MOHAWKS. VA* Miss M. E. BRADDON. Naar het Enge lech. 39) Zij wisselden eene stijve begroeting en scheidden van elkander. Herrick gevoelde, dat hij zijne kans bedorven had, om Irene ter sluik tot de zijne te maken, maar toch was zijn geweten van een drukkenden last ontheven. Hij gevoelde, dat hij met minder schroom de wereld onder de oogen zou durven zien. En wie kan jeugd en hoop van elkander scheiden Hij vertrouwde op het onmogelijke. Er zou het een of ander gebeuren, een of andere vriendelijke kans zou hem en Irene begunstigen. Mr. Bosworth zou misschien zijn verstand verliezen en zich zeiven op de Beurs ten val brengen. "Wat grooter zegen kon hij zich voorstellen dan te zien, dat zijne geliefde tot armoede vervallen was, zonder dat hij er schuld aan had HOOFDSTIK XV. Squire Bosworth stuurde zijne dochter onder goede bewaking terug naar Fairmile, en zeide de woning in Arlington Street op, tot groote ontevredenheid van Lady Tredgold en hare dochters, die het heel prettig vonden, daar in het West-End ver blijf te kunnen houden, zonder dat het haar iets kostte, en veel behagen schepten in de koortsachtige drukte van de Londensche salons. Zelfs de vermakelijkheden van Bath, openbare en particuliere bals in de groote zaal van Harrison, ontbijtpar tijen van vijftig of zestig personen, en de speeltafeltjens des nachts, wa ren zoo goed als niets, vergeleken bij den gloed in het middelpunt van genot en losbandigheid, die de kleine wereld van Leicester Fields, Soho, Golden Square en St. James' Square bestraalde. Alvorens Londen te verlaten, legde Mr. Bosworth een bezoek af bij Lord Lavendale op Bloomsbury Square, en beschuldigde hem, dat hij de onder- handsche minnarij van zijn vriend met Irene begunstigd had. „Toen ik Mr. Durnford in mijne woning toeliet, geloofde ik, dat hij als vriend van uwe lordschap, nood zakelijk een man van eer moest zijn," zeide de Squire. „Hij beloont mijn vertrouwen met heimelijk eene minna rij aan te knoopen met mijn eenige dochter en erfgename!" Lavendale verdedigde zijn vriend met warmte, prees zijne talenten, verzekerde Mr. Bosworth, dat het Durnford waarschijnlijk goed zou gaan in de werelddat hij roem en fortuin zou verwerven, voordat hij de mid daghoogte des levens zou hebben be reikt. „Ik zal het niet beleven, mylord, dat hij de bovenste sport van de ladder bereikt," antwoordde de Squi re op nijdigen toon. „Ik wensch mijne dochter ten huwlijk te geven aan een man, voor wien zulk eene moeilijke opklimming onnoodig is; ik verlang iets beters dan ledige be loften in ruil voor degelijke guineas en een uitgestrekt landbezit. De echtgenoot mijner dochter moet zijn aandeel in het goed dezer wereld medebrengen. Heeft hij geen rijkdom, dan moet hij tenminste een aanzien lijken rang bekleeden en van hooge geboorte zijn." „Durnford is van goede oude fa milie in het Westen van Engeland." „De dood arme zoon van een predikant, die niet beter was dan een bedelaar. Mijn waarde lord, de zaak is niet vatbaar voor diskussie. Waar schuw uw vriend, dat ik hard ben als een diamant, dat het niets dan tijd ver spillen zou zijn en vergeefsche moeite, als hij mocht trachten mij tot andere gedachten te brengen. Er zijn waar schijnlijk wel andere goede partijen, die meer onder zijn bereik zijn dan mijne dochter. Laat hem om zich heen zien, en beproeven, of hij niet een ander voorwerp kan vinden als doel voor zijne jacht op eene rijke erfdochter." „Gij beleedigt mij, Mr. Bosworth, wanneer gij mijn vriend beleedigt. Hij is een man van eer, en zijn hartstocht voor uwe dochter is ten eenenmale onafhankelijk van haar fortuin. Hij betreurt het, dat een on rechtvaardig verworven rijkdom hem van haar scheidt." Dit was een genadestoot voor den Squire, die zijn hand aan het gevest van zijn degen bracht, als had hij daar op hetzelfde oogenblik zijn gast heer willen uitdagenmaar onmid dellijk kwam hij tot betere gedachten, en nam hij met een stijf „goeden morgen" afscheid van Lord Lavendale. Herrick reed den volgenden dag te paard naar Lavendale Manor, be reikte het huis zijns vriends tegen het vallen van den avond, bracht een slapeloozen nacht door, en ging den volgenden dag loopen dolen bij de grensscheiding tusschen Fairmile Park en het grondgebied van Laven dale Manor. Hij zwierf daar rond van zonneopgang tot zonneondergang, en zocht zooveel mogelijk alle plekjes op, waar hij en Irene