MOHAWKS. VAN Miss M. E. BRADDON. Naar het Engelsch. 13) Voor het overige bracht de komst van de kleine Franjaise maar weinig verandering in het leven op Fairmile Court te weeg, behalve dat er nog twee of drie van de fraaie ouder- wetsche vertrekken achter in het huis betrokken werden. Bridget was nog steeds de vriendin en metgezellin harer kweekelinge, en werd volstrekt niet verbannen naar de koele atmos feer van het dienstboden-verblijf. Ma demoiselle was eene te goedhartige vrouw, om hare leerlinge te willen vervreemden van de liefde harer oude kindermeid. Jufvrouw Layburne leefde haar eenzaam leven, afgezon derd van de geheele huishouding; als vroeger bestuurde en beheerde zij alles, bewaarde zij de sleutels, en droeg zij aan de dienstboden haar werk op, maar zonder met iemand gemeenschap te houden. Squire Bos- worth trok tusschen Londen en Fair mile heen en weêr, gelijk van ouds; wanneer hij thuis was, gebruikte zijne dochter altijd met hem het middagmaal, en bleef dan nog een uurtjen na den maaltijd bij hem; en terwijl de jaren aldus rustig voorbij gingen, merkte Roland Bosworth ter nauwernood op, hoe het kind zich tot vrouw ontwikkelde, uitmuntende door schoonheid in hare levenslustige kinderlijke aanvalligheid, vol geest en leven het leven liefhebbende ter wille van dat leven zelf, en niets meer be- geerende. Zij hield er de kalme tevre denheid eener kloosterzuster op na, die van de wereld buiten hare kloo stermuren niets kent, en ook niet er naar smacht met wat anders be kend te worden. De Squire had haar een guitaar gegeven, waarmeê zij zich placht te akkompanjeeren wanneer zij voor hem na den maaltijd zong, terwijl hij zat te mijmeren bij zijn flesch wijn. Hij placht dan peinzend en met droomerige oogen op haar te sta ren, terwijl zij daar zat in het licht der ondergaande,|zon, gebogen over haar guitaar, met eene bevallige kromming van den slanken hals, met het zachte bruine hair in een knoest saamgebonden}) op] ,het [fraai gevormde hoofd, met een uiterst eenvoudig japonnetjen aan, met een zacht kanten dasjen om den sneeuw- witten nek, de armen bloot tot aan den elleboog, en met hare lange, fijngevormde handen met ranke buig zame, rooskleurige vingers, en even bewonderenswaardig schoon als de handen van de Heilige Caecilia op een oud Italiaansch schilderij. 't Was misschien meer aan zijne dukaten dan aan zijne dochter dat Squire Bosworth dacht, terwijl hij half in slaap gebracht door haar lief gezang, haar met droomerige oogen gadesloeg. Hij kon aan niets anders denken dan aan dat onmetelijke for tuin, dat het hare zou worden, waar meê zij naar goedvinden zou kunnen handelen, wanneer hij tot stof zou zijn teruggekeerd een al te licht te verwisselen vorm van rijkdom, in effekten en aandeelen, welke eene brooddronken buitensporigheid even gemakkelijk in den wind kan strooien als een stortvloed van rozenbladeren. „Ik zou, bijna wenschen, dat ik het in land belegd had," sprak hij bij zich zeiven; „maar land brengt zulk eene armzalige rente op, en, valt het in handen van een doorbren ger, dan kan deze er altijd hypotheek op nemen. Er is geen macht ter wereld, die zich kan uitstrekken over, de toekomst, en zekerheid kan geven, dat hetgeen een mensch met veel inspanning bijeen vergaderd heeft, in wezen zal blijven na zijn dood." En nu, in dit jaar des Heeren 1726, was Rena achttien jaar ge worden zy was rijzig en slank van gestalte, aanvallig, vlug als een jon ge hinde, en nog steeds onderwierp zij zich zonder eenigen weêrzin aan het gezag haars vaders, en had zij volkomen vrede met de eentoonige kalmte haars levens. Mademoiselle Latour verzekerde, dat zij, met al haar ervaring ten opzichte van jonge meisjens, nooit te doen gehad had met een zoo beminnelijk karakter, of met een zoo helderen en met zoo gunstigen aanleg toegerusten geest. Maar dat kon wel vleierij wezen, dacht de Squire, omdat Mademoiselle wel wist, dat hare leerlinge eene rijke erfgename was. HOOFDSTUK VI. Drie en een vierde mijl hemels- breedte van Fairmile Court verrijst Lavendale Manor, een der oudste landgoederen in Surrey, 't Was on der de regeering van Koning Ste phen een hoeve geweest van de CiB- tercienser monniken, een aanhangsel van een der bloeiendste