ADAM GRAINGER, YAH Miss H. WOOD. Uit het Engehch. 23) Maar o, het bleek zuivere werke lijkheid te zijn. Zij zeide tegen den slachter en den bakker: „ik kom hier, om u een gedeelte uwer reke ning te voldoenen na verloop van drie maanden, zoo niet vroeger, zal u het verschuldigde geheel betaald wordenen in 't vervolg zullen we u niet meer om krediet behoeven te verzoeken." Zij geloofden haar, en waren vriendelijk en beleefd; want Margaret was eene dergene, op wier gelaat de waarheid te lezen staat. En zij waagde het, in aanmerking nemende, met welk een schralen kost zij zich in den laatsten tijd te vreden hadden moeten stellen, een lamsbout te bestellen voor het mid dagmaal van dien dag. Een geheelen lamsbout, waarop Jemima een ver baasden blik wierp, en dien zij zich haastte op het vuur te zetten, uit vrees, dat de slachtersknecht weer mocht komen, om het vleesch terug te halen, en te zeggen, dat hij het aan een verkeerd huis bezorgd had evenals de brandewijn. Want, als de leveranciers lang wantrouwend geweest zjjn, en geen krediet meer hebben willen geven, dan kan men maar moeilijk gelooven, dat men brood en vleesch maar voor 't vragen heeft. „Aan onze ongelegenheden komt nu een einde, Jemima," had Mrs. Grainger dien morgen gelegenheid gehad, haar toe te fluisteren. „Uw mijnheer krijgt zijne oude betrek king weer." „Ik zal het gelooven, als ik het zie mevrouw," had de knorrige, on- geloovige, Jemima gezegd. „Mijn heer heeft in de laatste jaren genoeg betrekkingen in zijn hoofd gehad doch 't is alles op niets neergeko men." „En wanneer alles eenmaal ge regeld is, dan zal ik je twee of drie pond kunnen afbetalen op je ach terstallig loon, Jemima, 't Is werke lijk waar Toen zij hare bezoeken aan de le veranciers gebracht had, bekeek Mar garet eens het geld dat zij nog had overgehouden. Er moest een paar schoenen voor Algernon gekocht wor den maar mocht zjj het wagen ook schoenen voor de andere kinde ren te koopen Zij hadden er zeer zeker dringend behoefte aan. Met eenigen schroom kocht zij er ook een paar voor Isabelen zij schafte zich ook twee of drie hoognoodige arti kelen aan, behalve eenige spijzen dingen, waarvan zij zich ternauwer nood kon voorstellen, hoe zij het zonder deze gered hadden. Margaret Graingers ervaringen in den laatsten tijd waren zoo bitter geweest, hare gedwongen zuinigheid zoo pijnlijk, dat zij waarschijnlijk nooit weer kwis tig met geld zou omgaan. Op het oogenblik had zij het geld niet in zoo groote hoeveelheid, dat zij er kwistig mee omgaan kon want deze vjjftig pond, hoewel zij in haar oog rijkdom en overvloed waren, bleken te moeten strekken voor op zijn minst wel vijftig dingenen 't was alles, waarop zij rekenen konden, gedurende de eerst volgende drie maanden. Adam was nu ook een kwartaal huur gaan betalen aan den eigenaar hunner woning, en daar- meê was deze ook tot bedaren ge bracht want zij hadden in den laat sten tijd gedurig in angst verkeerd, dat hij hen het huis zou laten uit zetten. Tevens had Adam hem nu verzekerd, dat in 't vervolg, zoolang zij in de woning bleven, de huur ge regeld betaald zou worden. „Nieuwe kleêren moet ik hebben," had Adam zijne vrouw doen opmer ken, toen zij het geld voor de ver schillende doeleinden verdeelden. „Maar ik denk wel, dat mijn vorige kleêrmaker ze op krediet zal willen leveren, wanneer hij weet dat ik weer aangesteld ben in mijn oude betrekking." En zoo was de schoone lichtstraal, dien Adam Grainger in zijn droom gezien had, tot hen gekomen, en