MOHAWKS. YAK Miss M. E. BBADDON. Naar het EngeUch. 38) Rena, wier beurs altijd goed ge vuld was, weigerde te spelen, en dien tengevolge noemde men haar onver schillig en hooghartig en geesteloos, een mooi onding, een vrouw, wie het ten eenenmale aan moed ontbrak. „Ge moet spelen, kind't is het eenige dat een ietwat prikkelenden geur aan het leven bijzet," zeide Lady Judith terwijl zij de aanstaan de erfgename op de wang tikte, in een prachtig huis in Gerard Street, waar de tafeltjens voor ombre en basset gereed stonden. „'t Is een vermaak, dat niemand gelukkig schijnt te maken, mevrouw," antwoorde Rena op kalmen toon. „Daarom voel ik mij volstrekt niet tot het spel aangetrokken." „"Wat een preutsche nuf is je rijke erfgename!" zeide Judith eenige minuten later tegen Lavendale; „zij zweeft door eene zaal, met een voor komen als ware zij een schepsel van verhevener maaksel dat alle overige stervelingen, en als had zij niets met hen gemeen." „Zij is nog maar een kind, dat zoo pas de kinderkamer verlaten heeft," antwoordde Lavendale op luchtigen toon; „en zonder twijfel is hare ziel als 't ware bedwelmd door al het vreemde, dat haar onder de oogen komt." „Neen, het zou mijn aandacht niet zoo trekken, indien zij schuw en verlegen was in onze kringen," voerde Judith daartegen aan, „want ik stem het dadelijk toe dat we voor eene nieuwelinge wel wat heb ben, dat verbazingwekkend mag heeten. Maar 't is haar onbeschaam de driestheid, die me ergert. Dat kalme, half-onbewuste air van meer derheid zou een heilige woedend maken." „Indien er in onzen kring een heilige was, die woedend gemaakt kon worden," merkte Lavendale op; „maar ik geloof niet, dat er iets heiligs te vinden is in eene speel kamer in het West-end." „Zie haar nu eens, zooals zij daar met haar elleboog op gindschen schoorsteenmantel staat te leunen, en zich zelfs niet verwaardigt te doen alsof zij luistert naar Mr. Dup- perwit's komplimenten. Het bevreemd me, moet ik zeggen, dat hij zijn hoffelijkheid aldus verspilt aan een schepsel van ijs. Hoe komt zij toch aan dat onuitstaanbaar koele voor komen „Dat heeft zij van de goden, wier dochter zij zou zijn, indien schoonheid iets aangaande iemands afkomst kon getuigen," antwoordde Lavendale, die er zich in verheugde, dat hij de vrouw, die hij aanbad, eenigszins kon ergeren. „O, ik smeek uwe lordschap ver giffenis," zeide Judith, met eene diepe neiging. „Ik vergat voor een oogen- blik, dat het de aanstaande Lady Lavendale was, over wie ik een oor deel uitsprak." „Verontschuldig u niet; wij zijn nog niet verloofd, en dat onverstoor baar koele voorkomen van Miss Bos- worth houdt mij, zoowel als andere minnaars, op een afstand." „Hoe Zijt ge nog niet verloofd „Neen, en waarschijlijk zal het ook nooit zoover komen, Judith, gelijk ge wel weet." Zij stonden op den drempel van een nevensalon en een derde nog kleiner vertrek te midden van het gedrang der talrijke gasten. Hij kon haar hand vatten en die gedurende een oogenblik ongemerkt in de zijne drukken. Hun oogen ontmoetten el kander toen zij bijna midden in het gedrang waren, en Judith's albasten boezem werd plotseling met een gloei ende blos overtogen, die deed denken aan het donkerroode licht van de uchtendzon in den winter, als dat door de sneeuw weerkaatst wordt, 't Was maar een oogenblikkelijke openbaring van hartstochtelijk gevoel bij beiden, maar toch was het van dat oogenblik af voor beiden onmo gelijk zich aan te stellen, alsof zij niets meer voor elkander gevoelden. Beiden wisten zij, dat het oude vuur daar binnen nog brandde. Luchtige woorden en nog luchtiger gelach, en al het gekunstel der koketterie kon van nu af niets meer baten. Het gedrang, dat hen bijeen ge bracht had, scheidde hen nu spoedig weer. Lady Judith liep verder op, te midden van een kringetjen voor name kennissen, even luid en met evenveel elegante ijdelheid sprekend als hare vriendinnen. Ieder verklaarde dien avond, dat Irene nietsbeteekenend en vervelend was. Men betreurde het, dat zooveel schoonheid en rijkdom verspild was aan zulk een onnoozel schepsel. Zij bezat niet eens die boersche verme telheid, die gave om onbetamelijke dingen op een onschuldigen toon te zeggen, welke alleen onnoozelheid belangwekkend kan maken voor wel opgevoede menschen. Zij was in 't minst niet aardig. Zij was alleen maar mooi, en dat kon men ook van een