheld „Om licht, papa. Ik kan niet zien te schrijven." ,,Laat het licht nog wat wegblij ven; ik kan het niet verdragenhet hoofd en de oogen doen me pijn. Dat briefen kan nog wel een uur uitstel lijden." Margaret zette zich weer neêr. Dr. Channing ging achter in zijn stoel zitten, in eene lustelooze houding, en met gesloten oogen. Zij betastte zachtkens eene zijner handen. Deze gloeide koortsig. „Papaik vrees waarlijk, dat ge koude gevat hebt. Laat me sturen om Mr. Williams „Och, Margaret, ge vervalt ook dadelijk tot uitersten," klonk het knorrige antwoord. „Wat zal ik met een dokter doen Als ik wat haver- degortpap gebruik en vroeg naar bed ga, ben ik waarschijnlijk mor gen weêr geheel beter." Dr. Channing was den volgenden morgen niet „geheel beter." Hij was erger en kon niet opstaan. Zijne dochter stuurde thans, zonder hem te vragen, om Mr. Williams. Nog geen twee dagen waren er verloopen of Mr. Williams nam een dokter me de, en deze kwam later weder met nog een andere dokter. Dr. Chan ning verkeerde in een zeer gevaar lijken toestand. Margaret week haast niet van zijn ziekbed. Toch wilde zij zich niet overgeven aan vrees en angst. De hoop bleef krachtig in haar binnen ste. 't Bleek echter een ijdele hoop ge weest te zijn Na verloop van eene groote week was Dr. Channing dood. En hij was gestorven zonder afscheid te hebben genomenna den derden dag zijner ziekte had hij zelfs Mar garet niet meer herkend. Margaret had zich flink gehouden, maar nu gevoelde zij zich uiterst verslagen, meer dan menig zwak kere van geest misschien geweest zou zijn. 't Was alles zoo onver wachts geschied. Twee weken, neen, tien dagen slechts geleden, was hij nog in 't genot van gezondheid en levenskracht geweesten thans lag daar zijn lijkZij kon het zich nauwe lijks voorstellen, dat deze vreeselijke gebeurtenis werkelijkheid was. Zij had geen bloedverwanten of boezemvrienden, bij wie zij troost kon zoeken in hare droefheid. Tal van rijtuigen hielden voor de deur stil om kaartjes af te geven, of bezoe kers te brengen, die condolean- tie-visites kwamen afle'ggeD, maar deze schenken geen troost aan het verslagen hart. In één opzicht was het voor Margaret goed, dat zjj al leen was. Ware daar iemand ge weest, om voor haar te handelen, zij zou het hoofd hebben laten han gen, en zich geheel door hare droef heid hebben laten beheerschen. Zoo- als de zaken nu stonden, was zij wel genoodzaakt, het hoofd er bij te hou den, en de handen uit de mouwen te steken; daar waren zoovele.din gen, waaraan gedacht, zooveel orders, die gegeven moesten worden. De begrafenis-plechtigheid moest geregeld worden, en Margaret moest spreken met de lijkbezorger. Zij was ten eenenmale onervaren in dit soort van aangelegenheden maar haar eer gevoel en hare liefde voor hem, die was heengegaan, deden haar denken, dat de begrafenis, welke zij bestelde, onmogelijk te kostbaar kon zijn. 't Is eene dwaasheid, waaraan velen zich schuldig maken. Misschien ging zij daarbij onbewust te rade met het verlangen van den overledene. Dr. Channing had zooveel opgehad met pracht en praal. In dien zin gaf zij haar orders. Wat later op den dag werd Mar garet een vizietekaartjen ter hand ge steld. Zij herkende het als dat van haars vaders zaakwaarnemer, Mr. Padmore, aan wien zij in hare ver slagenheid vegeten had te schrijven. Maar hij had gehoord, dat Dr. Chan ning overleden was, en kwam nu uit eigen beweging aan diens doch ter zijne deelneming betuigen. Mar garet kende hem ter nauwernoodzij herinnerde zich, dat zij hem twee jaar geleden een of tweemaal ten huize van Mrs. Grainger ontmoet had. Hij vroeg haar, waarin hij haar van dienst kon zijn, en zoo kwam het gesprek op de begrafenis-plechtig heid. Margaret deelde hem mede, wat orders zij gegeven had, waarop hij haar in de rede viel, en met na druk tot haar zijde „Maar, beste Miss Channing, hebt ge wel overlegd, welk een ontzag gelijke kosten aan zulk eene begra fenis-plechtigheid verbonden zijn Margaret zag hem aan met een soort van minachting. Zij antwoordde met vuur, en hare stem had een uit drukking van verontwaardiging. „Neen, sir, ik heb de kosten niet in aanmerking genomen." „Maar vergeef me zijt ge wel verzekerd, dat ge u met zulk