ADAM GRAINGER, I J Y VAN Miss H. WOOD. Uit het Engehch. 19) Little is gedurende dit tijdsverloop bijna altijd buiten's lands geweest het laatst in Australië waar een of ander groot ontwerp, waarmeê hij fortuin dacht te maken, kort te voren ineen gestort was. Hij deelde met mij wat hij in zijn zak had vier en dertig shillings 't was al wat hij had overgehouden, merkte hij in ver trouwen op, nadat hij zijn overtocht als tusschendek8-passagier naar Ame rika had betaald, naar welk land hij op het punt staat te vertrekken, 't Zou me bevreemden, als hij ooit iets ter hand nam, dat goed terecht kwam. En toch, wat een eerlijke, goedhartige kerel is hij! Wat heeft hij een ener gie! Maar met geregelde werkzaam heden schijnt hij zich niet te kunnen afgevenHij moet spekuleeren. Ik noodigde hem uit met me mee te gaan naar mijn huis; ik zou niet ge schroomd hebben, hem onze armoe dige woning te laten zien, en hem getuige te doen zijn van de benarde omstandigheden, tot welke wij ver vallen zijn. Maar hij moest van mid dag te Gravesend aan boord gaan. „Ik had hem gaarne nog eens willen zien," gaf Margaret te ken nen, toen ik haar mededeeling ge daan had van mijn ontmoeting. „Is hij veel veranderd?" „Hoegenaamd niet. En hij is nog altijd even goedsmoeds als ooit." ,,En die arme Charles Anderson O, Adam, hoe brengen deze dingen ons de dagen van weleer weer voor den geest „Dat doen zij Margaret, ik vrees, dat Mary Anderson er nu niet best aan toe zal zijn. Ik ben er van over tuigd, dat zij niets kunnen hebben overlegd." Mijne vrouw antwoordde niet. Zij zat in een ouden lagen stoel bij het venster, en steunde haar hoofd met haar hand. Het binnenstroomende maanlicht scheen op hare bruine lokken, want wij zaten zonder licht. Nog antwoordde zij niet. „Waarover zit gij te peinzen, Margaret?" „Over iets, waarom ge mij uit lachen zult, Adam." „Uitlachen! De tijd van lachen is voor mij voorbij." „Nu, waarom ge mij dan in vroe ger dagen wel eens uitgelachen hebt. Ja, Adam, in weêrwil van wat ge je gezond verstand noemt, en al vindt ge 't ook nog zoo bespottelijk, zal het voor mij toch altijd behooren tot die ondoorgrondelijke dingen, welke zich nooit ophelderen." „Wat bedoelt ge?" „Die zonderlinge waarzeggerij van Mrs. Dale. Ge moet erkennen, dat zij letterlijk is uitgekomen." „Dat is een toevallige samenloop van omstandigheden geweest." „Ja, ik weet wel, dat gij er altijd zoo over spreken zult. Anderen zul len er ongetwijfeld evenzoo over oordeelen. Naar mijn oordeel heeft het wat meer te beteekenen. Toe vallig, of niet toevallig, maar het was vreemd, Adam De vreeselijke tegen spoeden, waarvan zij sprak, zijn werkelijk ons deel geworden. Het lange, duistere pad, 't welk onze voeten zouden betreden, zou geen uitgang, geen einde hebben. Het heeft ook nog het een, noch het ander. En o, hoe lang reeds hebben we dit pad bewandeld!" Ik antwoordde niet. Die laatste woorden waren helaas maar al te waar! Margaret moest zich inspan nen, om niet in snikken uit te barsten. „Toen Mrs. Dale had medegedeeld al wat zij mede te deelen had, vroeg zij mij, of ik ook iets wilde wen- schen, en of zij dan ook de kaarten wilde raadplegen over dien wensch. Ik wenschte toen, dat het kwaad, 't welk zij mij even te voren voorspeld had, geen werkelijkheid worden mocht. De kaarten profeteerden, dat mijn wensch niet vervuld zou worden. En dat is ook zoo uitgekomen." „En toch was die waarzeggerij niets dan onzin, MargaretNiets dan een kinderachtig tijdverdrijf." „Laat dat zoo zijn, maar ik zal het nooit vergeten." Om aan het gesprek over dit on derwerp een einde te maken, want die herinneringen aan het verleden stemmen haar droeviger, dan goed voor haar is, deelde ik aan Marga ret mijn voornemen mede, om mij tot Lewis te wenden. Zij schonk daar aan met overdreven opgewondenheid haar bijval; zij gelooft ook, dat Le wis mij geen weigerend antwoord geven kan, en het bevreemdt haar, dat ik niet vroeger reeds op dit denkbeeld gekomen ben." „Ge hebt hem nooit te voren om iets gevraagd, is het wel, Adam P" „Neen, nooit." Juni. Maandagmorgen.Een an dere maand heelt een aanvang ge nomen, de liefelijkste maand, naar de meening van sommigen, van 't geheele jaar. Wat zal zij mij brengen Gisteren hebben we een goed mid dagmaal gehad goed en overvloe dig. Hoe