MOHAWKS. VAK Miss M. E. BRADDON. Naar het Engehch. 40) Zijne bijdragen in de „Flying Post" bleven even talrijk als voordat hij lid van het Parlement was, en waren van grooter beteekenis, want hij had nu de kennis, welke hem vroeger ont broken had. 't Was hoogverraad in die dagen, publiek te maken, wat in het Huis behandeld werd, maar een schrijver, die wist, wat daar voorviel, kon het publiek toch wel eenigszins op de hoogte brengen, zonder inbreuk te maken op de wetten, die den Se naat beschermden. Hij beantwoordde de schitterende schimpredenen tegen de Regeering, welke Bolingbroke en Pulteney dagelijks in de „Craftsman" plaatsten; en zijn antwoorden, al misten ze misschien den rijpen stijl en de verpletterende kracht van hem, die de „Patriot King" geschreven had, waren noch onbeteekenend, noch flauw. Men las ze en sprak er over, en de schrijver, die zich teekende „Een Eerlijk Engelschman," begon allengs een erkende mogendheid in de wereld der politiek te worden. Noch het Parlement, noch de be oefening der letterkunde kon Herrick zoozeer in beslag nemen, dat hij niet meer aan zijne beminde dacht. Hij ging tenminste éénmaal in de veer tien dagen naar Lavendale, bracht daar een bezoek aan de vriendelijke tuinmansvrouw, beloonde haar zoon voor zijne goede diensten, en wisselde brieven met Irene. Eens was hij zoo gelukkig haar te zien en te spreken, door het oude, met mos begroeide hek van het park heen. De wacht over haar, die met nauwgezetheid door de vriendelijke oude Mademoi selle Latour uitgeoefend werd, was in zoover minder streng geworden, dat zij op haar ponny door het park mocht rijden, en zoo was het moge lijk geweest, dat het minnende paar elkander had ontmoet, een handdruk en een kus gewisseld, en beloofd hadden, dat zij elkander trouw zou den blijven tot in den dood. En wederom, terwijl hij dat bekoorlijke gelaat onder de oogen kreeg, was Herrick getroffen geworden door de gelijkenis van Irene op dat geheim zinnige portret in Mr. Topsparkle's kabinet. „Indien het eene toevallige gelij kenis is, dan is 't het verwonderlijkste toeval, dat ooit ter mijner kennis gekomen is," sprak hij bij zichzelven, terwijl hij naar het heerenhuis terug slenterde„maar nu en dan betwijfel ik, of het wel een toeval kan zijn. 't Is niet alleen eene gewone gelij kenis van gelaatstrekken, maar er zijn hier karakteristieke punten van overeenkomst familietrekken als 't ware, die een bizonder ras aan wijzen." Bij zijn volgend bezoek trof hij voor de eerste maal gezelschap aan in de tuinmanswoning, en wel Brid get, de kindermeid, die met de dili gence naar Kingston geweest was, om daar een vrijen dag door te bren gen, en die even te .voren door de terugkeerenden diligence bij den por tier was afgezet. De kindermeid was spraakzaam, en toonde zich gaarne vertrouwelijk tegenover een persoon, dien zij kende als den beminde harer aangebeden jeugdige meesteres. Van haar hoorde Herrick voor de eerste maal een nauwkeurig verhaal van het vinden van den dooden man en het levende kind op de heide, en hoe de vonde linge en de aanstaande erfgename met elkander gespeeld hadden, als twee kersen aan één steel, totdat de dood haar gescheiden had. Herrick stelde innig belang in die punten van het verhaal, die nieuw voor hem waren. Hij had wel ge hoord van dat vriendinnetjen uit Rena's kinderjaren, maar zij, die zelve maar flauw zich er wat van herinneren kon, had er ook maar eene flauwe beschrijving van kunnen geven, en de aldus medegedeelde ge schiedenis was nevelachtig en ondui delijk geweest. Hij ondervroeg Brid get nauwkeurig naar alles, en moe digde haar aan, toen zij met verve lende breedsprakigheid uitweidde over de bizonderheden van de ziekte en het overlijden van het weesjen. Zij beschreef, hoe de beide kinderen op den rand vau 't grafgeweest waren. „'t Was gelukkig, dat de erfge name herstelde, on niet de naam- looze vondelinge," merkte Herrick op, terwijl hij haar scherp aanzag. Zij beantwoordde zijn blik, zonder eenige verlegenheid te laten blijken, maar hij merkte op, dat hare lippen wit werden. „'t Zou vreeselijk hard voor Squire Bosworth geweest zijn, zijn eenige dochter te verliezen," vervolgde hij „om den dood van het weeskind kon niemand zich bekommeren." „Het arme lieve kind, dat over bleef, was er zeer bedroefd over," antwoordde Bridget„zij heeft bitter geleden onder het verlies van haar speelmakkertjen." Herrick keerde dien avond naar Londen terug, met een vast geloof, en een vast besluit. Hij gevoelde, dat de menigte zaken, welke hij te be hartigen had, nu met eene vermeer derd wasen die zaak was de fami liebetrekking van het naamlooze weeskind op te sporen, alsmede de levensgeschiedenis haars ongelukki- gen vaders, 't Zou geen gemakke lijke taak zijn, daar hem genoegzaam alle gegevens ontbraken. Hij wist volslagen niets aangaande den man, behalve de plaats en den datum van zijn overlijden, en Bridget's beschrij ving uit de tweede hand, daar zij berustte op medeelingen van Pachter Bowman, van het voorkomen des dooden mans. 