had deze hun hulp aangebracht hulp en herstel, en hoop. HOOFDSTUK V. Zonneschij n. Eenige jaren waren sedert verloo- pen. De ongelegenheden behoorden tot het verleden. Voorspoed en vrede heerschten weder. En in de menschen- wereld waren er zeker geen, zoo ootmoedig en ernstig gestemd, zoo zich toeleggend op een Gode welbe- hagelijk leven, zoo bereid om de be hulpzame hand te bieden aan allen, die onder rampspoed gebogen gingen als Adam en Margaret Grainger. Op het door de zon beschenen grasperk van hunne nieuwe, nette, prettige woning, doch onder de scha duw der boomen, door welke het omzoomd was, waren zij op dezen zomermiddag gezeten met hunne vier kinderen. De kinderen waren dien dag thuis gekomen, om hunne vakantiedagen aan te vangen, en lie ten de prijzen zien, die hun ten deele waren gevallen. „Walter heeft het 't best van allen gemaakt," sprak Mr. Grainger. „Vindt ge dat ook niet, Margaret?" „Walter! Maar, papa maar, mama hij heeft maar drie prij zen, en ik heb er vijf 1" „Ja, jongeheer Algernon, dat is zoomaar bedenk eens, dat gij zes jaar ouder zijt dan hij." „Hij is niet half zoo ver in het Engelsch en in het Fransch; zelfs voor een jongen van de laagste klas se, als ik ben in 't Grieksch en 't Latijn," voerde jongeheer Alger non daar tegen aan. „Zie ook eens naar de prijzen van Isabel, papa!" „Ik heb de prjjzen van Isabel gezien. Zij heeft ook goed haar best gedaan. Maar hoe staat het met de prijzen van Carry? Waar zijn die? „Ik geloof, dat het maar het best is, niet naar de prijzen van Carry te vragen," liet Mrs. Grainger zich hooren. „Wel, Carry Maar ge zult toch niet willen belijden, dat ge in 't ge heel geen prijzen hebt, is het wel?" „O, papa! als ze maar een prijs gegeven hadden voor het dan sen, dan zou ik dien stellig gekre gen hebben." „Zij danst altijd," ziep Isabel uit. Zij stelt in niets belang dan in dan sen en lachen." „Nu, dat zijn dingen, die passen bij de kinderjaren," mompelde Adam. „De belangstelling in andere dingen zal later wel komen." Carry kwam dansend naar hare moeder toe. „Mama, Jemima zegt, dat we morgen een gast krijgen, en zij wil ons niet zeggen, wiezij zegt, dat we er maar naar raden moeten. „Wilt gij het ons zeggen Mrs. Grainger glimlachte en knikte toestemmend, „'t Is iemand, die ik hier gaarne dikwijls bij ons zal zien, Carry; en dat zult gij ook gaarne willen. Miss Anderson." „En is zij van plan bij ons te blijven gedurende de vakantie?" „Ik denk het welik hoop het tenminste." Er kwamen nu twee meiden binnen met wat lekkere vruchten en taartjens, welke zij op de tafel neerzette voor hare mijnheer en mevrouw. „O, wat heerlijke traktatieriep Caroline uit. „Is dat ons welkom thuis, nu we van de school komen?" „Kinderen, gaat zitten, en laat het je lekker smaken," sprak hun vader. „Op dezen dag verjaart eene zeer belangrijke gebeurtenis mijns le vens, en ik wil hem vieren als een dankdag." Wat voor gebeurtenis was dat?" vroegen de kinderen. „Eene gebeurtenis, waarbij ik in groot gevaar heb verkeerd." „Levengevaar, papa vroeg de oudste jongen. „Ja, Algernon levensgevaar." „Een, die allen redden en be houden zal, die hunne toevlucht bij hem zoeken. „O, gij bedoelt God. Verhaal ons hoe het zich heeft toegedragen, papa ,,'t Is iets van zulk een aard, dat het niet geschikt is, om het mede te deelen aan kinderen van uw leef tijd. Ge zult er van hooren, wan neer gij mannen en vrouwen ge worden zult zijn." Is mama er mee bekend geweest „Ja, mama is er mee bekend ge weest." „En