den vorigen zomer samen geweest warenmaar daar was geen spoor van zijne ge liefde te ontdekken. Zij werd zorg vuldig bewaakt, het arme schepsel, en voor ditmaal waren Lady Tred gold en hare dochters met de bewa king belast. Zij zouden daar blijven, totdat de Squire haar van de wacht ont hief, en dan zou de oude familie-koets die voor Baron Tredgold gemaakt was, toen hij trouwde, haar naar Bath brengen. Vermoeid en ziek naai den geest, sloop Herrick in de avond schemering naar de portierswoning, en liep bij de oude tuinmansvrouw binnen. Hij was slim genoeg geweest om den vorigen zomer goede vrienden met haar te worden, en hij had meer dan een zijner met veel inspanning verdiende guineas in hare vereelte hand laten vallendientengevolge was hij welkom. Zij deelde hem al het nieuws mede, en beloofde een brief aan Miss Bosworth te bezorgen, indien hij haar maar wilde veroorlo ven, daartoe eene geschikte gelegen heid af te wachten. „Mijn oudste zoon werkt in den tuin," zeide zij, „en Miss Bosworth maakt nog al eens een praatjen met hem. Hij zal wel gelegenheid vinden om haar uw brief te bezorgen." Herrick schreef dien avond een brief, een langen, uitvoerigen brief, waarin hij zijn beminde smeekte om toch standvastig te blijven, te geloo- ven in de alle hinderpalen te boven komende macht der oprechte liefde, en te weigeren haar hart of hand aan een ander te geven, maar te wachten, tot dat hij zijne aanspraken zou kunnen doen gelden. „Zoodra ik maar zeker ben van een bescheiden inkomen, Rena, zal ik den weg weten te vinden, om u tot mijn vrouw te maken, en dan zullen we wat lachen om het fortuin uws vaders. Ik wil je niet verzoeken, een bedelaar tot man te nemen; maar 't zal raar moeten gaan, als ik niet binnen twee jaren tijds verzekerd zal zijn van een inkomen, dat voldoende zal wezen voor een jonggehuwd paar. Twee jaren zullen geen eeuwigheid schijnen, ook al worden we gedurende dat tijdsverloop gedwongen, van el kander gescheiden te leven. Uw beeld zal me ten allen tijde voor den geest staan; het zal mijn hand besturen, als ik schrijf; 't zal mij vergezellen als ik door de stad zwerf; 't zal me opbeuren, bezielen en geleiden, en 't zal me beschermen, 't Zal voor mij eene wapenrusting zijn tegen alle kwaad. Hij bleef daar wachten op Laven dale Manor, wandelde langs de grens scheiding van Fairmile park over dag, en bezocht de tuinmanswoning tegen het vallen van den avond, vijf volle dagen lang. Zoolang duurde het, eer de zoon van den tuinman eene gelegenheid vond, om zijn brief over te geven. Daarna hield het nog twee dagen aan, voordat Irene den jongen weêr te spreken krijgen en hem haar antwoord ter hand stellen kon. Maar eindelijk kwam dat ge zegend antwoord, vol verzekeringen van getrouwheid. „Nimmer zal ik me eene ongehoor zame dochter betoonen, of ophouden met liefde en dankbaarheid aan mijn vader te denken," zoo besloot zij haar brief; „maar over mijn hand eD mijn hart kan ik zelve beschik ken, en ik wil ze aan niemand geven dan aan u." Opgebeurd en bemoedigd door dezen brief, keerde Herrick naar Londen terug, waar hij eene nederige woning betrok in een straatjen, dat uitkwam in Russel Street, Covent Garden, dicht bij die klassieke koffie huizen, waar al de vernuften en politieke mannen van den dag plach ten samen te komen in vertrekken, waar nog niet lang geleden de gulle lach van Steele en de meer bedaarde uitvallen van Addison weêrklonken hadden. De grootste vernuften van Koningin Anne's dagen waren heen gegaanmaar in de wereld der let teren schitterden nog Pope, en Bo- lingbroke, en Swift, en Warburton, en Berkeley, en een gansche rij vertegen woordigers van vernuft, geleerdheid en genie. De grootste onder hen was wellicht die levendige Franschman, wiens tintelende pen in elk genre van letterkunde iets volmaakts te voorschijn wist te brengen, die beur telings dichter, wijsgeer, beoefenaar der staathuishoudkunde, kritikus en godgeleerde was, en bij wien eene luchtige bevalligheid, een onbegrens de vermetelheid en een onvergelij kelijke helderheid van stijl gevonden werd, in plaats van de diepere ge dachte en de grootere geleerdheid van Clarke en Berkeley. In zulk een gezelschap kon geen naar den geest ontwikkeld mensch zich ongelukkig gevoelen en Herrick Durnford werd goed ontvangen in dezen betooverenden kring. Hij was op goeden voet, zoowel met de mi- nisterieele partij, als