kloosters van Engelandmaar de Hervorming had korte metten gemaakt met de monniken en hunne werken, goed of kwaad, en beslag gelegd op de hoeve, met haar vijftienhonderd mor gen bosch en bouwland, ten voor- deele van een van 's konings trouw ste aanhangers. Uit de handen van dien edelman was het landgoed over gegaan in die van een ander en nog aanzienlijker huis, en toen was het door huwelijk gekomen aan Sir John Horlicw, een baronet van goede fa milie uit het Westen van Engeland, een der schitterendste onder de jon gere sterren aan het hof van Karei den Tweede, een vriend van Dorset en Rochester, wiens zoon een man van aanzien werd onder de Whig partij in het Huis der Gemeenten, in 't begin van Willem's regeering, en tot pair bevorderd werd met den titel van Baron Lavendale. De eerste Lord Lavendale overleed een jaar na zijn koninklijken meester, een eenigen achtjarigen zoon achterlatende, die door zijne moeder moest groot ge bracht worden. Ongelukkigerwijze kwam die beste en edelste aller vrou wen te sterven, voordat haar zoon den mannelijken leeftijd had bereikt, en zoo werd een hartstochtelijke, luchthar tige knaap van vijftien jaar overge laten aan den zorg van voogden, ondergeschikten en tafelschuimers, waardoor een karakter, dat oorspron kelyk met een aanleg tot iets goeds was toegerust, als een prooi aan de machten des kwaads werd overge geven. Lavendale Manor, met zijn prach tige Italiaansche tuinen, aangelegd door den beroemden Franschen tuin- architekt Le Nótre, onder de regee ring van Karei den Tweede, en met zijn uitgestrekt park, was gedurende de laatste tien jaren maar weinig minder verwaarloosd dan het aan grenzend landgoed Fairmile. Gedu rende Lavendale's minderjarigheid hadden hofmeesters en dienstboden het eenstemmig er op toegelegd, om zoo weinig werk te doen als maar mogelijk was, en om zooveel te halen uit het landgoed als er maar uit te halen was; en nadat hij meerder jarig was geworden, had de eigenaar van het landgoed zijn uiterste best gedaan, om het uitteputten en te verwaarloozen. De fonteinen en de standbeelden, welke Sir John Porlock uit Rome had medegebracht, de oude eetzaal, en het aan beeldhouwwerk rijke voorportaal, dat dagteekende uit den tijd van den martelaar Bec- ket, de hooge, geschoren iepenhagen, de pyramieden en obelisken van groen, oudere en nieuwere dingen, alles was om 't zeerst verwaarloosd de fonteinen en de Grieksche goden waren met mos begroeid, en het klimop was met zijn klauwtjens in gedrongen in het beeldhouwwerk der bogen, en had de kolommen van het antieke Gothiesche voorportaal ge heel omslingerd. Het huis was zelf ordentelijk onder houden, en Lavendale vond, toen hij in zijn oude woning terugkwam, een zeker vertoon van orde en weelde in de fraaie ouderwetsche vertrekken met hun zonderling mengelmoes van allerlei meubels— Engelsche, Fran- sche en Hollandsche, welke laatste de overhand hadden, met hun ietwat plompe vormen en hun veelkleurig inlegsel; groote tulpenhouten kabi netten, die Lavendale herinnerden aan den veelkleurigen rok uit de geschiedenis van Josef en zijne broeders, waarin het heugde hem nog goed hij zich in een lang vervlogen tijd herhaaldelijk verdiept had, toen hij als klein jongsken bij zijns moeders knieën stond, en des Zondags stichtelijke verhalen moest lezen. Al te spoedig was de tijd gekomen, dat het lezen op Zondag en de geheele Zondags viering voor Lord Lavendale opge houden had, en toen hy eene plaats was gaan innemen in het eerste ge lid der aanzienlijke ongeloovigen, der lui, die hun evangelie aan Hen ry St. John ontleenden, en die het nieuwe licht, dat Voltaire heette, met vreugde begroetten, een ster, die juist toen met haar bleek, doch reeds toen helder licht, zich even boven den horizon vertoonde. 