MOHAWKS. VAN Mies M. E. BRADDON. Naar het Engehch. 17) „O, maar men kan niet te prach tig uitgedost zijn, als men uitgaat om aan eene jonge dame het hof te maken. Jonge dames aanbidden vro lijke kleuren en prachtige kostumen. Ik zie wel, wat je bewogen heeft, je zoo in dat sober grijs te steken, 't Is zuivere edelmoedigheid, een otter gebracht aan de vriendschap ge wilt, dat ik verblinden zal door mijn schit terend voorkomen, en dat geen me dedinger de aandacht van mij zal aftrekken." «Verblind zooveel ge wilt; schit ter maar, bonte vlinder Een week of wat geleden verkeerde ik in de meening dat ge er een hart op na- hieldt." „Ge hebt je vergist. Ik heb er een hart op nagehouden, totdat Judith het gebroken heeft. Dat is driejaar geleden gebeurd. Sedert zij mij den bons gegeven heeft, heb ik er niets anders op nagehouden dan een onverzaadbren hartstocht, ydelheid genaamd, altijd hongerend naar nieuwe overwinningen. Ik ben als Alexander, en treur, wanneer een dag is voorbijgegaan zonder zegepraal. Ik smacht er naar, de dochter van den Squire te bewonderen. Zonder dat ik haar ooit gezien heb, kan ik je haar wel afschilderen, Herrick: eene landelijke schoonheid, met dikke wangen, geheel in 't wit neteldoek met blauwe linten." De familie-koets van Lavendale was besteld, om do beide mannen met alle verschuldigde plechtigheid naar Fairmile Court te brengen. „De koets riekt zoo schimmelig als een praalgraf," merkte mylord op, bij het instappen in de koets. Fairmile Court had een minder verwaarloosd en troosteloos voorko men, dan het vijftien jaar geleden gehad had, toen de Squire het kind van den landiooper tot zich genomen had. Het aanwezig zijn van een jong meisjen reeds scheen het wat opge vrolijkt te hebben. Mademoiselle Latour's in vloed had ook goed gedaan de goevernante en hare pupil wareu er in geslaagd de karige huishouding te bezielen met eene zekere mate van liefde voor netheid en orde, en haar eigen vlugge handen hadden de wonderlijke oude meubels afgestoft en glad gewreven, en groote vazen met gewone tuinbloemen gevuld, en de oude schoorsteenmantels met fraaie potten opgesierd, en zij hadden op deze wijze wonderen uitgericht,zonder ook maar een shilling extra uit te geven van het geld, waaraan het hart van de Squire zoo gehecht was. Dit alles was gedaan zonder eenige tegenwerking van den kant van jufvrouw Barbara Layburne, die, zoolang zij het beft in han den had, het bestier voerde over de proviziekamers en de wijnkelders, de winkeliers en de dienstboden betaalde, en zorgde, dat er geregeld de noodige voorraad voorhanden was, maar zich niet bemoeide met het opsieren der kamers, binnen welke zij nooit en voet zette, en nooit zich afgaf met het kweeken van bloemen, waarnaar zij toch nooit keek. Terwijl de jaren voorbijgingen, had zij zich al meer en meer in zich zelve terug getrokken, en zij bracht hare dagen door in de eenzaamheid van die kleine met wagenschot betimmerde kamer, die zij bij haar eerste aankomst op Fairmile reeds zich tot eene wijk plaats had uitverkoren. 'tWas een der kleinste, en zeker de akeligste kamer van het geheele huis, aan het einde van een langen donkeren gang en het uitzicht hebbende op het stal- plein. Hier leefde zij, afgezonderd van de geheele huishouding, en zon der eenig ander gezelschap dan het oude klavecimbel, dat soms nog laat gehoord werd in de stilte van den avond, en dan een contralto stem begeleidde, die ook nu nog terwijl zij vrijwat afgesleten was, ongemeen krachtig klonk. Dit gezang, dat alzoo van tijd tot tijd zich hooren liet, klonk spookachtig in Irene's oor, en bracht haar altijd in eene droeve stemming. Indedaad was Jufvrouw Barbara's per soonlijkheid altijd eene donkere scha duw geweest, die zich over het leven van het jonge meisjen had uitgebreid. Met onwillekeurigen afkeer ontweek zij altijd zooveel mogelijk allen om gang met dit zonderlinge wrak van het verleden. Het bleeke ernstige gelaat, met zijn sporen van verloren schoonheid, joeg haar altijd een soort van huivering aan. „Ik geloof niet, dat gg zooveel jonger zijt dan jufvrouw Layburne," zeide het meisjen op zekeren dag tegen hare goevernante. „Ik zou er aan twijfelen, of zij niet eenige jaren jonger is dan ik, lieve." „En toch hebt gij mij nooit het denkbeeld gegeven van oud te zijn, en bij haar is 't alsof hare jeugd en al het geluk, waarmee deze is gepaard gegaan, een