een uitgave moogt belasten Hare droefheid werd haar te mach tig, en zij barstte in tranen uit. „Ik heb niet gedacht, dat iemand on vriendelijk genoeg zou zijn te ver moeden, dat beweegredenen van gel delijke berekening me besturen zou den bij het regelen van de laatste eer, aan mijn overleden vader te be wijzen." Mr. Padmore schoof onrustig op zijn stoel heen en weêr. „Gij verstaat me verkeerd, Miss Channing! Maar ik wil op dit oogenblik liefst niet ronduit zeggen wat ik meen." „Wees zoo goed, alles te zeggen wat ge begeert," antwoorde Marga ret, nog steeds op spijtigen toon. „Ronduit zeggen wat men meent, is altijd het beste, en zeker het meest in overeenstemming met een ure als deze." „Dan, waarde jonge dame, moet ik zeggen, dat ik u wenscli te vra gen, of ge wel zeker er van zijt, dat ge geld genoeg hebt, om zulk eene kostbare begrafenis te betalen „Hoe?" riep Margaret met de ui terste verbazing uit. „Met met uw verlof, maar, wat bedoelt gij „Ik vrees, dat Dr. Channing niet rijk was, toen hij stierf dat zijn omstandigheden werkelijk niet ruim waren." Margaret dacht, dat de zaakwaar nemer droomde. Dr. Channing zou overleden zijn in benarde omstandig heden, terwijl hunne woning zoo weelderig was ingericht!" Maar het was juist die weelde ge weest, die er vooral toe had mede gewerkt, om Dr. Channing arm te doen worden, verzekerde Mr. Pad more, toen hij aangevangen was op helderingen te geven. Zoolang hij in London gewoond had, hadden de kos ten zijner huishouding zijn inkom sten verre overtroffen, terwijl hij ook vroeger altijd schulden gehad had. Hij had herhaaldelijk geld geleend, en dat geld was nog niet terugbe taald. Margaret sloeg de benauwdheid om het hart, toen zij deze mededee- lingen aanhoorde Op eens echter kwam haar een denkbeeld voor den geest. „Dan is er ook nog het geld van de assurantie! Papa had zijn leven verzekerd." „Dat is waar, beste Miss Channing. Maar er zijn schulden." Zij steunde haar hoofd met haar hand. 'tWas eene schrikwekkende mededeeling. „Ik wist niet, dat ge ten eenen male onbekend waart met deze om standigheden," vervolgde de zaak waarnemer. „Ge zult het me, hoop ik, niet ten kwade duiden, dat ik er op gezinspeeld heb." „Neen, o neen! Ik dank u; 'tis zeer goed van u, dat gij mij op de hoogte hebt gebracht. Maar wees nu ook zoo goed, Mr. Padmore," liet zij er op volgen, met een plotseling opkomende geestkracht „wees nu ook zoo goed, mij geheel op de hoog te te brengen van mijn toestand verberg niets voor mij, wat ik u bidden mag. Moet ik het zoo be grijpen, dat mijn dierbare vader geen geld heeft nagelaten bij zijn over lijden In 't geheel geen geld." „Dat kan ik u vooralsnog niet met zekerheid zeggen. Zoo hij al geld heeft nagelaten, dan zal het zich in alle gevalle bij een kleinigheid be palen. Volstrekt niet zooveel, dat het voldoende zou zijn, om in uw onder houd te voorzien." „O, ik denk niet om me zelve," sprak zij op pijnlijken, onrustigen toon. „Ik denk er slechts aan, hoe onrustig hij zich onder dien last zal gevoeld hebben." „Maar zou het nu niet goed zijn, de door u bestelde begrafenis-plech tigheid af te zeggen, en daarvoor eene meer eenvoudige in de plaats te stellen Ik denk aan u, als ik dit voorstel, Miss Channing 't Zal raadzaam wezen," antwoord de zij. „Ik mag geen uitgave doen, welke ik misschien niet in staat zou zijn te betalen. En buitendien," liet zij er op volgen, terwijl zij zich geheel liet medesleepen door hare droef heid „hetzij de begrafenis-plech tigheid prachtig, dan wel eenvoudig is, wat kan het mijn lieven vader baten?" De begrafenis-plechtigheid had plaats op onkostbare en eenvoudige wijze, en er verliepen één of twee weken. Het bleek, dat het met Dr. Chan- ning's zaken zoo gesteld was als Mr. Padmore verzekerd had. Er was ge noeg om de schulden te betalen, en maar een zeer klein overschot on geveer een honderd en zestig of ze ventig pond. De meubels werden op voordeelige wijze overgedaan aan de menschen, die het huis onder de hand van Margaret gekocht hadden, en de rijtuigen en de paarden wer den in openbare veiling gebracht. Welk eene verandering was dat „Aujour-d'hui roi, demain rien Wordt vervolgd) Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6