MOHAWKS.
J! een spookachtigen klank, toen ik in
de duisternis van den nacht wakker
werd, en mezelven spreken hoorde;
en daarna is er geen zweem van
slaap me weêr over de oogen ge
komen, gedurende al de lange, lang
zaam voorbijgaande uren, die op het
aanbreken van den dageraad volg
den. Ik lag daar en dacht aan Judith.
O, Herrick, hoe innig lief heb ik die
vrouw gehad 1"
YAM
Miss M. E. BBADDON.
Naar het Engekch.
19)
„Wat hebben we in deze kamer
soms dwaas huisgehouden, Herrick
zeide Lavendale, zijn stoel bij den
haard sohuivend, waar zijn kamer
dienaar een houtvuur had aangelegd,
daar de avondlucht vochtig was, en
zijne lordschap koud was geworden
na zijn langen rit. „Wat onzinnige
saturnalieën hebben we hier wel
gevierd, ten koste van gezondheid,
geld en eerToch noemden we dat
„leven" in die dagen stomdron
ken te zijn en half waanzinnig, en
in een kring rondom een of anderen
onschuldigen burger te dansen, hem
met de punten onzer zwaarden in
de onschuldige beenen te prikken,
of om een of ander argeloos dienst-
meiajen onderste boven, op het hoofd
te laten staan, en haar een schrik
aan te jagen, dat zij er bijna een
beroerte van kreeg."
„Of den leeuw te beslaan, zooals
wij Ynoemdendat was, meen ik
ons grootste heldenstuk, Jack. Zult
ge 't ooit vergeten hoe we den neus
van dien Joodschen woekeraar plat
sloegen, en hem naar huis lieten
gaan, terwijl^hij brulde en jammerde
van Adonai
„Ja, dat was een edele vergelding
ik ben er trotsch op, me dat te kun
nen herinneren."
„Of toen we de oude Moeder
Triplet, van den Indieschen winkel in
Paternoster Row, uit haar gezellig
achterkamertjen lokten, onder voor
wendsel, dat wy haar zouden trak-
teeren op een soepee van koepoot
en rumsoep, in een herberg in New
gate Street, enj dan haar in een
oude teerton Snow Hill af lieten
rollen? Me dunkt, daar werd eigent-
lyk gerechtigheid geoefend, want zij
was het verderf geweest van menig
meisjenj' en vrouw, door hare veile
dienstvaardigheid om een rendez-vous
te bezorgen met heimelijke minnaars."
„Dat is zoo, Herricknooit was
zoo'n [overhaaste reis meer verdiend
dan de;]afdaling van die dienstvaar
dige oude dame van den Avernus.
Bij slot van rekening lag er aan al
de streken, J die we uithaalden, een
soort woeste oefening] van gerechtig
heid ten grondslag. Ik wenschte wel,
dat ik nog jong genoeg was, om
nogmaals zulke dolle streken uit te
halen, of [om J de dapperste ridders
van de flesch onder de tafel te drin
ken, zooals ik dat vroeger kon doen
maar de kaars is bijna opgebrand,
waarde vriendde vlam is dof en
bleek, en flikkert telkens in de pijp,
als zal zij bij den eersten tegenspoed
den besten voor goed [uitgaan."
„Stil, Jack ;|]fge stelt je gaarne
aan als iemand, met wien het treu
rig gesteld, g is.'jj Dat droefgeestige
voorkomen van je heeft je vaak al
te veel sukces][bezorgd bij de vrou
wen. Er is niets zoo aantrekkelijk
als de droefgeestigheid van een roué."
„Ik heb van nacht van mijne moe
der gedroomd, Durnford. 't Was Miss
Bosworth's gelaat, dat me voor den
geest stondtoen ik mijn hoofd neer
vlijde op het kussen maar 't was
het innig bedroefde gelaat mijner
moeder, dat me kwam bezoeken in
mijn slaap. Zij smeekte me, dat ik
toch strijden zou tegen mijn booze
hartstochten, gelijk zij zoo menig
maal gedaan heeft, toen ik een on
deugende, moedwillige jongen was
zij drong er ernstig op aan, dat ik
toch een goed leven zou gaan leiden.
