Nieuwsberichten.
ook werkelijk in de donkere, storm
achtige dagen vóór Kerstmis wel ver
diend.
Uit zijn uitgebreid repertoire had
Spreker gekozen Een Amsterdamsch
Standje door Justus van Maurik. Men
kent de aaneenschakeling van kleine
oorzaken, die den grondslag leggen tot dit
allergrappigste stukjede voordracht in
plat Amsterdamsch was voortreffelijk.
De Landziekige van L. Mulder; Spreker
had natuurlijk goede redenen, om dit
juist zoo voor te dragen als hij het deed,
maar het werd toch aardig gevonden.
Ovan Laurillard, was weer goed
gevoeld, evenals De Lachles, Een Vers
dat als een nachtkaars uitgaat, Hans
Michel en Hoen en Snoek.
Een Heer die gaapt, is de geschiede
nis van iemand, die door 't hooren van
een drama in vijf bedrijven zich een
niet te onderdrukken gaap- en geeuw-
lust op den hals haalde. De nuchtere
manier waarop de historie werd mede
gedeeld, met de toepasselijke gapingen
deden opgeld.
In het begin doet het stukje denken
aan de Parijsche scie, welke voor
enkele jaren er zoo menigeen in deed
loopen, doch het gaat over in eene be
schrijving van allerhande ongelukken,
gevolgen der gaap-ongesteldheid en
eindigt in een kalm huwelijk, dat waar
schijnlijk bij den oververzadigden genot
zoeker wel dienen zal hem het geeuwen
te verleeren, doch Spreker deelde, als
ik mij niet vergis, niet mede, of dit
middel probatum bleek; of dit laatste
middel, geeuwend aangevangen en ga
pend tot stand gebracht, wat meer en
wat beters werkte bij den echt negen
tienden-eeuwschen wereldling als Spre
ker ons zoo meesterlijk voorstelde. Het
lachverwekkende ligt meer aan de op
pervlakte; de strekking ligt dieper.
Sommigen der hoorders snapten dit.
Als één schrijver er slag van heeft
om eene alledaagschheid met een lachen
de tronie te vertellen; als een auteur
de gave bezit om in het komische der
toestanden den diepen ernst des levens
neer te leggen, in een dialect dat op
ende op plaatselijk is, dan is het Justus
van Maurik. Dit trof ons bijzonder in
de heel goede vertolking van Een Sjenne
(Scene) van dien schrijver. De kruidenier
had recht, zijne werkster aan de politie
over te leveren wegens diefstal en de
knecht en de jongen konden er op bogen
dat zij niet in de treurige zaak betrok
ken waren, en der komenei-Julïrouw
mogen we het zalvende preekje tegen Mie
niet kwalijk nemen, evenmin als dief
stal ooit door iemand die zijn verstand
gebruikt, kan vergoelijkt worden. Maar
en hier denken we aan een
gezegde van iemand, die de wereld kende,
„Als men alles wist, zou men bijna
alles kunnen vergeven," en alwas het
nu maar alleen om de strekking van
deze „Sjenne" aan den man te brengen
onder een vorm zoo aantrekkelijk als
de Heer Ruys het deed, dan zou de
Maandagavond van deze week de
lachavond ook nog andere ge
dachten kunnen wekken, dan die welke
uitsluitend de pret van 't komische ten
gevolge hebben, doch Spreker is zoo
wijs het trekken der conclusie aan zijn
gehoor over te laten.
Eene nabetrachting van Justus van
Maurik besloot den avond.
Maandag 31 December heeft er in
Weten en Werken geen bijeenkomst
plaatsdie avond behoort aan het gezin.
Maandag 7 Januari wordt de spreek
beurt vervuld door den Heer A. van
der Voort.