is het nu vandaag een jaar geleden, dat het heeft plaats gehad „Het is verscheiden jaren geleden-" „Ik weet het," riep de danslus- tige Cary, die maar niet stil kon zitten. „Papa is zeker overreden." „Neen Caroline, ik ben toen niet overreden. Me dunkt, dat ge wel kans zult hebben, zelve eenmaal overreden te worden, als ge zoo on voorzichtig zijt. Ge danst waarlijk al weêr „Papa, ik vermoed, dat het ge beurd zal zijn in den tijd, toen we zoo arm waren. Ach, wat waren we toen vreeselijk armGij kunt je daarvan niet veel meer herinneren," vervolgde Algernon, zich tot zijne broeders en zusters wendend. „Ik kan 't me wel herinneren." zei- de Isabel. „Ja, kinderen menigen ochtend ben ik opgestaan, niet wetende, hoe ik aan brood voor u komen zou. Geeft me je handen, lieve kinderen, en luistert naar mij. Ik wil een zeer ernstig woord tot je spreken, en ik verzoek je wel, mijne woorden nooit te vergeten. Ge hebt gesproken, Algernon, van de armoede, waarin we verkeerden, maar ge kunt je niet half een begrip vormen van de ellende dier benarde omstandigheden. Het duurde zoo lang, dat ik in mijn onbezonnenheid tot het besluit kwam, dat God mij vergeten hadmijn hart verbrijzeld onder de ellende, en uit geput, was bijna gebroken. Mijn geest kracht geheel. Ik kwam in de ver- zoeking, om allen aan hun lot over te latenom omdit zeg gende drukte hij eene zijner handen tegen zijn hoofd „om u, mijne kinderen, aan uw lot over te laten maar een wonderlijke gebeurtenis bracht me tot inzicht van mijne dwaling, en deed me tot betere ge dachten komen. Ik verbeeldde me nu niet langer, dat ik niet allen rampspoed, welke mijn deel mocht zijn, zou kunnen dragen, maar besloot het te doenen ik heb bevonden, dat dil besluit den rampspoed de helft minder maakte. Ik herinnerde me eene der beloften, welke uwe mama u dikwijls heeft voorgelezen eene belofte, welke ik verkozen had te vergeten dat, naarmate ons kruis zwaar is, wij, als we 't begee- ren, ook kracht zullen ontvangen, om het te dragen. Van die tijd af, heb ik me niet meer overgegeven aan de wanhoop, maar heb ik ge streden, en heb ik in vertrouwen en hoop mijn uiterste best gedaan, 't Was niet zeer lang daarna, dat ik een vrij zwaren strijd te strijden kreeg. Gods genadige hulp is me toen geworden. En gij ziet het. mijne kinderengij weet het, hoe we zorg en droefheid zijn te boven gekomen. We hebben teruggekregen al wat we verloren hadden, zelfs onze vroegere vriendentevredenheid, overvloed en vrede zij ons deel, en aan donkere dagen denken we slechts als aan iets, dat geheel tot de ge schiedenis behoort." Dat deze woorden van Adam Grain ger, dit waarachtig verslag van ie mands leven, gelezen worden, door allen, die, evenals hij, in de verzoe king komen, om te gelooven, dat zij door den Hemel verlaten zijn! O, laat de man, die de gedachte bij zich voelt opkomenzich deze woorden herinnerendat die herin nering zijn hand iveêrhoudeAl is zijne ziel krachteloos en afgemat, en zijne gezondheid geschokt; al is de hoop verre van hem gewekenzij het ook, dat hij, wanneer hij om zich heen ziet, nergens onder den hemel rust of troost vinden kan, wanneer hij in zijn waanzin naar het wapen grijpt, waarmede hij een einde wil maken aan het lijden des tegenwoordigen levens o, dat hij op dat laatste vreeselijke oogenblik zijn hand weêrhoudeHij weet niet, wat verandering een uur tijds aan brengen kan, wat goeds Gods barm hartigheid nog voor hem bestemd heeft. Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6