ADAM GRAINGER, VAN Miss H. WOOD. Uit het Eng else k. 9) Onttrok hij zich nu aan zijne dwaze speculaties, en ging hij er goed van leven? Neen. De erfenis had hem slechts nieuwe middelen verschaft, om zich verder aan zijne speculaties te wijden. De Groote Trebeddon Mijnen waren nu onlangs door hem ter hand genomen, en hij wijdde zich daaraan met zooveel geesdrift, dat men het zien moest, om het te kun nen geloovenhij was innig en vast er van overtuigd, dat die mijnen hem vergoeding zouden schenken voor al de verliezen welke hij te voren ge leden had, en dat zij hem het goud zouden doen toestroomen. HOOFDSTUK III. Vijfduizend pond 's jaars. De weken spoedden zich voort, en Mrs. Grainger was herstellende, 't Ging niet zoo spoedig als haar geneesheer haar had geprofeteerd, maar, over 't geheel genomen, ging het goed met haar vooruit. Een zweempjen van kleur begon zich weder te vertoonen op hare wangenslechts nu en dan moest zij gaan liggen, en het gunstigste teeken van alles de geestkracht, die haar van nature ei gen was keerde weder. Wat haar echtgenoot betreft, al zijne gedach ten en geheel zijn hart hadden zich gevestigd op één onderwerp de Groote Trebeddon Mijnen. Op zekeren dag kwam hij een weinig later dan gewoonlijk het huis binnen stormen. Hij liep de trap op bij vier treden te gelijk. Zijne vrouw zat in den salon, met een barer kleine kinderen op haar schoot. „Hoe is het met je, Margaret? Alles goed, naar ik zie. Wat hebt ge voor ons dinee?" „Voor ons dinee!" „Omdat ik Little te dineeren ge vraagd heb. Over een paar minuten zal hij hier zijn." „Vandaag! Ik wilde, dat ik het geweten had. Ik heb nu geen tijd meer, om iets aan onzen gewonen maaltijd toe te voegen. „O, Little is niet veeleischend. Hij moet het nemen, zooals het valt. Dat heb ik hem trouwens ook ge zegd. Maar wat hebt ge op te dis- schen „Visch en kalfsgehakt, en citroen pudding." „UitmuntendIk twijfel er niet aan, of dat zijn juist schotels naar zijn smaak. Waarlijk, Margaret, de vooruitzichten, die zich voor dien man geopend hebben, zijn verbazing wekkend." „Hij is gelukkig." „Het verheugt me zeer, dat ge wel genoeg zijt, om met ons bene den te dineeren, want ge zult met zeer veel belangstelling hooren wat hij mededeelt. Ieders belangstelling moet dat wekken. Ik verzeker je dat ik liever de vooruitzichten van dien man zou hebben, dan erfgenaam te zijn van het rijkste hertogdom in de drie Koninkrijken." Mrs. Grainger lachte. „Waarlijk daar schelt hjj reeds aan! Zet dat kind nu van je schoot, MargaretWacht, ik zal om de kindermeid schellen." George Little was nu natuurlijk ouder dan hij geweest was, en men had kunnen denken, dat de jaren en de ervaring, welke over zijn hoofd waren voorbijgegaan sedert de dagen van de spoorweg-razernij, hem voor zichtigheid geleerd zouden hebben. Niets er vanAl de nieuwe ontwer pen, welke hij met zooveel hoop aan gegrepen had, hadden geen van allen iets opgebracht Of had hij er zijn bekomst van gekregen, of zij hadden hun bekomst gekregen van hem. Hij had, gelijk gezegd is, het meest on wankelbare vertrouwen op hetgeen hij ondernam; en hij was, in zooverre zoo eerlijk als de dag. Mr. Grainger had ongeveer zes maanden geladen kennis met hem gemaakt; maar ge durende dien korten tijd waren zij op zeer vertrouwelijken voet met elkan der geraakt. De meeste menschen mochten George Little gaarne lijden door zijn openhartigheid en zijn goed vertrouwen won hij de harten der menschen. Hij was goedhartig, goed van humeur, edelmoedighij was een klein manneken, die niet op den mond was gevallen, met schitterende don kere oogen, die hem diep in 't hoofd zaten, en daarbij was hij alles behal ve dom. Desniettemin openbaarde zich in zijne manieren een ouderwet- sche eenvoudigheid, welke van zijn openhartigheid getuigde. Tegenwoor dig was hij uitgelaten uitgelaten ten opzichte van deze nieuwe mijnen. Dit was de eerste maal, dat Mrs. Grainger hem te zien kreeg, daar hare ziekte, die verscheiden maanden geduurd had, haar genood zaakt had, zich van de wereld afge zonderd te houden. 