't Was tot Tom Philter, dat levend register van de zaken van anderen, dat hij zich in de eerste plaats wendde, zoodra zij elkander in de „Reebok" aantroffen. Zij gebruikten daar het middagmaal aan tafeltjens, die vlak bij elkaar stonden, en Herrick noo- digde Mr. Philter uit, een flesch wijn met hem te drinken, toen deze zijn biefstuk verorberd had. Philter had van zijn achttiende jaar tot op heden van zijne pen ge leefd, en thans was hij een goed gekonzerveerd man van negenenveer tig jaar; en indien, zooals men ver moed had, de vader der kleine von delinge een broodschrijver in dienst der Jakobietische partij geweest was, dan was het allerwaarschijnlijkst dat Philter wel iets aangaande hem weten zou. „Indien ik iets afweet aangaande één zulk een rampzaligen hongerlijder als gij mij beschrijft, dan zou ik er wel vijftig kunnen noemen," zeide Philter, toen Durnford hem alles verteld had wat hij wist. „Zij waren uitgebroeid in den broeibak der Re volutie en zwermden als mieren op een nest in de dagen van Koningin Anne, welke een gouden eeuw ge noemd zijn voor letterkundigen, om dat een klein aantal gelukkigen on der hen rijke beschermheeren hadden en fortuin maakten met hunne veile pennen. Tegen één, die den kost kon verdienen met letterkundigen arbeid, zijn er altijd negen en negen tig geweest, die ter nauwernood aan den hongerdood hebben weten te ontkomen. En, naar 't schijnt, is de man, dien gij bedoelt, werkelijk op den grooten weg van gebrek omge komen. 't Is ongetwijfeld eene treurige geschiedenis. Een nog jong man met een goed voorkomen, door het land zwervend met een kind van een jaar oud: 't is treffend. Neen, ik kan me geen man van mijn kennis her inneren, die met zulk een overdreven nauwgezetheid zich gekromd zou hebben onder huiselijke verplichtin gen, terwijl er toch wel een onbe waakte stoep was, waarop hij zijn kind had kunnen neêrleggen. Om u de waarheid te zeggen, waarde vriend, ik ben in de laatste twintig jaar tamelijk voorspoedig geweest als man van vernuft en als dagbladschrijver, en ik heb met de hongerige broeder schap nog al eens wat uittestaan gehad, 't Zijn bloedzuigers, waarde heer, bloedzuigers van het hardnek kigste soort. Een vampier kan hen niet overtreffen in gulzigheid. Giste ren middag nog heb ik een kroon geweigerd aan Savage, dien heet gebakerden dwaas, wiens voorname mama waarachtig haar zoon wel uit de goot mocht houden. „Ga naar je mama, beste jongen," zeide ik; „een man van uw rang, met eene moeder, die een fortuin vertegenwoordigt, en die gravin geweest is, behoort niet verlegen te zitten om vijf shillings." Ik gaf hem een aardigen steek, dunkt me, Durnford." „Mij dunkt, dat ge hem die vijf shillings wel had kunnen geven, zonder je te verarmen," antwoordde Herrick. „Ik ben zeer begaan met Dick Savage, die talent bezit, en die op ellendiger wijze behandeld wordt, dan ik ooit van iemand gehoord heb. De ergste stiefmoeder in een sprook- jen is nooit wreeder geweest dan de vrouw van Kolonel Brett, en toch zou ik durven wedden, dan zij met haar lekker leventjen een hoogen ouderdom zal bereiken. „Zij was eene brutale sloerie," hernam Philter; „eene vrouw, die schaamteloos genoeg was, om in per soon voor het Huis der Lords te verschijnen, met het doel om ver gunning te verkrijgen tot echtschei ding van den echtgenoot, dien zij haatte, mag ten minste wel roemen op een krachtig karakter." „Dat zij nu openbaart door haar zoon te verloochenen, den onschul- digen getuige van hare schande, en de erkende aanleiding tot haar echtscheiding." „Ik houd het er voor, dat zij, toen zij hare liefde voor Lord Rivers overleefd had, opgehouden heeft ge negenheid te gevoelen voor zijn zoon," zeide Philter op luchtigen toon. „Neen, zij heeft haar onverschil ligheid ten zijnen opzichte verraden, van de ure zijner geboorte af; zij heeft hem onmiddellijk overgedragen aan zijne grootmoeder Lady Mason, die hem terstond op hare beurt overgedragen heeft aan eene voedster met wie hij