„Ja, om uwentwil," antwoordde ik,
„alleen om uwentwil, moeder," en
met die woorden op de lippen
werd ik wakker. Mijne stem had I
„Ja, en gij bemint haar nog, en
zoudt toch met eene andere willen
trouwen."
„Ik moet trouwenzonder dat is
er geen herstel voor me mogelijk.
Niets dan eene goede vrouw en een
gelukkig huiselijk leven kan mijne
wonden heelen. Mag dit, bijvoor
beeld, een tehuis heeten vroeg hij
op bitteren toon, terwijl hij rond zag
in het groote vertrek, met zijn fraaie
massieve meubelen en zijn karmozijn
rood damasten behangsel, zoo donker,
dat het bijna zwart scheen bij het
flauwe licht der twee lange kaar
sen. „Heeft deze kamer niet veel van
een lijkkelder? En toch riekt het
hier nog naar de oude bacchanalieën.
't Is alsof deze gordijnen Bourgogne
of Champagne uitwasemen, en nog
rieken naar sterken drank."
Ofschoon bet al laat was, toen zij
hun avondmaaltijd ten einde gebracht
hadden, stond Lavendale er op aan,
om nog uit te gaan, en wilde hij
dat Durnford ,khem zou vergezellen.
Er zouden nog wel chokoladehuizen
of speelholen in den omtrek van Lei-
cester Fields of Soho open zijn, niet
tegenstaande het al over elven was.
„Ik zal met je gaan, als ge er op
gesteld zijt," zeide Durnford, „maar
ik zal als een geraamte bij je feest
zijn, daar ik me vast voorgenomen
heb nooit weer eene kaart aan te ra
ken."
„En hoeveel nachten of uren zult
ge, dunkt je, getrouw blijven aan
dat voornemen, Herrick, wanneer gij
den muziekalen klank hoort van het
rammelend ivoor, het zachte verlei-
delijke geluid van de dobbelsteenen,
die daar zachtkens nederglijden op i
het groene laken van de speeltafel
Och wat, kerelAlsof ik je niet
kende en niet wist, dat ge in je hart
een speler zijt?"
„Dat kan zoo zijn, maar mijne
speelzucht zal voortaan een verheve
ner doel kiezen. Ik zal kaartspelen
met de fortuin, en mijn inleg zal
moed en vlijt wezen. Ik ga het over
een anderen boeg wenden, Jack."
„Gij hebt het al over zooveel boe
gen gewend, dat ge thans het boek
van goede voornemens wel door moet
zijn. Maar wat, in 's Duivels naam,
heeft je zoo deugdzaam doen worden,
Herrick? Ge zijt toch niet verliefd
op een aanstaande erfgename, en
koestert toch geen begeerte naar
huiselijk leven, zooals ik."
„Als dat waarlijk het geval met
je is, blijf dan thuis."
„Niet in dit huis. Het riekt hier
als een graf van doode vermaken.
Wanneer ik achter me zie, en denk
aan de onstuimige dagen mijner
jeugd, die ik hier, binnen deze vier
muren heb doorgebracht, gevoel ik
me als een oud man. En toch staat
iemand van een-en-dertig jaar nauw-
lijks op den drempel van ouderdom,
is het wel, Herrick?"
„Een-en-dertig jaar moest de bloei
tijd van het leven zijn."
„Kom, jongen, laat ons naar het
kleine chokoladehuis op den hoek van
Golden Square gaan 't is daar bijna
evenzeer in de mode als bij White,
en het gezelschap daar is nog uitge-
lezener. De eigenaar snijdt op van
hertogen, die ten zijnent geruieneerd
zijn, en van dames van aanzien, die
meer dan hare diamanten verpand
hebben, en heengegaan zijn met ach
terlating van meer dan schuldbeken
tenissen, na daar een nacht aan de
speeltafel te hebben doorgebracht."