marmeren beeld zeggen. Irene staarde met droomerige oogen op die wonderlijke en schitterende schare, en zij bekommerde er zich zeer weinig om, wat men van haar dacht. Reeds was zij die vrolijke wereld moede, die haar in 't eerst zoo verblind hadof liever, zij vond die wereld alleen dan schoon, wanneer haar minnaar in de nabijheid was. Wanneer Herrick een dezer overvolle vertrekken binnen kwam wellicht plotseling en geheel onverwacht vóór haar stond dan schitterden haar oogen als twee sterren. Maar als hij daar niet was, dan was alles verve lend saai, en het gezelschap was dan in haar oog niet veel beter dan eene verzameling grimassen makende poppen, die met draadtjens in be weging gebracht werden. Zij mocht Lord Lavendale gaarne lijden, omdat hij Herrick's vriend was, en zij vro lijkte altijd op, wanneer zij met hem sprak, een feit, 't welk Judith reeds had opgemerkt. 't Gebeurde niet altijd, dat Herrick een uitnoodigings-kaart ontving voor de partgen, waarop Lady Tredgold en hare jonge dames waren genoodigd. Hij was te hooghartig om zich tot de kringen der groote wereld toe gang te verschaffen als Lavendale's satelliet, en daarom bezocht hij alleen die huizen, waar zijn eigen persoon genoodigd was, als een talentrijk en veelbelovend jongmenschen 'twas in de beste huizen, dat hij 't vaakst gezien werd. Zijne brieven in de nieuwsbladen der Whig-partij hadden de aandacht getrokken, en zijn talent trad te meer in het licht, omdat de meeste der beste schrijvers tot de oppozitie waren overgegaan, daartoe bewogen door hun afkeer van Wal- pole's verwaarloozing der schoone letteren. Zijn naam begon bekend te worden onder de dagbladschrij vers; maar de joernalistiek was toen nog in zijn kindsheid, en werd maar zeer schraal betaald, terwijl de schrijvers van boeken, tenzij het boe ken waren zoo beroemd als Gulliver, of de Henriade, of Pope's Iliade, zich jaren arbeid en ontbering moesten getroosten, voordat zij op een maar eenigszins voldoend inkomen konden rekenen. Herrick's uitzichten waren dan ook verre van bemoedigend, en hij stel de de bekentenis zijner liefde aan Irene's vader uit, met een weifel moedigheid, welke hijzelf lafhartig moest noemen. Hij gevoelde, dat wanneer liefde eenmaal beleden was, en handen en harten voor altijd saam verbonden waren, geheimhouding onbehoorlijk was. Zulk eene geheimhouding deed te kort aan de eer zijner beminde. „Ik moest den leeuw trotseeren," sprak hij bij zicbzelven „in 't ergste geval zou ik haar moeten schaken, en haar door een huwlijk in May Pair tot de mijne moeten maken. Hij kan haar nooit zóó opsluiten, of haar zóóver wegvoeren, of haar op zóó listige wijze verbergen, dat mijne liefde haar niet zou kunnen volgen en vinden. Ik wil hem ten minste eene goede kans geven, om edelmoedig te kunnen handelen." Zoo maakte dan op zekeren mor gen Mr. Durnford, in koelen bloede, zijn opwachting bij Squire Bosworth in diens woning in Arlington Street, op een uur, waarop hij, hij was het den vorigen avond van Irene te weten gekomen wist, dat die heer thuis was. Hij werd binnengelaten in eene zij kamer, waar Mr. Bosworth zijne choko- lade dronk en het St. James' Weekly Journal las, een weekblad van de Toryparty, want hij was nog in zijn hart gehecht aan het verbannen vorstenhuis, ofschoon eigenbelang en zijne spekulaties hem een ijverig voor stander van Walpole hadden doen worden. Aan dien grooten financier kon hij zijn bondgenootschap niet weigeren. Hij ontving Herrick met eene koele beleefdheid, die niet aanmoedigend was. Lady Tredgold had hem mede gedeeld, hoe zij achterdocht voelde ten aanzien van Durnford, en dien tengevolge was de Squire op zijne hoede. „Kan ik in de City iets voor u doen?" vroeg Bosworth; „'t Zou me aangenaam zijn aan een vriend van mijn vriend Lord Lavendale een dienst te kunnen bewijzen." „Niets, mijnheer, tenzij gij mij iets aan de hand mocht kunnen doen, om op eens een fortuin te winnen, zonder eenig kapitaal om er meê te spekuleeren. Maar ik veronderstel, dat zelfs gij dat niet vermoogt, en ik moet vertrouwen stellen op de geringe talenten, die ik mogelijk be zit, en daarmee, gesteund door een onvermoeiden vlijt, mij een weg door de wereld te banen. Mr. Bosworth, het gaat niet best, er om heen te draaien, als men een zwakke zaak te bepleiten heeft. Ik zal het daar om in vier woorden zeggen, mijnheer ik bemin uwe