gedurende zijne geheele vreugdelooze jeugd een treurig leven in vergetelheid heeft moeten door brengen, totdat zijne moeder hem als leerling bij een schoenmaker in Hol- born gebracht heeft, na hem eerst door eene brutale leugen, beroofd te hebben van een inkomen, dat Lord Rivers hem op zijn sterfbed heeft willen vermaken. De arme Dick heeft mij de geschiedenis op zijn minst twaalfmaal verteld. De haat zijner moeder heeft zich wel op een zeer boosaardige wijze geopenbaard." Durnford verliet teleurgesteld en met niet geringen afkeer den dag bladschrijver. Hij wist niet, tot wien anders hij zich wenden moest om hem behulpzaam te zijn bij zijne nasporingen naar een onbekend ver leden. Hij wist niet, waar elders hij inlichtingen zou kunnen verkrijgen, en was geheel ten einde raad, toen hij bij toeval het fret-achtige gelaat van Jemmy Ludderly gewaar werd op een achttien stuiversgaanderij bij eene wederopvoering van Steele's „Conscious Lovers," en zoo op de gedachte kwam, dat daar iemand was, die tot een lageren rang onder de beoefenaars der letterkunde behoorde, of tenminste tot eene minder voor spoedige groep van broodschrijvers en kunstenaars, dan die zoogenaamd uitverkoren kring, waarvan Mr. Phil ter een sieraad was. Ludderly be roemde zich niet op vertrouwelijke bekendheid met mooie vrouwen, die tegenwoordig in trek waren, of met reeds bedaagde lichtekooien, liep niet te zwaaien met een badienetjen, deed niet zijn best om op de algemeene wan delplaats voor een voornamen salet jonker door te gaan, pronkte niet met een barnsteenen snuifdoos, bestrooide zich niet met welriekend poeder, en verkwistte niet een maand inkomen aan een pruik. Mr. Ludderly ver toonde zich in hetzelfde kostuum van Januari tot December, en dan nog maals tot een tweeden Januari en een tweeden December, wanneer ze 't zoolang uithielden. Al het geld dat hij verdiende besteedde hij liever aan zijn inwendigen dan aan zijn uit- wendigen menschhij dronk stevig in gezellige gelagkamers, wanneer hij goed bij kas was, en genoot zijn pe kelharing en zijn sneetjen spek in de eenzaamheid van zijn zolderkamertjen, wanneer hij het krap had, en was ten allen tijde tevreden en blijmoe dig. Alleen bepaald hongerlijden kon zijn humeur bederven. Durnford bracht den volgenden dag een bezoek in May Buildings, en dook den karikatuur-teekenaar en schotschriftschrijver in zijn hol op. 't Was Mr. Ludderly's gewoon ont- bijt-uur, en hij was heel bedaard aan 't braden van zijn sneetjen spek, gedost in een gemakkelijk kostuum, bestaande uit een overhemd en korte broek, met kousen, die hem bij ont stentenis van kousebanden bij de beenen neerhingen, en muilen, zoo haveloos, als Herrick er ooit op een mesthoop had'zien liggen. Maar de letterkundige was volstrekt niet ver legen onder zijn sjofele omgeving. Hij ontving zijn bezoeker met een vriendelijk gezicht, en drong er op aan, dat deze plaals zou nemen op den eenigen ledigen stoel, waarover hij beschikken kon, terwijl hij zelf op een zetel wipte, over welks hou ten spijlen het versleten matwerk bij wijze van franje neerhingen. „Spreek er niet van," zeide Jemmy, toen Herrick zich verontschuldigde, omdat hij hem kwam storen. „Dat bed daar," vervolgde hij, op eene slordige brits wijzend, waarop een havelooze deken lag uitgespreid; „is altijd eene gemakkelijke zitplaats. Duid het me niet ten kwade, dat ik op dit oogenblik bezig ben met het bereiden van mijn bescheiden maal," en terwijl hij dit zeide, legde hij de vork, die hij in de hand had, neder, en vulde hij een kleinen zwar ten trekpot met water uit een dam penden ketel. „Ik ben geen sybariet of epikurist, maar ik kan u een kopjan thee aanbieden, zoo heerlijk als 't in Londen te krijgen is. 't Is zwarte thee van een guinea het pond, van de Barber's Pole in Southampton- street 'k Heb ze onlangs gekregen van een bekoorlijk schepseltjen, wier laatste avontuur bizondere aantrek kelijkheid bezat voor de komiescho muze, maar om wier wil ik mijn vernuft bedwongen heb." „Boileau kon niet galanter geweest zijn. En heeft Thalia zich dus den mond laten stoppen voor een pond zwarte thee „O, mijnheer, ik zal niet zeggen dat er geen overweging van degelij ker aard daarbij in 't spel was. De thee gaf den doorslag. Wees zoo goed, en proef er een kopjen van." Hij bracht een tweede kopjen en 8choteltjen uit een kasfjen te voor schijn, dat tegelijkertijd dienst deed als proviziekamer en kelder, en schonk voor zijn gast in. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 6