MOHAWKS. VAN Miss M. E. BRADDON. Naar het Engelsch. 35) „Welnu, ik wil het beproeven, liefste, ofschoon ik zeker weet, dat het bekennen van mijne bedoeling ten gevolge zal hebben, dat ik voor altijd uit uwe dierbare tegenwoordig heid zal verbannen worden tenzij gij stoutmoedig genoeg mocht zijn, om uw fortuin er aan te wagen, en uw vader ongehoorzaam te zijn." Zij hadden met zachte stem gespro ken, om Lady Tredgold niet wakker te maken, op wie zij van tijd tot tijd een blik hadden geworpen, om er zich van te verzekeren, dat zij nog onge stoord hare kalme rust genoot. Lord Lavendale stond bij den ingang van het vertrek, in de schaduw van het groote orgel, en sloeg die twee hoofden gade, die zich daar naar elkaar toe bogen, terwijl Herrick's arm rustte op den rug van Irene's stoel, en 't meisjen haar hoofd wat liet hangen. Toen hij hen beiden daar zoo zag, kon het hem niet moeilijk vallen, waar schijnlijk juiste gevolgtrekkingen te maken. „Staat het er zóó meê," sprak hij bij zich zelf, „en zal ik het spel be derven door de hand van dat meisjen te vragen, zonder dat ik liefde voor haar gevoel terwijl mijn hart, of wat er nog van mijn hart is over gebleven, aan een ander toebehoort Laat liever jeugd en oprechte liefde haar gang gaan tenzij Herrick een fortuin-jager mocht zijn. Maar ik ken hem te goed, on hem van zulk een hebzuchtige beweegreden te verdenken. Hij is een beter man dan ik ben, ofschoon wij samen hetzelfde slechte leven hebben geleid." Hij knikte even, en liep naar het middengedeelte der zaal, waar het minnend paar bij het klavecimbel ge zeten was. Zij ontstelden, en ver wijderden zich van elkander, toen zij zijne voetstappen hoorde, en Lady Tredgold sloeg de oogen op, en wierp een blik op het gezelschap, die onwil lekeurig aan de oogopslag van een nachtuil deed denken, terwijl zij uit riep ben ik waarlijk hier in slaap geraakt? Die ballade van Rameau is het liefste dat Ik ooit van mijn leven gehoord heb, Irene. Lord Lavendale, dat lied moet ge bepaald hoorenik weet, dat gij veel ophebt met oude Fransche muziek." „Elke melodie van zulke lippen is verrukkelijk, en zulke lippen kunnen alleen muziek spreken," zeide zijne lordschap, eene buiging makend voor Irene, die opgestaan was, kleurend van verlegenheid, en zijn hoffelijk kompli- ment met eene diepe neiging beant woordde. HOOFDSTUK XIII. „Herrick," zeide Lavendale den volgenden dag op eens, toen de beide vrienden alleen met hun beiden zalen in de voorzaal van Ringwood, eene zeer groote zaal, half wapenkamer, half schilderijen-galerij, een rijken schat ten toon spreidend zoowel van gedamasceerde klingen van Damaskus en Toledo, als van hoekige heili gen en maagden van de oude Itali- aansche schilders„Herrick, gij maakt het hof aan mijn meisjen, aan mijn erfgename, mijn El Doradogij speelt de rol eens verraders." „De akte van beschuldiging is juist, Jack. Ik belijd mijne misdaad, mijn verraad hoe ge 't ook noemen wilt. Ik aanbid Irene Bosworth, voor wie gij niet de minste liefde gevoelt. Ik zou haar even innig liefhebben en haar evenzeer hoogachten, indien zij eene jeugdige bedelares ware, die ik op den weg had aangetroffen; 't is om haar zelve, dat ik haar bemin, niet om eenige andere, minder edele reden. Ik heb haar reeds liefgehad, voordat uw oogen haar gelaat ooit hadden aanschouwd." „Ho, ho! Wat kunt ge achterhou dend zijn „Er zijn dingen, die te heilig zijn om bepraat te worden met iemand, die zelden ernstig is. Had ik u iets medegedeeld aangaande mijne liefde, gij zoudt gelachen hebben over die liefde en over hem, die haar koesterde. Ik heb dat bekoorlijke meisjen op zekeren morgen aangetroffen in het bosch; den volgenden morgen ont moette ik haar wedernog geen uur nadat ik kennis met haar gemaakt had, aanbad ik haar, en ik ben voortgegaan met haar na iedere ontmoeting steeds inniger te beminnen. En toen kwaamt gij thuis met uw verhaal van een erfgename, en gij traadt voor haar als een pauw, onwederstaanbaar, alles veroverend, het onmogelijk achtend, dat eenig ander man kon bemind worden, waar gij verkoost je te ver- toonen. Moest ik je waarschuwen en je op de hoogte brengen betreffende mijne stilzwijgende mededinging?'t Is nog geen week geleden, dat ik haar voor 't eerst iets van mijne liefde heb gezegd." „En beantwoordt zij die liefde?" „Zij zegt van ja." „Dan, bij den Hemel, Herrick, wil ik uw beider liefde niet dwarsboomen. Voor