oprechtelijk ik God in mijn hart dankte, toen wij aan tafel zaten, dat weet Hij alleen. De gewone vor melijke dankzegging na den maaltijd, hoe arm is ze ineeslal aan levendige en diepgevoelde dankbaarheid! Ach, we moeten den prikkel van den hon ger hebben leeren kennen, van den aanhoudenden, zich dagelijks her- halënden honger, alvorens we ons een juist begrip kunnen vormen van de dankbaarheid welke wij aan den Hemel verschuldigd zijn, voor de zegenrijke goedheid, waarmede in onze behoefte aan het dagelijksch brood voorzien wordt. In voorspoed plegen we er niet eens aan te denken. Er is iets anders nog, waaraan menig onzer nooit denkt: het groot bedrag van tijd namentlijk, dat we verkwisten. Er zijn menschen, die meenen dat zij „mooi bij tjjds" zijn, als zij omstreeks negen uur gaan zitten ontbijten. Veronderstel eens, dat zij, in plaats daarvan, om zeven uur opstonden dat is toch niet zoo buitensporig vroegdan zouden zij elk jaar huns levens met meer dan zevenhonderd uur verlengen. Hoeveel zou er op deze wijze toe gevoegd worden aan een zeventig jarigen leeftijdKomt, rekenaars re kent dat eens uitMoet ons reken schap gevraagd worden aangaande dit verlies van tijd, wanneer er geen herstellen meer aan is Ik was vroe ger ook traag, evenals de restin den laatsten tijd ben ik vroeger opge staan dan de meeste menschen. Ik deel dat niet mede, omdat ik deswege geprezen wensch te worden. Ik lig me te keeren en te wendon op mijn ongemakkelijk bed, en ik verheug me, als ik het verlaten kan. Soms betrap ik me zolven er op, dat ik do bodelaars op straat bonijd omdat zij tenminste geon zoogenaamd fatsoen op to houden hobben. Hoe komt hot toch, dat sommigen zich gedurende hun geheele lovoti, naar het schijnt, bowogon to midden van bloemen en zonneschijn Van do wieg tot aan hot graf schijnt hun weg nooit door togenspood overscha duwd te worden. Toch is hot hooi goed mogelijk, dat zij eon ol ander geheim verdriet hebben oen groot, akelig geraamte in do binnenkamer te martelondor, juist omdat men het voor de wereld moont to mooton verborgen houden. Maandag-avond. Lewis is uit de stad. Hij wordt niet voor aan staanden Maandag terug verwacht. Hoe zal ik die week tusschen nu en dan dooikomen? Donderdag. Algernon's meester had het plan gevormd, een uitstap- jen te maken met zijne scholieren; zij zouden dezen dag op het land doorbrengen, 't Is een feestjen voor den aanvang der zomer-vakantie. Elke jongen moest een shilling bij dragen het tekortkomende zou de meester aanvullen. Zij zijn zoo juist in optocht voorbij mijn venster ge trokken, allen, behalve Algernon met moedige schreden en met vreugde op het gelaat. De jongens hebben hem gisteren gevraagd, of zijn ouders dien shilling niet betalen konden. Wij konden hem niet betalen hoe klein de som ook was, ik had gisteren noch vandaag een shilling te geven. En zijne kleederenHij kon immers zich niet aansluiten aan dien optocht van goed gekleede kna pen Hij stond ze achter het gordijn na te kijken, en toen zij voorbij waren, ging hij zitten, en barstte hij in tranen uit. Ik wierp een blik op Margaret; ook zij had tranen in de oogen; en ik, hoewel een krachtig man, had ook wel kunnen schreien. In 't, oog der wereld zullen dit niets dan weinig beteekenende beuzelingen zijn maar zij doen het reeds zwaar beproefde hart onbeschijfelijk pijnlijk pan. Mijne geduldige kinderen Zij mo gen niet deelen in de vermaken hun ner kameraden; zij moeten zich te vreden stellen met schralen kost zij moeten dag aan dag getuige zijn van de smart en'de vernedering der armoede, van den levensstrijd van menschen uit den fatsoenlijken stand, die zich hebben moeten verminderen Maar geen ontevreden gemor komt bij deze ontberingen over hunne jeugdige lippen. Hoe ik de rekenig van den school meester zal betalen, weet ik waar lijk niet. Algernon zal moeten thuis blijven, gelijk hij het vorige halfjaar ook gedaan heeft. Soms komt het denkbeeld bij me op, om als landverhuizers naar een ander oord der wereld te ver trekken. Maar ook dat kunnen we niet doen zonder geld. En 't geluk zou me misschien in een ander land al even weinig dienen als hier. Als het waar is, dat God mij voor mijne dwaasheid straft, dan zou ik nergens gelukkig kunnen zijn. Ik geloof, dat ons gedrag, 't zij het goed of slecht is, ons vergolden wordtdat we oogsten wat we gezaaid hebben. Er mogen uitzonderingen zjjn, maar de regel is zeer algemeen. Men behoeft de wereld maar gedurende eene lan ge reeks van jaren gade te slaan, om zich er van te overtuigen. Maandag. 