Vervolg Tweede Kamer),
Bij den aanvang der zitting van Dins
dag konstateerde de heer Schepel, dat
in de notulen wel de stemming over
Hoofdst. VI voorkomt, maar niet is
vermeld, dat een -J- der leden afwezig
is geweest zonder kennisgeving van
redenen. En 't gold eene stemming over
ruim 15) miljoen1! Hoofdst. VHa (Na
tionale schuld) werd zonder beraadsla
ging goedgekeurd. Daarna ving het
algemeen debat aan over Hoofdst. VIIb
FinantiënDe heer v. d. Berch van
Heemstede konstateerde, dat gebleken
is uit de opbrengst der vermogensbe
lasting, dat het nationaal vermogen
ontzettend is overschat. Eene groote
fout acht hij het ook, dat het nationaal
vermogen aan de groote klok is ge- I
hangen. Van de bedrijfsbelasting zal de
opbrengst 5 ton minder zijn dan van
het patent. Een andere fout is, dat de
kroeghouders veel minder betalen dan
in 't patent, terwijl de nijvere midden
stand door deze belasting zeer gedrukt
wordt. Spreker drong aan op voorziening
in dit kwaad bij de herziening van het
personeel. De heer Roessingh drong
krachtig aan op afschaffing der tollen,
vooral met het oog op de turf-industrie,
die er zeer onder lijdt. Volgens Spreker
vormen de tollen eene protektie van
steenkolen boven turf. De heer Farn-
combe Sanders kwam op tegen het
stelsel van speciale kredieten, zonder
voorkennis van de Rekenkamer, door
Financieën aan andere departementen
toegestaan. De heer Hintzen vroeg om
voorziening tegen onwillige belasting
schuldigen, door publieken verkoop te
doen plaats hehben in openbare lokalen.
De heer A. Mackay kwam op tegen de
voorstelling van den Min. betreffende
de oorzaak van niet goedgekeurde te
korten van het Dep. van Oorlog, en
konstateerde, dat de speciale kredieten
zijn ontstaan in 1886 onder het Kabinet,
waarin deze Min. zitting had. Het Ka-
binpt van 1888 heeft moeten voort-
werken met die ingewikkelde admini
stratie en de speciale kredieten van zijn
voorganger. De heer Willinge vroeg
bekendmaking van uitspraken betref
fende rechtspunten in zake de bedrijfs-
en vermogensbelastingen.
De heer Zijlma drong aan op partieële
wijziging der grondbelasting. De heer
Tijdeman vroeg naar 's Ministers oordeel
betreffende eene geleidelijke herziening
van de belasting op ongebouwde eigen
dommen. De heer Donner vroeg, wanneer
de Staats-loterij kon worden afgeschaft.
De heer Heldt drong aan op maande-
lijksche uitbetaling van traktement aan
kleine ambtenaren. De heer v. Alphen
drong aan op traktements verhooging
voor de kommiezen bij de Rijksbelas
ting. De Min. van Fin. handhaafde de
belofte tot herziening van het Personeel.
Afschaffing der Rijkstollen op vaarten
en wegen is beloofd bij de vermogens
belasting, en die belofte zal worden
nagekomen, zoodra de gelegenheid zich
aanbiedt. De bestaande wetsbepalingen
omtrent executieën acht de Min. vol
doende. Er zijn voorschriften gegeven,
hoe ze te handhaven. Onderzocht zal
worden, of vervolgingen moeten worden
uitgebreid. Binnen niet te langen tijd
zal een ontwerp tot herziening voor de
gebouwde eigendommen worden voor
gesteld; over eene nieuwe regeling der
grondbelasting wilde Min. thans niet
uitweiden. De Min. is geen voorstander
van de Staats-loterij, doch hij ziet in
de naaste toekomst geen kans tot af
schaffing. Maandelijksche uitbetaling van
traktementen zal hij overwegen. Een
volgend jaar zal hij trachten de trakte
menten van de kommiezen der belasting
te verhoogen. De speciale kredieten zijn
zeer bedenkelijk, maar de min. noemt
de beschuldiging van den heer Mackay
onjuist. De Min. heeft in de miljoenen
rede slechts naakte feiten medegedeeld,
geen leedvermaak uitgesproken, en in
tegendeel den last op, zich geladen, de
comptabiliteits-wet te herzien. Het alge
meen debat werd gesloten. Bij onder-
deelen kwam in behandeling de supple-
toire begrooting van financiën over 1894,
waarin op nieuw voorgesteld is trakte
ments verhooging voor de inspekteurs
der belastingen. De heer Gerritsen heeft
voorgesteld die verhooging te schrappen
na het deswege verleden jaar genomen
besluit. De Min. van Fin. bestreed dit
amendement, en verklaarde het volgend
jaar voorstellen te zullen doen tot lots
verbetering van de Rijksklerken. Een
andere regeling betreffende de promotie
van inspekteurs en ontvangers wordt
overwogen. De Min. verdedigde de ver
hooging voor de inspekteurs, aan wier
ijver en toewijding dit jaar hij hulde
bracht, en die door aanneming van het
am. miskend zouden worden. Het am.