geen kans op aaneenhechting van landerijen en op verbetering van mijn erfgoed wil ik verraad plegen tegelijkertijd aan liefde en vriend schap. Indien Mr. Bosworth van plan is zijne bezitting uittebreiden, dan kan hij wachten tot ik dood ben, en Lavendale koopen van de joden, die er geld op geschoten hebben. Ik vermoed, dat het tegen dien tijd ge ducht bezwaard zal zijn." „Waarom gesproken over je dood, terwijl nog de blos van gezondheid en levenskracht op je gelaat prijkt „Blosjens zijn bedriegelijk, Herrick er is een soort van blos, die meer kwaad spelt dan Lord Hervey's zieke lijke bleekheid, ofschoon ik er aan twijfel, dat deze een lang leven doet verwachten. Een kort en vrolijk leven dat is altijd mijne leus ge weest. Neen, vriend, ik wil je niet dwarsboomen, en als ik je behulp zaam kan zijn om je doel te bereiken, dan zal ik het doen." „Gij zoudt me aan een soort van bevordering kunnen helpen, die me van dienst zou kunnen zijn, bij mijn streven, om mijn doel te bereiken, indien ge dat wilt." „Wat soort van bevordering bedoelt gij? Eene kerkelijke betrekking? Wilt ge geestelijke worden en tevens beoefenaar der letterkunde, zooals de Iersche Deken?"1) „Neenik heb te veel gestudeerd in de werken van Toland en Wool- ston, dan dat ik een goed priester zou kunnen worden. Ik zou gaarne zien, dat gij mij hielpt aan den eerst open komenden zetel in het Parlement, waarvoor gij eenigen invloed kunt oefenen. Ik geloof, dat ik aan de partij der Whigs goede diensten zou kunnen bewijzen." „Dan wil ik hemel en aarde be wegen om je te doen verkiezen, zoo dra zich daartoe maar eenige kans voordoet. Ja, ge zijt een schitterend spreker. Ik herinner me hoe ge de ongeloovigen deed ontstellen in de Helsche Yuur Club, toen ge op zekeren avond omstreeks middernacht op- stondt, en een orthodoksche toespraak uitbulderdet, waarmee een rechtzin nig bisschop eer zou hebben ingelegd. Atterbury in eigen persoon had niet welsprekender kunnen zijn. Ja, ik wil je helpen, Herrick, indien het me Swift. maar eenigszins mogelijk is. Daar hebt ge mijn hand er op." „Ge zijt altijd edelmoedig geweest," sprak zijn vriend op ernstigen toon, terwijl zij elkander de hand drukten maar, helaas, ik vrees, dat ge bezwaar lijk je jacht op eene erfgename zoo geredelijk zoudt opgeven, indien, „Indien ik niet een ander prooi in 't vizier had, niet waar, Herrick viel Lavendale hem in de rede, met dat soort van koortachtige opgewon denheid, die bij hem afwisselde met tijden van diepe moedeloosheid „Nu het kan wezen dat ge gelijk hebt, oude vriend. Ik ben geen geoefende plannenmaker, en kan moeilijk mijne kaarten verborgen houden voor iemand, die me zoo door en door kent als mijn vriend Herrick." „Jack, ik vrees dat ge naar den duivel gaat." „Dat ziet ge goed in, beste jongen, en ik ben gedurende de laatste vijf jaren op reis daarheen geweest, voort durend sedert die zaak van Chichi- nette. 't Best ware geweest, dat ik toen maar opgerukt was, Herrick. Ik had toen mijn bekomst gekregen van mijn oude dwaasheden, ik walg de van al onze buitensporigheden, van al die baldadigheden, van het vechten met nachtwachts, van dob belen en drinken. Ik had me voor genomen een beter menseh en haar echtgenoot te worden. Maar een troep dwazen dreven den spot met mijne bekeering zij overlaadden mij met verwijtingen, beschimpten en plaag den me en zetten me aan tot eene blufferige weddenschap, en het gevolg was, dat ik de engel, die mij verlost zou hebben uit de poel van onge rechtigheid en ellende, verloor." „Neen, Jack, mij dunkt, dat die dame nooit zoo engelachtig geweest is als gij je dat voorsteldet, en dat zij te veel van Lucifer's trots heeft, om gerangschikt te mogen worden onder serafs, die nog niet gevallen zijn. Zij is een prachtig schepsel, maar zij is eene gevaarlijke vriendin voor je; en het verkeer met u is nood lottig voor haar. In één woord, 't ware beter, dat ge je niet in dit huis op- hieldt. Gij beiden moest niet onder hetzelfde dak verkeeren." „'t Is wel dankbaar van je, nadat ik je hier gebracht en je de gelegen heid gegeven heb, den verrader te spelen en het hof te maken aan mijn uitverkorene zeer dankbaar, nadat ik de dame en haar fortuin tot je beschikking gesteld heb!" „Beste Jack, ik heb je nooit ge vleid moet ik den vleier gaan spelen, nu ik zie, dat ge je op den weg ten verderve bevindt?" „Wat doet dat er toe, als het de eenige weg is, die