't Is weêr Maandag, en wederom begin ik de week in hope. Hoe zal ik haar ten einde brengen Vandaag begeef ik me naar Lewis. TingelingelingDaar schelt er zeker weêr een aanIk moet ze weêr met een mooi praatjen weg zien te krijgen. Ik vertrouw echter, dat ze nog maar een paar dagen zullen behoeven te wachten op hun geld. Vrijdag-avond. Den Hemel zij dank voor de hoop, welke deze dag mij heeft gebracht! Ik heb Lewis niet te spreken kunnen krijgen voor van morgenhij was nog uit de stad. Hij heeft me hartelijk ontvangen. Ik hob hem alle inlichtingen gegeven betreffende mijn omstandigheden, en hom verzocht, mij 100 pond te leenen. Hij zeide op minzamen toon, dat hij- er zich op beraden wilde, en zou, wat hij doen kon.- Den volger- den dag, Zaterdag, zou hij het «eer druk hebben, maar Maandag-morgen mocht ik bij hem aankomen, en dan zou hij mij zijn besluit mededeelen. Ik twijfel er nu niet aan, of ik zal hot geld in handen krijgenindien het toch niet zijne bedoeling was het mij te leenen, dan zou hij wel da delijk geweigerd hebben aan mijn verzoek te voldoen. God zij gedankt! God zij gedankt! Zaterdag-avond. Wat een avond is dit gewoest! Ik heb hun gezegd, dat zij Maandag-avond of Dinsdag morgen moesten aankomen, als wan neer ik hoopte hun te kunnen beta len. Maandag. Middernacht. De klok ken slaan twaalf, ter uitvaart van den dag, die voorbij is; ik wenschte, dat het ter mijner uitvaart wareIk kan dit rampzalig leven onmogelijk veel langer voortslepen. Wanhoop en teleurstelling, teleurstelling en wanhoop Omstreeks tien uur bevond ik me ten huize van Lewis, en het duur de eenige minuten, eer hij bij mij binnenkwam, en gedurende die mi nuten was ik onbeschrijfelijk zenuw achtig. Ik dorst er niet aan denken, dat ik misschien een antwoord zou kunnen ontvangen, en toch ik ontving een weigerend antwoord. Hij had met zijn kompanjon geraadpleegd, zeide hij, die niet genegen was, de gevraagde som te leenen. Ware ik bij machte geweest een betrouwbare borg te stellen voor de terugbetaling, dan zouden zij zich hebben laten vinden. En ik had dien man mede deeling gedaan van mijn geheelen toestand! Deze man, die zijne groo- te jaarlijksche winsten niet eens me- degerekend, duizenden ponden inko men heeftEn dan mij hoop te ge ven, toen ik verleden Vrijdag bij hem wasMijn tot hem gericht ver zoek te behandelen als een handels zaak En dat, terwijl we zulke groote vrienden geweest zijn En ik heb dezen geheelen dag rondgeloopen, zonder eenig voedsel te gebruiken, en ik ben thuis geko men zonder een penning, en versla gen naar het lichaam en naar den geest. De dag van morgen is in aan- tochf. Ik heb aan mijne schuldeischers beloofd, dat ik hun zou betalen, en zij zullen allen wel zorgen, dat zij hier zijn. Ik kan den strijd tegen het Nood lot niet langer volhouden. Mijne kinde ren, mijne vrouw verwachten hulp van mij, en ik kan hen niet helpen Eéne gedachte is er, die me altijd als lood op het hart drukt dat, in dien ik er eens niet meer ware, deze en gene vrienden mijne vrouw en kinderen zouden helpen. Ik heb me zeiven afgevraagd hoe deze gedachte het waagt bij me op te komen, en ik heb haar tot nu toe zoo ver mo gelijk van me afgeschovenmaar ik wil dat niet langer doen. 't Is de eenige uitweg, die over is. Margaret roept, en vraagt me, waarom ik zoolang blijf opzitten. Dinsdag-avond. De laatste mijns levens. Vader! Gij hebt mij Uwe gunst onthouden in deze wereld, maar zeker zult Gij mij haar niet onthou den in de volgende. Vergeef mij, ver geef mij, indien ik tot U kom vóór mijn tijd! Ik kan den last dezes levens niet langer dragen mijn lijden gaat mjjne krachten te boven. O, ik geloof zeker, dat nooit een mensehen- kind is gebogen gegaan onder een rampspoed als den mijneMijne ge beden heb ik tevergeefs tot U op gezonden. _Jk "1ieb U om bnJpo ge- smeelit^n Gij hebt niets geantwoord. N''<io'm riiWom en weelde heb ik .4r, maar wel om een stuksken Uroód, om een dronk waters, om een dak boven onze hoofden en om vrede. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6