„Ik wil wel met je méégaan, maar
spelen doe ik niet," antwoorde Her
rick, terwijl zij hun hoeden opzetten.
„Gij zijt altijd zoo halstarrig als de
Duivel geweest. Toch moest ge uiter
mate veel met het dobbelspel opheb
ben, want het geluk heeft je altijd
by de kaarten gediend, en ge zoudt
wel kunnen leven van het spel."
„Ja, dat soort van diaboliesch goed
fortuin, 't welk een voorteeken
schijnt te wezen, dat ik in niets an
ders gelukkig zal zijn, is mijn deel
geweest. Maar ik ben niet van plan
te gaan leven van het hazardspel,
zelfs niet om u genoegen te doen."
„Ge hebt gelijk, Herrick. 't Is het
laagste middel om aan den kost te
komen, of bijna het laagste. Er zyn
een paar manieren om aan de kost
te komen in dit ons hedendaagsch
Babylon, die nog erger zynmaar
voor lui |van de groote wereld is spe
len, dat, stem ik je toe, om zoo te
zeggen het ergste. Wy behoeven geen
van beiden te spelen, maar we kun
nen daarom toch wel even naar Gol
den Square slenteren, en daar wat
chokolade gebruiken, en hooren, wat
er gaande is aan het Hof en zyn
omgeving, nu iedereen de stad ver
laten heeft en naar buiten is, en de
laatste bizonderheden aangaande den
Prins en de kamenier zijner vrouw."
„'t Is wonderbaarlijk, hoe die nuch
tere Hannoveranen, die bedaarde
geldwolven, zich het losbandige voor
komen willen geven van een Philippe
d'Orléans, of van een Due de Riche
lieu," merkte Herrick op.
„O, maar we kunnen niet zonder
een koning, die aan lichtmissery doet,"
riep Lavendale uit. „Zie eens, hoeveel
vrolijker en prettiger Londen is ge
weest, nadat de matige, vrome, hui
selijke Anne plaats gemaakt heeft
voor deze vrolijke Hannoveraansche
snaken, die Old Rowley') in 't klein
nabootsen, maar toch met een zeker
bourgeois latsoen in hunne manier
van doen, waartoe hij zich nooit ver
waardigde af te dalen. Zie, hoe de
schouwburgen zich vermenigvuldigd
hebben, hoe de Italiaansche opera en
het Fransche tooneel tot bloei zyn
gekomen, in weêrwil van de vooroor-
deelen van het groote publiek; en
onze gemaskerde bals, onze ridottos,
of hoe ze verder heeten mogen, zyn
we ze niet evenzeer verschuldigd aan
Koning George, die den ondernemen-
den Heidegger heeft aangemoedigd
Geen grooter weldaad voor eene na
tie dan een vorst, die op vermaak
gesteld is. De handel bloeit, en het
land wordt vet onder het bestuur van
een roué. Bedenk maar eens, hoe
voorspoedig Engeland geweest is on
der Karei den Tweede."
Zij waren thans op straat, of liever
in dat mengelmoes van stad en platte
land, dat tusschen Bloomsbury en
Golden Square gelegen is. De regen
had opgehouden, de lacht was helder
geworden, en de maan stond hoog
aan den hemel't was een nacht,
waarop bandieten en straatroovers
niet gesteld zyn. By dit heldere zomer
weder werden er minder moorden en
rooverijen gepleegd dan in de lange
donkere nachten van herfst en winter,
en zelfs het uitverkoren schuiloord van
de Londensche bandieten, Denmark
Street, St. Giles, kon veilig gepasseerd
worden. Golden Square was toen een
der nieuwste en fraaiste pleinen van
Londen, 't Was gebouwd tegen het
einde van de laatste regeering, en
't was hier, dat St. John, tijdens zyn
korstondige heerschappij, een prach
tig verblijf had laten inrichten en
meubileeren, waaruit hij met schande
moest vluchten na den dood der vo
rige Koningin, terwijl hy eerst on
langs was teruggekeerd, na lange
jaren in ballingschap te hebben door
gebracht, met verloren eer en een
verbitterd gemoedhy was er terug-
Karei II.
gekeerd even bekwaam, even licht
zinnig en even goddeloos in zijn
machteloozen mannelyken leeftijd, als
hy was geweest in zijne bedrijvige
en schitterende jonge jaren.