eeuw geleden een eind moet genomen hebben." „O, dat komt omdat ik een zeer kalme en vreedzame jeugd heb ge had, Rena, terwijl ik vermoed, dat de hare zeer onrustig en hartstoch telijk is geweest. Zij is een uitge doofde vulkaan, beste meid. Het vuur is al jaren geleden uitgedoofd, en alleen de donkere grimmige berg is overgebleven, en in zijn binnenste is niets dan asch en ledige ruimte. Zulke vrouwen zijn als lijken, die nog rondwandelen, nadat de geest er aan ontvloden is. Jufvrouw Layburne moet al jaren geleden opgehouden hebben te leven. De twee heeren werden binnenge laten in eene langwerpige, lage receptie-kamer, die met eikenhouten paneelwerk beschoten was, en ietwat donker, daar de zware kruisvensters meer voor sieraad waren aangebracht, dan wel om licht te verschaffen. Een gedeelte der meubels was nieuw ge weest, toen het huis nieuw was; andere voorwerpen waren erfstukkeu uit een nog ouder huis, en eenige kleinigheden waren er aan toege voegd onder de theedrinkende regee ring van die goede Koningin en nauwgezette vrouw, die twaalf jaar geleden uit een zeer onrustig konink rijk naar het rijk des Vredes was overgegaan. Achter in de kamer stond een klavecimbel, en daarb.j zaten twee dames, die overeind rezen bij het binnenkomen der bezoekers, ter wijl Squire Bosworth, die mot zijn rug naar den met bloemen bezetten haard had gestaan, naar hen toeliep, om hen te ontvangen. Welkom op Fairmile Court, my lord Lavendale; uw dienaar, Mr. Durnford," sprak Bosworth, terwijl hij met zijn gasten een handdruk wisselde„mijne dochter, Miss Bos worth, en Mademoiselle Latour.'' De kleine oude dame, die in grijs satijn was gedost, maakte eene nei ging, met eene Parijsche élegance van het zuiverste water, welke Herrick beantwoorde met een zijner Fransche buigingen. Lavendale had alleen oo- gen voor de erfgename. „Lieftallig als de dame in Comus," sprak hij bij zich zeiven„en zij weet, zou ik denken, nagenoeg even veel van de wereld en hare manieren af. Bij den Hemel, zij is voorbeschikt, om den stoutmoedigste als prijs ten deele te vallen." Herrick en Irene begroetten elkan der met eene bekoorlijke plechtstatig heid. Daar beiden er op voorbereid waren, speelden zij hunne rollen op bewonderenswaardige wijze. „Wat dunkt u van hem, rnamaa- tjen?" fluisterde het meisjen hare goevernante toe, toen zij beiden zich van de heeren verwijderd hadden. „Hij heeft me wat al te veel het voorkomen van een voornaam heer," antwoorde Mademoiselle, terwijl zij de oogen op Lavendale vestigde „en hij draagt het hoofd zoo hoog, en met zoo'n air van onoverwinnelijkheid, wat ik altijd in een man verfoeielijk vind. Herinnert ge je die geschiede nis, die ix je eens verteld heb van Lausun, die met la grande Mademoi selle gehuwd was Louise de Bour bon utez-moi mes bottes." Ziet hij er niet precies uit als een man, die in I staat zou zijn, om zich door eene prinses van koninklijken bloede de schoenen te laten uittrekken, indien deze dwaas genoeg geweest ware, om zijne vrouw te worden." „Maar, mamaatjen, ik vind, dat uit zijn voorkomen wel hooghartige nederigheid spreekt, doch geen zweem van dwaze ijdelheid. O, maar ik merk, dat gij Lord Lavendale bedoelt, met zijn fluweel en satijn. Mijne vraag aan u betrof Mr. Durnford." „O, mijn kind, bedoelt ge den armen kameraad F Hebt ge tijd gevonden om een blik op hem te werpen, ter wijl die onweerstaanbare saletjonker daar schittert en fonkelt, als wilde hij den zonneschijn zelf beschamen door zijn schitterender glans F Ja, de kameraad heeft een belangwekkend zeer ernstig voorkomen, maar toch speelt daar een trek om de hoeken van zijn mond, die eene cynieke ge moedsstemming aanduidt. Hij ziet er pover uit, vergeleken bij zijn patroon; en, zooals ge terecht opmerkt, lieve, hij heeft een voorkomen van hoog hartige nederigheid, dat wel in mijn smaak valt. Hooghartigheid staat iemand, die afhankelijk is, goed." „O, maar hij is niet afhankelijk. Hij is schrijver; hij heeft over poli tiek geschreven en tooneelspelen, en zelfs verzen," antwoordde het meis jen met vuur. „Maar, kind, wanneer en waar hebt ge over hem hooren spreken „De tafel is gereed, mijnheer," kondigde de oude hofmeester aan, en redde daardoor, zonder het te weten, Irene uit de moeilijkheid, waarin de vraag harer goevernante haar had gebracht. Mademoiselle ver gat de vraag, die zij gedaan had, voordat zich de