't Is eene prachtige, zaak me vrouw sprak hij tot haar, toen hij het onderwerp, dat bij hem boven alles stond, ter sprake had gebracht, nadat zij eerst wat ge redeneerd hadden over het kalfsge hakt en de andere goede dingen, die op tafel stonden. „Wat een kos telijk vooruitzichten zijn ernsti ge blik, de oprechtheid, welke zich in den klank zijner stem openbaarde, bewees zoo zeer als ooit, hoe volko men hij geloofde in 't geen hij ver zekerde. „'tls een fortuintjen, zooals er zich niet één in elke eeuw aan biedt. Hebt ge al gehoord van Tre beddon Mrs. Grainger zeide, dat zij de plaats had hooren noemen door haar echtgenoot. Zij geloofde, dat het er gens in Cornwallis gelegen was. „Ja, het is in Cornwallis. Kolonel Hartlebury heeft het drie jaar gele den voor een appel en een ei ge kocht, en noch de kooper, noch de verkooper vermoedden toen dat er zulke mijnen van rijkdom onder den grond schuilden. Eerst in den laat- sten tijd heeft men dat ontdekt. Er is daar een fortuin, mevrouw, voor een dozijn menschen en hunne na komelingschap, tot ik kan niet zeg gen, hoeveel geslachten, want dat kan geen sterveling berekenen." „'t Zijn kopermijnen, niet waar?" „Koper en tin, Margaret," ant woordde Mr. Grainger, en de toon, waarop hij sprak, kenmerkte zich door een even groote geestdrift als die van zijn gast. „Op de daar naast gelegen bezitting van Trewa- ter is hoeveel ook weêr gewon nen door de aandeelhouders, sedert de mijnen geëxploiteerd zijn, Little?" „Verleden jaar is op elk aandeel ongeveer vierduizend pond gewonnen. Een zeker bedrag is daarvan afge houden voor de gemaakte onkosten, ik ben vergeten, hoeveel. Zij heb ben zeiven, ziet ge, maar een dozijn aandeelen in handen." „Maar is daarbij geen risico vroeg Mrs. Grainger. „In 't minst niet, als de zaak behoorlijk geexploiteerd wordt," ant woordde Little. „Het is zoo veilig als de bank." „Maar ik heb toch wel gehoord van groote fortuinen, die verloren zijn gegaan in deze mijnspekulaties," hernam zij. „Van mensehen, die zich daarmeê werkelijk geruïeneerd had den." „Geen wonder, dat gij daarvan wel eens gehoord hebt, mevrouw Zet een man, of eene vereeniging van mannen, aan een of andere zaak, waarvan ze geen verstand hebben, of die ze niet bij machte zijn goed te bestieren, neem bijvoorbeeld maar een winkel van suikergoed, dan zal de zaak spoedig naar den kelder gaan, en de ondernemers er bij. 't Is precies hetzelfde geval met de exploitatie van mijnen. Een troep lui, die er hoegenaamd geen ver stand van hebben, tijgen met heete hoofden aan het werk; ze vermor sen hier geld, en bederven daar mijn schachten met het eerste gaan zij roekeloos te werk, en de laatste be handelen zij verkeerd. Zij kunnen óf in 't geheel geen erts te voor schijn brengen, óf de hoeveelheden, welke zij voor den dag brengen, zijn niet voldoende om de moeite en de kosten te beloonen er moet maar steeds geld aangevoerd worden, en de mijnen brengen niets op. Spoedig moeten zij het werk staken, omdat het noodige kapitaal hun ontbreekt de onderneming wordt op de Beurs besproken als eene dwaze spekulatie, en het publiek slaat de oogen op, en verbaast zich er over, dat men schen zoo onnoozel kunnen zijn. Maar het publiek vergeet, dat het, gelds waardige erts daar nog aanwezig is, verscholen ligt in de rijke mijnbed- dingen, en dat slechts de spekulan- ten den verkeerden weg zijn inge slagen, om het er uit te krijgen." „Juist zoo is het," merkte Adam Grainger toestemmend op. „Ik zal je het laatste nommer van het Mining Journal bezorgen, Grainger," vervolgde de spraakzame gast, zich tot zijn gastheer wendend; „daar zult ge uitvoerig vinden be toogd wat ik zeg. Ge zult daar een verslag vinden van zekere mijnen, die reeds een winst van twee mil joen pond sterling hebben afgewor pen voor de maatschappij, die ze exploiteert." „Twee miljoen pond sterling!" herhaalde Adam Grainger met de grootste bewondering. „In Cornwal lis „In Cornwallis. En deze zelfde mij nen zijn toch opgegeven door de eerste ontginners! Deze lui, begrijpt ge waren ook den verkeerden weg ingeslagen, mevrouwzij hebben niets dan teleurstelling geoogst; ze hebben hun geld er bij in geschoten, hebben toen hunne bekomst van de zaak gekregen, en de mijnen einde lijk opgegeven. Een andere Maat schappij, bestaande uit behoedzame, rijke en ervaren mannen, heeft toen de zaak aanvaard; en hun loon is hun niet ontgaan. Twee miljoen pond sterling zuivere winst heeft die ge lukkige maatschappij reeds gewon nen met die