I •uoqoras ;oq poop nozojuo) uoo§ no 'sfi sojp sbaa o;qB[Aioddo op ubb JSBcn 'io;baa ;oq optnooip raopoq nop do doig; -nopjoq oSqpqsSfiiq s]objs[ uba uojopoqqBBJM uo -;ooq iop uo§niz lopno psq napjiOA pnBq -joniBz8nB| nioq o;qoBpo§ oqfqojoq oqjo jo 'nozouAoq noop pBq }iBq pp joopS nfiz jo |oav ;aq nooqos qoo; no§ninoopnBB oio;qoBz jooa iBBqpAuo suiz -snooS no 'noAOjqoS opjpzop fiq sbm ;isq ufiz nj •psq uoSoiqjOA §uiAO§mo a§inuiz;qooi jopnim nfiz ui sSnspB fiq noip 'mBBufiq op sbaa pp 'aodsBf aSqioq ;hbm „jJodsBp oSijxoq fiq §ub§ nop ubb jooav oz nfiz )«m« nojpzqoiz fiq pnoqoBjmqS sjfiAAqip 'uoqooi o; puop dfid nfiz doop op do oip 'uBtainnq Siaom quids asp 'pnoA §oaa -;m uoo mop opnodooS op loop spiABQ nonqBsd jop mjb§ op smoB nnp sp no 'pBi;do io§ub§iooa sp fiq uoqjoAA ai 'nooq qoiz mo noSuoopS dba Suuq nouiojq noo spaoABsioBpnoz sop fiq opjopsSjoA uoiBf jfiA spnig UBBnojoo noo pioAA fiq qfqojqoBioA joom no loom p pjOAA qaoq op uo 'uopipisdos iop poopui nop jopuo fiq raBMq pnaqjomnzSaBq; -pfiq nozno ui nopA uba pioqSipBqiqonj op uo§o; ;qoopjB ptnooiA ooz pp 'aoSup jozuo mopnoppqQ o§i;iBq§ooq 'ojoqmos pp ui noddoqos noiooj no§eqaq puBqiomBZ§ub[ io;qoo nioq jjooq pooS oqosipiuiAjBQ 'oSnojpoS nfvg qioojioA SHBq; fiq oip 'opjopinf SIBBIOOJpBAAp op IBBU HO §ni§ oqioq jo; Son fiq noo; qoo 'paoMoS pfijp fiq si p(j *§ipiBBA;qooi ';qooido 'qfqjoo si fiq :noqqoq o; jooa poiqjoo mo upm noo si joqmooja jodssp •§oo nfiz ni ubbi; noo ;quqq -;§inq pjooq ;oq JopnB op jfiAAio; 'noqop do inn a rao UBBpo§do si pnoioa 6 Is het toevallig, dat hij daarbij den tegenover hem staande aanstaart? Deze ziet voor een wijle verschrikt naar zijn baas op, legt vervolgens de laatste pijp die hij schoon gemaakt heeft neder, en gaat zitten. //Wat een zaligheid tot de zoodanigen te behooren gaat de meester voort, //te weten gered, voor eeuwig gered te zijn, uit de klauwen des Satans! Ach, Berend, Berend, dat ge deze hoogheerlijke waarheid beter inzaagt, dat onze Zondagsche oefeningen door Gods genade een licht over uw zondig hart deden opgaan Het vroolijk gelaat wordt een oogenblik, een oogenblik echter slechts verduisterd. //Je kunt wel gelijk hebben, baas, ik ben misschien erg ongevoelig, maar al heb ik nu al vijf jaar lang, om uwentwil de oefening bijgewoond, het geeft me niets, niemendal; geen stichting, geen vrede! Ik vind, alles is zoo koud, zoo wraakgierig, soms word ik er akelig van. In de kerk //In de kerk!" valt de ander in en zijn trekken worden zoo 't kan nog scherper, //in de kerk, arme ziel, die daar den vrede 'zoektDe kerk is verrot, en allen die er henen gaan zijn kinderen des Duivels. Staat daar niet geschreven, dat er wolven in schaapskleederen zullen komen Welnu, ze zijn gekomen, de dwaal leeraars, die het arme, onwetende volk verleiden en hen storten in den poel van sulfer! Ach Berend, Berend," en 't gelaat van den baas krijgt voor 't oogenblik een vriendelijker aanzien, „ik bid God dagelijks voor u, doch ik vreeze, ik vreeze, ge zijt geen uitverkoren vat, maar bestemd voorde eeuwige verdoemenis I. 't Is Zondagavond. De regen valt in stroomen neêr. Gracht en straat glimmen van den modder bij het matte schijnsel der lantaarns, terwijl daar, waar heur licht niet doordringt, zelfs de voorzichtige voet van den eenzamen wandelaar, somwijlen tot den enkel in de plassen treedt, aan de oneffenheid van het plaveisel, hun ontstaan verschuldigd. Geen wonder dan ook dat menigeen, bij den gezel- ligen huiselijken haard gezeten, den neus niet buiten de deur steekt, en dat zelfs de bedelaar zich op zijn zolderkamertje verborgen houdt, liever dan zijn schame le, doorluchtige kleeding bloot te stellen aan het ruwe weder zonder hoop op die barmhartigheid, welke anders niet nalaat zijn uitgestoken hand te vullen. Ook in de straat, waarheen ik u in gedachte voeren wil, is 't ledig. Wij luisteren, een oogenblik stilstaande geen voetstap nadert of verwijdert zich. Wij zien haar, zoo goed als wij 't in de duisternis vermogen, in heur lengte door geen mensch. En toch vergissen wij ons. Vóór gindsche woning staat een man, met den rug tegen een paal geleund, die zooals bij vele stadshuizen, de trouwe makker van de stoep is, beurt hij soms het hoofd op, dat anders naar beneden is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 8