gelegenheid voor deed, om ze te herhalen. De maaltijd was beter dan mylord verwacht had, want Squire Bosworth had aan zijn huishoudster bepaald order gegeven, dat de maaltijd zoo goed moest wezen, als maar moge lijk was in zoo'n kort tijdsverloop, en Jufvrouw Layburne kende hem al te goed, om hem ongehoorzaam te durven zijn. Zeldzame oude wijnen werden te voorschijn gehaald uit de met spinrag bedekte kisten, en de goede oude aardbezieënbedden en frambozenstruiken hadden hunne schatten voor het nagerecht moeten leveren. Visch was er niet te krijgen geweest, maar soep en rundvleesch en gevogelte werden gevolgd door een reeks van pasteien en heerlijke puddingen, alles in den overvloedi- gen en degelijken stijl van dien tijd Lavendale verklaarde later, dat hij de voorkeur zou hebben gegeven aan de schraalheid van Avidien's tafel boven dezen wasemenden over vloed. „Niemand heeft aan deze zijde van het Kanaal verstand van eene goede tafel," klaagde hij. „Voor ie mand met een delikaten eetlust, die ziju maal kan doen met een kippe- boutjen en een paar olijven, is het eene marteling, geplaatst te worden tegen over een dampend lendestuk of een plompe wildbraad-pastei Ik zit liever aan een avondmaaltijd van pens en koepoot, met eenigen van de geestige vernuften en dagbladschrijvers onder onze kennissen, dan ziek gemaakt te worden door den vetten overvloed van de tafel eens landedelmans. Maar dit gepruttel volgde eerst later, alleen om een praatje te maken. Lavendale scheen zeer in zijn ele ment te zijn aan de tafel van den Squire, waar hij gezeten was naast de aanstaande erfgename, met wie hij sprak over de vermakelijkheden van Londen, van welke zij, zelfs van hooren zeggen, zoo weinig afwist. „Wat, hebt ge nooit een schouw burg gezien nooit op een gemaskerd bal een aantal aanbidders den gek aangestoken F" riep hij uit. „Ik ben nog nooit van mijn leven in Londen geweest," antwoordde Rena, in haar eenvoud. „Maar dat is onmogelijkOp een afstand van nog geen dertig mijlen van het Paradijs te wonen, zonder ooit getracht te hebben er binnen te treden „Uwe lordschap vergeet, dat mijn klein meisken nog niet veel meer dan een kind is, en dat zij veel minder van de wereld afweet dan een me nigte kinderen." „Indedaad, Mr. Bosworth, dat ge loof ik gaarne. Er zijn kinderen in Londen, die uwe grijze hairen in verbazing zouden kunnen brengen salon-speelpopjens, waaraan niet meer waarde wordt gehecht dan aan een mopshond, en die op de hoepelrokken harer moeders zich nestelen met open oogen en open ooren voor alles wat er om hen heen voorvalt, 't Ver wonderd me, dat de kleine Pope, die zooveel typen heeft gegeven, ons er nooit eene gegeven heeft voor het kind naar de mode. Maar nu eens in ernstMiss Bosworth is geen klein kind meerzij is volwassen ge worden, Squire, zonder dat gij daarop acht hebt geslagen. Ge moot kaar in de volgende maand November naar Londen brengenge moet haar aan het hof doen voorstellen, en haar gedurende den winter haar intrede in de wereld laten doen." „Daaraan heb ik ook al gedacht, mylord. Hoe oud zijt ge, Irene F" „Ik ben in April achttien jaar ge worden, papa!" „Achttien jaar 1 Nu, me dunkt, dat het tijd wordt, dat ge in goed gezelschap gaat verkeeren. Ik zal een huis in het West-eind moeten huren, en Mademoiselle moet haar waaier en hare mantielje voor den dag halen, en zich er op voorbe reiden, de duenna bij u te spelen. Zoudt ge gaarne een winter in Lon den doorbrengen, Rena F" Irene aarzelde, wierp een blik op Durnford, die verlangend uitziende naar eenige openbaring van welwil lende gezindheid in die lieve oogen, antwoordde met een veelbeteekenen- den blik en met een nauwelijks merkbaar knikken van het hoofd, dat te kennen moest geven „hap toe, en neem dat aanbod van een seizoen in Londen aan." Zij herinnerde zich dat hij haar had medegedeeld, hoe hij in de groo te stad aan de kost moest komen. „O, lieve vader, er is niets in de wereld, waarnaar ik zoozeer verlang." De Squire zuchtte. Dit leven in afzondering hier buiten was veilig, en paste hem best. Hij wierp peinzend een blik op Lavendale Hij was jong, ofschoon hij zijn eerste jeugd achter den rug had hij had een eerbied- waardigen titel, en zijn landgoed grensde aan dat, wat eenmaal het eigendom van Irene zou worden. Wordt vervolgd). Gedrukt by DE ERVEN DOOSJES, te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 6