't Was al laat op den avond, toen Lavendale en Durnford op La vendale Manor aankwamen. Zij had den te paard gereden van Blooms- bury een rit van dertig mijlen en hunne paarden te Kingston gevoederd. De dienstboden zouden zich ter ruste begeven, toen de groo te bel in het steenen voorportaal zich hooren liet, en de geheele huis houding in een paar minuten weêr op de been was om met nederigen eerbied een meester te verwelkomen, van wien zij eer reden gehad had den te wenschen, dat hy zijn weg gevonden had aan de overzyde van den Styx, dan zich gelukkig te ach ten, nu hij hen kwam storen in hun ne zoete rust na den avondmaalstyd. Lakeien vlogen om eene tafel te gaan dekken, en slaperige koks en keu kenmeiden haalde het moodige uit de proviziekamer. Terwijl de avond maaltijd aldus in gereedheid gebracht werd, begaf Lord Lavendale zich naar het anderen einde van het huis, naar een ruim vertrek, dat nu voor bibliotheek gebruikt werd. Daarach ter was een nog grooter vertrek, dat vroeger een kapel geweest was, en dat, nooit tot eenig ander wereldsch doeleinde gebruikt, was overgelaten aan vleermuizen en spinnen. Lavendale had licht gezien in de vensterramen van dit vertrek, toen hij het voorplein was opgereden, en hy vermoedde dat Signor Yincenti, een scheikundige, geleerde en ont dekker, daar aan 't werk was. „Zoo, oude mol," zeide hij op vrolijken toon, terwijl hij de zware eikenhouten deur opendeed, en een blik wierp op den Italiaan, die daar in ineengedrongen houding in een verbazend grooten armstoel zat, bij eene tafel, die belast en bezaaid was met boekdeelen van allerlei vorm en grootte, bij het krachtige licht eener wonderlijk gevormde metalen lamp, die een fonkelend en glinsterend mid denpunt vormde in de groote kamer. „We hebben je, zooals ge ziet, niet lang overgelaten aan je eenzame studies en aan je afzondering, waar meê ge zooveel ophebt. Durnford en ik zijn gekomen om je wat te pla gen." „t'Zou wel hard zijn, als ge geen vrijheid hadt om in uw eigen huis te komen, mylord", antwoordde de oude man zeer bedaard, terwijl hij de glinsterende donkere oogen op sloeg, die nog te meer schenen te schitteren door het sneeuwwit van zijne borstelige wenkbrauwen en van de lange hairlokken, die hem over het voorhoofd hingen. „Ik erken gaarne, dat eenzaamheid en stilte kostbare schatten voor mij ge weest zijn in deze aanzienlijke wo ning. Ja, stilte is een niet genoeg te waardeeren zegen voor den onder zoeker. Als de levenden zwijgen, kan men met de dooden verkeeren." Deze laatste woorden hadden tot uitwerking, dat Lavendale zich wat inhield. Hy legde zijn hoed en kar wats neêr, liep met langzame schreden de kamer door, en ging vlak tegen over den Italiaan zitten. „Wilt ge zeggen, dat gij den in vloed gevoeld hebt van hen, die zijn heengegaan?" vroeg hij; „van de dooden, die vroeger in dit huis hebben geleefd en gemind, zich verheugd en geleden hebben?" „Ja, nog nooit is er een oud huis geweest, waarin niet geesten hunne welsprekende stemmen lieten hooren. Eene vriendelijke schim is hier in deze oude vertrekken van u, dikwijls in mijne nabjjheid geweest eene teedere, droef gestemde ziel haast bezwijkend onder lijden." "'tis zoo gemakkelijk voor je, zoo iets te zeggen", zeide Lavendale twijfelend. „Ge hebt mij zoo vaak over mijne moeder hooren spreken." „Gij hebt gevraagd, en ik heb ge antwoord", sprak de oude man. „Indien het u behaagt, in mij een kwakzalver te zien, dan moogt ge dat mijnenthalve doen. Ik heb noch voordeel noch eer te wachten van u, of van welk levend mensch ook. Ik heb een ander doel, waarnaar ik streef, en nog gij, nog eenig ander sterfelijk wezen kan me daarbij be hulpzaam wezen, 't Zij ik faal, 't zij ik slaag, ik doe het alleen. Mensche- lijk stof kan me niet helpen." „Waarom zou dit huis, waarin ik geboren ben, stemmen hebben, die gij kunt hooren, en die voor mij alleen het stilzwijgen bewaren, voor mij, die elke steen van het gebouw liefheb, voor mij, die de hartstochtelykste tranen van mijn leven geschreid heb om haar, die ik hier verloren heb?" „Omdat er tusschen de van het lichaam bevrijde ziel en u de slag boom des vleesches is; omdat gij u hebt overgegeven aan zinnelijke din gen en aan zinnelijk genot; omdat ge u gedompeld hebt en verzwolgen zijt in het laagste soort van verma ken, dat er voor iemand van uw soort bestaat. Hoe zou iemand als gij kunnen hopen gemeenschap te onderhouden met het heldere licht eener van het stof verloste ziel Ge moet zelf meer tot den toestand der dooden naderen, alvorens gij hun invloed kunt gevoelen." Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOÜSJES, te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 6