dochter." „Wel zoo, mijnheer! Ge zijt ver bazend beleefd, en ontzaggelijk op recht. En mag ik vragen, zijt ge van plan Miss Bosworth te onder houden met uwe pen, als schrijver van politieke pamfletten, en haar op een achterkamer in Grub Street te huisvesten?" „Me dunkt, we zouden beiden ge lukkig kunnen zijn, mijnheer, zelfs op een zclderkamertjen, met geen mooier uitzicht dan de schoorsteenen der omliggende huizen, en met geen beter kost dan brood met kaas." „Hoe, mijnheer, hebt ge 't ge waagd het hart te stelen mijner dochter gij, een verachtelijke be delaar?" „Er is van stelen geen sprake geweest, Mr. Bosworth. Onze harten zijn ongemerkt samen gekomen ze zijn naar elkander toegevlogen, evenals twee jonge vogeltjens op St. Yalentijn's dag. Geef mij haar, mijn heer, omdat zij mij bemint, en om dat er geen ander man op deze aar de leeft, die haar ooit met meer oprechtheid kan beminnen dan ik. Vergeet, dat zij een groot fortuin vertegenwoordigt, en bedenk, dat, zoo ik al arm ben, ik toch van goe de familie ben, terwijl de wereld zegt dat het me aan talent niet ont breekt. Het strijdperk des openbaren levens ligt open voor allen, die er hunne krachten willen beproeven. Lavendale heeft me beloofd, dat hij me bij de eerstvolgende verkiezing met al zijn invloed steunen zal. In het Huis der Gemeenten zou ik ten minste een man van genoeg aanzien en beteekenis zijn „Ge zijt daar nog niet, mijnheer. Ge spreekt waarlijk, als waart ge een Pelham; en als hadt ge maar te vragen om te ontvangen wat ge begeert. Laat ons, wat ik u bidden mag, elkander niet langer den gek aansteken. Als 't anders kan, zou ik liefst niet uit mijn humeur geraken. Mijne dochter vertegenwoordigt inde daad een groot fortuin; zij is ook een zeer schoon meisjen, en ik ben van plan haar uit te huwelijken aan een man van rang, of aan een, die zelf ook zeer rijk is. Ik verlang, dat het fortuin, dat ik bijeen gebracht heb langzaam en met veel in spanning, voor een gedeelte, en voor een ander deel op eens door welge lukte spekulaties na mijn heen gaan zal blijven staan als een blijvend gedenkteeken van mijn streven en werken. Ik eisch de zekerheid van een aanzienlijken naam en van een groot landbezit. Ik kan ze beiden lcoopen, en mijne dochter is schoon genoeg om een goed huwelijk te doen, al ware zij ook niets meer dan e§n melkraeisjen. Ik ben geneigd geweest een welwillend oog op Lavendale te werpen, omdat onze landgoederen aan elkander grenzendoch zijn for tuin heeft een knoei gekregen, zijne reputatie is slecht, en zijne titel heeft weinig te beduiden. Een meisjen als mijne dochter is eene partij voor een hertog, en indien ik maar een achtenswaardig ongehuwd hertog kan vinden, dan zal ik hem haar aanbie den. Zoo denk ik over de zaak, Mr. Durnford. Gij zijt oprecht tegenover mij geweest, en 't is mij aangenaam uw oprechtheid met dezelfde munt te betalen." „Geeft gij mij geen hoop, mijnheer?" „Niet de minste. En bedenk het wel, mijnheerge zult het wellicht als een geschikt middel beschouwen om uw doel te bereiken, met mijne dochter aan de haal te gaan, zooals Wortley Montagu gedaan heeft met de dochter van den Hertog van Kingstonbedenk wel, dat, in dien ge dat doet, uwe vrouw geen duit zal bezitten. Ik zal eiken shil ling en elke bunder land, die ik mijn eigendom mag noemen, vermaken aan een hospitaal; en mijn onge hoorzame dochter zal me nooit weêr onder de oogen mogen komen. In dien gij haar werkelijk bemint, zoo als ge beweert, dan zult ge toch zeker niet trachten haar aan den bedelstaf te brengen." „Neen, mijnheer, 't Zou eene laf hartige daad zijn. Maar mocht ooit de dag komen, dat ik zeker ben van een inkomen van vijf honderd pond 's jaars, dan kunt ge er u van ver zekerd houden, dat ik haar zal ver zoeken te kiezen tusschen liefde en fortuin. Wellicht zal zij dan even bereidwillig zijn, om afstand te doen van haar erfenis, als Lady Mary Pierrepoint geweest is, om dat te doen van de hare." „Indien zij een even waanzinnig persoon is, dan zal zij wellicht aan uw verlangen voldoen," antwoordde de Squire; „maar tot op dezen morgen heb ik reden gehad haar voor een verstandig meisjen te houden. En nu, mijnheer, daar ik noodzakelijk vóór twaalf uur in de Beurslaan moet zijn, moet ik u verzoeken „Ik heb de eer u goeden morgen te wenschen, mjjnheer." Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 6