met de oppozitie. Hij sliep en logeerde te Dawley in het begin van de week, en dronk Sir Robert's port des Zaterdags avonds. Hij had veel op met Boling- broke, als man van beteekenis, in weerwil van zijn vele gebreken; maar hij had grooten eerbied voor Walpole als een meester in de staat kunde, als den minister, wien de belangen van het volk en van het vaderland boven alles ter harte gin gen, en die wist, hoe het prestige van Engeland moest gehandhaafd worden, zonder dat het land oorlog behoefde te voeren. Herrick's brieven in de „Flying Post" hadden Walpole's aandacht getrokken; hij had hem te dineeren gevraagd, en had hem zelfs aan Mrs. Skerritt voorgesteld. Deze laatste eer duidde werkelijk op eene vriendschappelijke betrekking. Molly Skerritt had de brieven voorgelezen aan hare liefste vriendin, Lady Mary, en beide dames hadden toegestemd, dat ze uitnemend genoeg waren voor Swift. Mr. Skerritt was van oordeel, dat haar beste Sir Robert den eerst- volgenden vakanten zetel in het Par lement, waarover hij te beschikken had, aan Mr. Durnford moest geven. Een man, die zoo uitnemend kon schrijven, moest noodzakelijk ook een goed spreker zijn, en aan goede sprekers bestond behoefte, nu al de beste redenaars tot de oppozitie waren overgegaan. „De knapste van allen is die ar me kerel, dien ge daarginder op zijne liefhebberij-hoeve bij Uxbridge achteraf weet te houden," zeide Mrs. Molly op ietwat neteligen toon. Zij was schoon, en haar bewonde raar was forsch gebouwd, plomp en een man met een alledaagsch voor komen en dit maakte, dat zij zoo vrijmoedig tegen hem dorst optreden. „Gave de Hemel dat ik even ge makkelijk zijne pen kon breidelen, als ik hem buiten het Huis der Lords kan houden!" antwoordde Walpole. „De vent is een snoode verrader, en met deze „Craftsman" van hem zal hij het vaderland ongelukkig maken, tenzij ik me tegen hem en dien af valligen Pulteney opgewassen kan toonen." Wanneer Molly Skerrit een woord ten gunste van een adspirant in de schaal legde, was zijne kans op be vordering zoo goed als zeker. De Parlements-zetel was spoedig gevon den, en nog geen zes weken nadat Mrs. Skerritt een woord tot aanbe veling van Herrick Durnford gespro ken had, werd deze verkozen voor Bossiney in Cornwall, een alleraar digst klein kiesdistrict, waarover des tijds Sir John St. Aubyn, een trouwe Whig en aanhanger van Walpole, te beschikken had. Het overleden lid was een zwaarlijvige Squire uit Corn wall geweest, die altijd stemde, zooals hem voorgeschreven werd, en maar zelden sprak. Aan zijne stem had men wat; zijne redevoeringen hadden kwaad kunnen uitrichten Toen dit waardige Parlementslid ongemerkt aan eene beroerte overleden was, zond Walpole zijn jeugdigen vriend Durnford naar Bossiney, met een brief van aanbeveling aan Sir John St. Aubyn. Deze heer stelde zijn jeugdigen vriend voor aan een half dozijn pachters, uit wie de vrije en on afhankelijke kiezers van Bossiney bestonden. Herrick dronk hun appel wijn, die bijna even slecht was ak die hij in Bretagne gedronken had, kuste hunne vronwen, die levendig van aard waren en een frissche ge laatstint hadden, prees hunne paarden, streelde hunne honden en werd met al- gemeene stemmen door hen als lid van het Huis der Gemeenten verkozen, op de plaats, voor de verkiezing bestemd, zijnde een heuveltjen bezijden den grooten weg, het middenpunt van een dorp, dat alleen in de verbeelding bestond. Volgens de overlevering was Bossiney vroeger een belangrijk vlek geweest, maar zijn grootheid was even volslagen verdwenen, als de door 't water verzwolgen stad Ly- ones8e. Herrick nam zitting in het Huis der Gemeenten, met het vast besluit, dat het lid van Bossiney voortaan niet meer gerangschikt zou worden onder de stumpers. Hij was juist niet een groot redenaar, niet een man om het huis in verbazing te brengen, maar hij was een bekwaam debater, en hij wist hoe en wanneer hij de vergadering aan 't lachen moest brengen over zijne tegen partij. Hij was bedreven in al do kunstgrepen van het parlementair debat, en ook dat maakte hem tot een man van beteekenis in het Huis. Hij was van nature een debater, gelijk sommigen van nature redenaars zijn. Hij had er slag van, lastige kwesties op te werpen, en scheen in financieele aangelegenheden bijna even scherpzinnig te zijn als zijn be roemde patroon. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 6