tot geluk leidt O, wat zou ik er niet voör over hebben als ik over een of andere verborgen kracht kon beschikken, waardoor ik de gedachten van haar, die ik bemin, kon lezen en besturenEr zijn oogen- blikken, waarin ik waarlijk meen haar aldus onder mijn invloed te hebben dat ik in haar hart kan binnensluipen, dat ik in haar ziel hetzelfde vuur kan doen ontbranden, dat in de mijne blaakt, dat ik elke gedachte, die in mijn hoofd omgaat, ook in het hare kan opwekken. Onze oogen hebben elkander in zul ce oogenblikken aan gestaard onder het gebabbel en het dwaze rumoer der aanwezigen, en ik ben me er van bewust geweest, dat we in elkanders ziel konden lezen even duidelijk als in een opengesla gen boek. En toen kwam die zedelooze vleier van een Bolingbroke, met zijn mooi maar valsch gezicht en met zijn met honing besmeerde tong, en toen was opeens weêr haar ijdelheid of haar grilligheid in volle werking, 't Is ook zoo genotrijk, zoo'n groot man aan het hjntjen te hebbenOch zij zou even bereid zijn, om met den vossen-jagenden, biefstuk etenden Walpole, met zijn dik gezicht, te minnekozen. Haar geheele wezen is buitensporigheid en ijdelheid." „Zij is een aanzienlijke vrouw naar de heerschende mode. Wat zoudt ge willen hebben dat zij anders ware dan ijdel en buitensporig? 't Zijn allen vogels van dezelfde veeren. IJdelheid, buitensporigheid en eer zucht in de jeugd; jaloerschheid, boosaardigheid en volslagen liefde loosheid op ouderen leeftijd. Geloof me, Jack, ge doet het best met naar de stad terug te keeren." „Dat zal ik ook doen, Herrick zoodra de Craftsman het licht ziet. Ik heb gehoord dat dit de naam is van het nieuwe nieuwsblad, dat Bolingbroke en Pulteney van plan zijn uit te geven. Ik wil Henry St. John niet meester van het slagveld laten." „Hij is oud genoeg om haar vader te zijn. Ik zweer, dat ik hem niet alles gewonnen wil geven. O, daar komt onze dillettant-gastheer aan, met zijn gewone pedanterie." „Hoe, heeren!" riep Mr. Topsparkle uit; „is 't mogelijk, dat twee Eng 1- schen een morgen kunnen doorbren gen zonder hanengevecht, zonder ezelswedren, of eenig andere evenzeer nationale ontspanning? Weet gewei dat er vandaag wedrennen gehouden worden te Stockbridge, en dat de meesten mijner vrienden te paard of in rijtuigen daarheen gereden zijn, om die wedrennen te zien Zal ik ook een rijtuig voor u beiden laten voor komen „Ik ben u zeer verplicht voor dat aanbod," antwoordde Lavendale „maar ik heb al mijn bekomst gekre gen van die hardrijderijen, toen ik nog een kwajongen was. Ik mocht een klein fortuin verliezen en mijn genoegen krijgen van de renbaan, nog voor ik meerderjarig was. Ik bezit niet de volharding van My lord Godol- phin, die tot op zijn sterfdag de renbaan bezocht. Maar ik zou wel een genoe gen weten, dat ge mij zoudt kunnen aandoen, Mr. Topsparkle, zoo gij een half-uurtjen aan mij ton beste kunt geven." „Al mijn uren zijn tot uwer lord- schaps dienst." „Ge zijt uiterst welwillend. Mijn vriend Durnford en ik branden van ongeduld om uwe boekerij te bezien dat wil zeggen, die keurverzameling, die niet aan de gewone buitenwereld te zien wordt gegeven de verborgen juweelen uwer collektie." ,,'t Zal me een groot genoegen zijn, die juweelen onder de oogen van zoo fijne kenners te brengen. Voor mij is een zeldzaam boek of een curiosum als ware het een levend voorwerp, en 't doet me pijnlijk aan, wanneer ik merk, dat men het mot een soort van minachting beziet. Voor een vriend, die ze naar waarde weet te schatten, ben ik altijd bereid de kasten te openen, waarin ik de kostbaarste boeken bewaardie in mijn eigen studeerkamer bijvoorbeeld, waar ik mijne particuliere verzameling heb; willen we daar eens heengaan Ik heb daar een vervelend uur door gebracht met mijn rentmeester, en uw aanwezigheid zal me daarvoor een aangename vergoeding schen ken." Lavendale en Durnford volgden hun gastheer langs een gang naar het andere einde van het huis, waar een ruim vertrek was, dat op het Zuiden gelegen was, maar dat in de schaduw lag van den ouden Gothie- schen zuilengang, waarop de ramen het uitzicht hadden. Er was een glazen deur, die ook in den zuilengang uit kwam en hier placht op zonnige mor gens, en soms zelfs by regenachtig weder, Mr. Topsparkle op en neder te wandelen, nu eens met een boek in de handen, dan eens mjjmerend in de eenzaamheid. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 6