mijnen, die reeds geacht werden geheel zonder waarde te zijn." „Zulke mijnen zijn dan wel bron nen van rijkdom, wanneer ze goed geëxploiteerd worden," merkte Mrs. Grainger op. „Ik verzeker u, mevrouw, dat de winsten, welke zij afwerpen, te groot zijn, om het te kunnen berekenen Men wordt er duizelig van als men er aan denkt." „Ik hoor, dat ge goed op stap zijt met die nieuwe mijnen van u de Groote Trebeddon," hernam zij. „Meer dan goed," antwoordde Little; „daarvan zal weldra het bewijs ge leverd worden. Die mijnen zijn on beschrijfelijk rijk in mineralen van zeldzame waarde. De reeds geopen de aders, beide van koper en van tin, zijn van de allerbeste kwaliteit er is onder anderen een prachtige ader van grijs kopererts, waaraan iemands oog zich haast niet verzadi gen kan. En dan is er reeds een groote uitgestrektheid grond beschikbaar, die bruikbaar zal zijn, zoodra de mij nen maar in exploitatie zijn." „En dat zal nu zeker niet lang meer aanhouden, is het wel, Little?" vroeg Mr. Grainger. „Zeer binnen koit zal er een aan vang mede gemaakt worden. Ziet ge, mevrouw, daar in de mijnen van het Zuiden zijn de metaaladers zeer talrijken zoo veel belovend her nam de spreker, die uit pure goed hartigheid zijn best scheen te willen doen, om Mrs. Grainger op de hoogte van de zaak te brengen „Daar hebt ge de Wheal Bang, en de Wheal Providence, en de Wheal Round maar ik behoef ze hier niet alle op te noemen. De Wheal Bang is bij den ingang van de schacht, welke omstreeks twaalf vademen onder de oppervlakte gevonden wordt, vier voet wijd, en daar ziet men schitte rende kiezel- en spaathsoorten, ijzer- pyriet en rijk kopererts. De zwavel- kristallen en het kwarts zijn aller prachtigst." „Ik versta al die namen niet," viel Mrs. Grainger hem lachend in de rede. Mr. Little lachte ook. „Nu me vrouw, ik kan me zeer goed voor stellen, dat gij ze niet verstaat; die dingen liggen zoo niet op den weg eener dame. Maar ik kan u verze keren, dat alles wat ik zooeven op noemde, daar te vinden is. Ik hoor de van deze mijnen door een vriend, die me heeft voorgesteld aan Kolo nel Hartleburydat is nog maar een maand of wat geleden. Ik won inlichtingen in, begaf me naar de mijnen, en onderzocht de zaken in persoon, overtuigde me, dat daar een kolossaal fortuin te maken zou- zijn, en was zoo gelukkig dat mij een aanmerkelijk aandeel in die mijn werd overgedragen, ik beschouw mijne toe treding tot deze Groote Trebeddon Mijnen als de fortuinlijkste schrede op mijn levensweg." Mr. Grainger, die met de uiterste belangstelling had zitten luisteren, begon te meenen, dat het ook wel de fortuinlijkste schrede op zijn le vensweg worden kon. Misschien is er wel in de natuur van ieder man een ingeschapen dorst naar spekula tie aanwezig, meer of minder groot, al naarmate er zich omstandigheden al of niet voordoen, om dien dorst te ontwikkelen. Één ding is in allen gevalle zeker dat we allen zeer gesteld zijn op het winnen van geld. Als er eens een welwillend toovenaar in menschelijke gestalte tot ons kwam en tot ons zeide: stop een duizend guineas in mijn gelukszak, en er zul len er tweeduizend weêr uitkomen," wie zou dan wederstand kunnen bieden aan het aanbod Adam Grai- ger, nadat hij kennis gemaakt had met Little, terwijl hij geloofde in diens groote ontwerpen, was aange tast geworden door de razernij der spe kulatie; met andere woorden, door het verlangen om geld te winnen, en het duurde niet lang, of die begeer te beheerschte hem geheel en al. Hij had aan zijne vrouw te ken nen gegeven, dat hij wel lust had, om zijne spaarpenningen, in de Groo te Trebeddon te steken. Eigentlijk gezegd, stond het toen al bij hem vast, en was zijn besluit al genomen, misschien zonder dat hij zich er van bewust was; en hij bracht het ten uitvoer. Nog geen week na dien avond, toen Little bij hem gedineerd had, had Adam Grainger al zijn geld in de veelbelovende onderneming gesto ken; het was veilig belegd geweest in vijf percents effekten, waarvan hij zich nu ontdaan had. 't Was geen heel groote somen 't ware hem goed geweest, indien hij niet meer in de onderneming gestoken had. Maar hij moest spoedig zijn naam, zijn energie en zijne ziel er voor ten beste geven. Wordt vervolgd). Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6