Het chokoladehuis was vol ge
zelschap, toen de beide heeren er
bihnen traden. Ofschoon Londen ver
ondersteld werd verlaten te zyn in
dezen tijd van 't jaar, was er toch
altijd een afdeeling van de maatschap
pij, die de voorkeur gaf aan de stad
boven het buitenleven vernuften,
dagbladschrijvers, tooneelspelers, vlie
ringbewoners, lichtmissen van allerlei
soort, voor wie het buitenleven iets
afgrijselijks, en het gezang van den
nachtegaal iets onduldbaar eentonigs
was. De Koninklijke Schouwburg
was gesloten gedurende het saaie sei
zoen, maar er was een gezelschap
Fransche tooneelspelers opgetreden
in den nieuwen schouwburg aan de
overzijde van de Haymarket, en deze
hadden aanleiding gegeven tot vrij wat
gepraat, terwyl zich bij de hartstochte-
iykste Britsche schouwburgbezoekers
een zekeren weerzin geopenbaard had;
want de halstarrige John Bull had
een even diepen afkeer van de Fran
sche komedianten, als van Heideg
ger's Italiaansche opera-zangers, die
beter betaald werden dan bisschoppen
of ministers.
Het gezelschap daar in het choko
ladehuis was dezen avond zonderling
gemengd. Aan eene tafel zat een
groepjen heeren van goeden huize,
waaronder ean paar pairs en een baro
net aan een andere tafel was een
gezelschap pamfletschrijvers gezeten,
onder welke Mr. Philter de aandacht
trok door zijne luide stem, en door
zijne aanmatigende gevoelens.
„Een nieuw gedicht van den Poëet
Pug," riep hy, een tegenover hem
gezeten heer met een ernstig voor
komen beantwoordend„een satyriek
heldendicht, beter dan hy ooit te vo
ren iets geschreven heeft, zegt ge,
mynheer? Wie u van zulk een werk
gesproken heeft, heeft u voor den
gek gehouden. Wel, 's mans dicht
ader was een jaar geleden al uitgeput.
Hij heeft zyn laatsten druppel venijn
uitgestort over Lady Mary en haar
echtgenootzijn laatste vergiftigde
pijl heeft hij afgeschoten op Sporus
Lord Hervey. En dan verbeeld
u, een satyriek heldendicht van dien
afgeleefden kleinen bultenaar, wiens
vruchtbare muze op zijn best maar
een kraai was, pronkend met geleende
veoren, niets dan een slimme gebruik
maker van Horatius en Boileau, die
met behulp van een weinig Latijn,
nog minder Fransch en eene groote
mate van brutaliteit, er in geslaagd
is, Londen in te pakken."
„Neen, 't was niet zoo zeer door
zijn verzen, dan wel door zijn schot
schriften en door zijn aardige minna-
rijtjens, dat onze Alexander de Kleine
er in geslaagd is, zich bekend te ma
ken," zeide Philter's schaduw, de
dikke kleine Jemmy Luddesly, van
wien gezegd werd, dat hij leefde
van pens en koepoot in de goed-
koope gaarkeukens in Clare of op
Newport Market, behalve wanneer
de Philter hem in het West-end
trakteerde.
„Ge zijt geen bewonderaar van
Mr. Pope, mijnheer," merkte de ern
stige heer op.
„Neen, mijnheer. Ik ken een dich
ter, die ver boven hem Btaat
Dry den. Ik heb menigen nacht bij
Button doorgebracht met den be
roemden John."
Wordt tervolgd).
Gedrukt by DE ERVEN LÜOSJES, te Haarlem.