uauaq qoo qarz 800 jbbax ua 'ubbjooa uajBz sjanqoop at.ip unq ^am uajaddo^ uba AinojAajq ua jaaqufijq ■pjaAi pnagazaSui 'azfiM aip do 'diopsuajQ m qlijaMnq uaa ja }Bp sjfiAiqip £aiu qoo apjnaqag it -[OAdtnBjs 1, sbaa qjaq ap U£ -ubb qsiq 8bp aSpqoiMaS a(j •UapJBBAUBB apuqnsuj auaA %i jbbu siaj ap 'ubot pA\noi)a§ s[B 'noz puBjjg raajn^ -uaAB§ Suimraajsao; ap 'pua^qonz qoo fiz 'qfippuia uapiaq pp sbaa saqB uba ;ojs ;c qoop 'ubbjj uajjps Siuatu J9A\ ubb ja ajqoBpaS ap fiq ajliois jamajg japaom ua 'puB| auaA jbbu uamau a; qoiz pm jajqoop ufiz mo paap japiooA maq raainAl U0°l 'uaSuiquapaq aSiuaa [9av pjaa ajqeetn 'Sazdo §ja guipiaqas uaa uaSaj aip 'jamaig; Japu^ (jUBB§naaq uaaps ja liq nojj •uapuBiuauuiq ap ut suaSja pod a.nBjt]itn uaa 'psq pjads -JOOA spaaj jaSaoiA ftq s[booz jbbcu 'bab£ do uapajs 930018 jap uaa pin sba\ Suicuraapaq jauftz sjBB]d ag -apSjoA Sipaods SuqppuBB ap dojBBM *jb uauiBxa ufiz jbbCbu ui raapte ap8a[ Ssppn uapaoS pjq •uapjoMaS qosuaui ja^aq uaa jbabS qp ui qoo} jbbui 'j a p u b uaaS pA\ Sou sbav /fspg; ■puo.ioiappe nap do qfipssiAV -a§ qooi azap Suojp az 'uaufmpjaA aijapanboa aj|B pin az paap |B na 'ajBq ap appfiAA apjaq uftz •apuauutq jnaq uba SuBip nap jbbu jbbcu 'ppqSiuuiziqoq pn piu 'psq ua pucq tuaq az quoqos ua uba ja ppquaAaqiaA ap uba spi az appoAafl 'SuipfiAiaoj ua ppqSipBApuBjs jnaq ui 'apjnadsaq epjaij jaujjz puja uap fiz uao£ ua 'uapS -J3A poou qfquaflp raa|pA\ psq 'paotuaS Siuuizjqaq uaa uba psqapaq pq japuo paaaiaS uaSjoqjaA pfij 6f 52 voor hem staat, bevend als een blad, ziet op dezen dag heur toekomst vernietigd. Zij heeft hem lief! Vroolijk wappert de vlag van de groote mailboot, die aan de reede van den Helder gelegen, over weinige uren 't vaderland verlaten zal. Op 't dek krioelen blanken en Javanen dooreen, ijverig bezig, opdat alles tijdig gereed zij. In de bovenzaal van 't hotel „den Burg" vinden we onder meer bezoekers een ouden bekende, 't Is Rombach, die twee zijner academievrienden uitgeleide doet, welke menige campagne met hem hebben door gemaakt, en nu zich voor 't laatst in de herinnering daaraan verdiepen, terwijl de port, die het déjeuné is opgevolgd, niet weinig tot de luidruchtigheid bijdraagt. Daar gaat de deur open, en twee heeren met twee dames komen de zaal binnen. Rombach ziet op en schrikt, doch 't volgende oogenblik heeft hij weêr een aardigheid gereed, die de aandacht zijner vrienden afleidt en hen schudden doet van 't lachen. De nieuwe bezoekers zijn Mijnheer Bremer, met zijn twee dochtexs, en Willem. De oude heer schijnt, erg zenuwachtig te wezen, terwijl Dora voor 't uiter lijk althans, kalm isVoor 't uiterlijk want o, wat heeft haar het besluit om mee te gaan een strijd ge kost. En toch heeft ze moedig heur zwakheid be vochten ze wil Betsy tot 't laatst toe bij zich hebben. Willem (wien het erg spijt dat zijn vader door ongesteldheid verhindert is hem uitgeleide te doen) ziet er in zijn uniform, zoo het kan, nog knapper dan gewoonlijk uit, en Betsy is om te stelen. 53 Aanvankelijk wordt Rombach niet opgemerkt, maar als ze even gezeten zijn, kijkt Willem toevallig eens om; ook Betsy heeft hem weldra ontdekt, en blozend slaat ze de oogen neêr. Die laatste marteling zal echter niet lang duren, want na haastig iets gebruikt te hebben, vertrekken ze: de tijd dringt. Het oogenblik van vertrek nadert. Menige handdruk wordt nog gewisseld, veler oog verduisterd door tranen. Bremer kust zijn dochter herhaaldelijk; Dora hangt een wijl snikkende aan den hals harer zuster, en daarna reikt ze moedig de hand aan Willem. Kalm ziet ze hem in de schitterende blauwe oogen. //Zoo scheiden wij niet, zuster," spreekt hij ern stig, en hij buigt zich tot haar over, en drukt haar een kus op de bevende lippen. Eenige minuten nog, en de loopplank wordt ver wijderd; de teerling is geworpen, Langzaam beweegt zich het trotsche schip voor waarts, door de sleepboot getrokken, terwijl de achter- blijvenden zich naar de uiterste punt van 't hoofd begeven, om daar nog een laatst vaarwel toe te wuiven. Sprakeloos staan Willem en Betsy naast elkander er zijn uren in 't menschelijk leven, waarin ook zwij gen welsprekend is. Daar knalt een kanonschot: de sleepboot heeft zich van heur last bevrijd. Vóór hen ligt de zee, nu zoo kalm en vredig, doch die hen wellicht spoedig in machtigen toorn, op heur baren zal onhoog heffen. Ginds, te midden der toeschouwers, ontwaren zij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 7