I •jundSoo apjpzjaq jm qBBZ ap fiq apMnoqosaq pj 'naq -gads naaooq aj snpju paaxiA ufxz 8namo[d jam jaq fiq pnoA snp 'apuBBjsuBB ufxz sbm ajopy -naqoB| jo uaqfxq sooq 'jsaora ngop fiq jbm jam jsim jsioqquoig ub^ ((<;naqaoz uauunq japB ngp fiq pja8 uaa8 af psq 'qug -uaain qi ibbu paggpaogdsaS 'loojuBq ugg do aapnoqqaoq qi joojaS sbm siajux^ aopBAjooaf) -qfijagSatiq poog •gouBijiBsam uaa pjBBd -aq 'aouBqjBsgra nag sj j( <j ooz nup uaSfxiq uauunq pjaS azfiM aaapuB nag do jam g§ psq 'gad b aSuuip -Bq jbbj^ *uapioM aj aapBASinq apqos naa aan aapjja jap mo apjaq aap pjaA apaaiq jaq puaxiA njrm jBxqxaA safyunra ap na safquuq ap mo 'qfqjBBM 002 "uadoojaS ux aa at naq 'sq 'sq// 'pmj ajqoBj auaqoidsaSuBB ag 1('paaa8B8naa8 siajux^ ajopy jam naq qi// 'apaa ap nx Sgqoajd maq jsioqquoig jaiA ^'maqsaajg// ais 'naxiBig axp jaiqg 'uioibb^// ,,'iiaajj 'at uba SijqaiziooAno aaag// 8gqaBiBBA\ jbbj^ ujaaq naqaqaS jqoizaS j( nx Sipaxqaaauo aBBq na uadoojaS si doaajqoB jBBq fiq jup 'pjajsaSuBB sbbmp ooz qoiz 'agim -joaA\n mo aajnoj 'ibbC eg uba uBm naa jjaaq uaoj 'naoj ng mx 8aajs ap jbb8 na jm jaquiM nap az jtnoq jBBp 'najqand '|9m b£ na mo snaa qi qfxq 'pjajuaip -aSjaoOA sbm pnxa jaaq naa ]B qi jfiMjaj^ jaa jjnaqa8 jbm jbbj\[ *uaiz aaaojaad JBBq apjTM na 'uapjqiaA not loop napaoMaS SxiaiSsMnaxu sbm qp "UBBpaS ooz p8aza8 oog 'naiBijux ]3M jjaz uba ux?p fim noz az 'nadooj ap aoop raBBz8nB[ qi joojsaq mojBBp na 'jaqniM naxp nx JBBp saajnoonaj azBMp naaS apSoopaS 'am jdfxiSaq at 'ngna 'naosjBj ufij\[ mi agjojsxiqg fiq az jbb8 rasp 'jao JBBm 'hbb pjBq jbaa snp dtps qj maSfiiq nannnq aj napaqqfqjooqaq aasq uba pjaaqqnap Sxnaa pxaqqfi|aSora ijskoude hart, dat slechts één afgod kende, //het fatsoen." Weet ge waaraan van Bronkhorst dacht? Hij dacht er aan, hoe Winters ten hoogste vereerd door het verzoek, hem terstond een entre-nous met zijn dochter had toegestaanhoe deze, schoon doch koud en onge voelig als altijd, hem aangenomen had, zonder lang weifelen, maar ook zonder eenige ontroering te laten blijken; hem, den Baron, niet den mensch. Maar wat had hij ook nog meer kunnen eischenHij bood geen liefde kon hij die dan vorderen Het voor naamste had hij bereikt! Het geld van Adèle zou de donkere toekomst in een lichte verkeeren, weelde en genot zouden uit zijn woning niet behoeven te wijken. Daar wordt geklopt. Gemelijk, omdat hij gestoord wordt, roept van Bronkhorst //binnen." De rijkgega- loneerde knecht dient Jonkheer Etershem aan, en een oogenblik later treedt een rijzig, ongeveer vijfendertig jarig man de kamer binnen, een man, met een gelaat dat vroeger bepaald knap is geweest, en ook nu nog knap mag heeten, maar dat toch ondanks alle aange brachte jeugd, doet denken aan een ongeregeld leven. De begroeting is allerhartelijkst, want beiden zijn vrien den, althans voor zoover dit bij mannen, zoo opper vlakkig als deze, het geval kan zijn. //Fidoncfidoncwat heb ik geloopen," begint de pas binnengekomene, //horrible, bepaald horrible voor iemand, die zich anders juist niet aan het gebruik van zijn beenen bezondigt. Maar ge moet weten, wat het geval was, Ik had in de groote Club geluncht en wilde juist een Kal verstraatje loopen, toen ik dicht bij de St. Luciënsteeg je burgerschoone Adèle Winters voor me zag wandelen, juist ver genoeg om bij geen I. Baron van Bronkhorst wipte met een ongewone vlugheid de steenen stoep af. Anders eer langzaam dan snel in zijne bewegingen, moest er heden al won der wat gebeurd zijn om hem uit den gewonen plooi te brengen, dien deftigheid en standgevoel sinds jaren in zijn persoon, in zijn karakter hadden gelegd. En zoo was het ook. Baron Emile van Bronkhorst had zoo even de hand gevraagd van de rijke Adèle Winters en niet te vergeefs. Wie dan ook op dien kouden winterdag een blik geslagen had door het raampje van de schoone koets waarin Zijn Hooggeborene zich alras in de kussens had neêrgevleid, hij zou den glimlach hebben kunnen aanschouwen van een gelukkig man. Gelukkig Een nauwkeuriger blik op hem, die thans Amstel's straten doorvliegt, moge ons antwoord geven of die uitdrukking goed gekozen is. Tot de deftigste families der hoofdstad behoorde voor jaren die van Baron Karei van Bronkhorst. Die betiteling is niet overdreven. Een hoogadelijke afkomst paarde zich aan een groot fortuin, het je ne sais quoi van den gentleman aan de weelde, waardoor zich de self-made man vaak kenmerkt. Ook de echtgenoote van den baron behoefde geen burgerlijke afkomst geheim te houden, ze was eengeboren

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 8