Gerritsen werd verworpen met 75 tegen
14 stemmen. De suppletoire begrooting
werd goedgekeurd, en Hoofdst. VII B
Financieënaangenomen. Bij het alge
meen debat over Hoofdstuk VlII(OoWog)
wees de heer Seret op de weifelende
houding der Minister, vooral in zake
de regeling der levende strijdkrachten,
wat Spreker begrijpelijk noemt, omdat
de Min. afhankelijk is van de Katho
lieken, die hij moet ontzien. Welke
beginselen de Min. is toegedaan, begrijpt
Spreker niet. Verder betoogt hij, dat I
wij niet alleen berekend moeten zijn
op handhaving onzer neutraliteit, doch i
ook op de verdediging van ons grond
gebied.
Na eenig debat tusschen den Voor
zitter en den heer de Beaufort werd
in de zitting van Woensdag besloten,
dat de Surinaamsche Begrooting bij
Hoofdst. X der Staatsbegrooting (Kolo
niën) zal behandeld worden. Verder
deelde de Voorzitter zijn voornemen
mede, om de motie-Gerritsen betreflénde
arbeidsduur en arbeidsloon niet bij de
begrooting van Waterstaat, maar later
te doen behandelen. Daarna werd het
algemeen debat over Hoofdstuk VIII
Oorlogvoortgezet. De heer Viruly
Verbrugge konstateerde, met genoegen
uit de diskusie te hebben vernomen, dat
een aanval op onze onafhankelijkheid
een ondenkbaar geval was. Maar hij
was van oordeel, dat wij dan ook den
vestingbouw veel langzamer kunnen
voltooien, en dat wij met een veel
kleiner veldleger volstaan kunnen. Spre
ker kon dus bezwaarlijk vóór de be
grooting stemmen, die geen rekening
houdt met onze behoeften, te minder
waar zelfs liberalen schijnen te willen
loslaten het beginsel eener wettelijke
legerorganisatie. De Heer Travaglino
kwam op tegen den aandrang van den
heer Seret, om den Minister te verlokken
tot eene onvoorzichtige uitlating over
het beginsel van persoonlijken dienst
plicht, wat niet aan de orde is. Her
vorming is noodig en bezuiniging, en
daaraan voldoet de Min., want het
eindcijfer is 5 ton lager. De heer van
Vlijmen zette voorop, dat het lot van
kleine volkeren is zich te verdedigen met
gebrekkige middelen. In de laatste 20
jaar zijn de Staten Generaal niet karig
geweest. Jaarlijks werden toegestaan 1
miljoen voor geschut, 2 miljoen voor
vestingbouw, en een paar ton voor
draagbare wapenen. De doode weermid
delen zijn dan ook goed; en evenzoo
de toestand van het leger, getuigen de
brieven van den militairen dokter Ul-
jaki. En op Lombok hebben we nog
maar een huurleger. Spreker was van
oordeel, dat wij hier te lande het huur
leger zullen moeten uitbreiden, om
bestand te zijn tegen hen, die onze
instellingen willen onverwerpen, des
noods met geweld. Zuinigheid is noodig
met het oog op onzen financieelen toe-
stand. Ook wees Spreker op het belang
van meerder stabiliteit in het oorlogs-
bestuur.
De heer Beaufort Amsterdamwees
den heer Viruly Verbruggen er op, dat
eene wettelijkelegerorganizatie zelfs door
het krachtige liberale Kabinet-Kappeyne
niet is aangedurfd, wegens de bezwa
ren, en hij kon er dan ook geen be
zuiniging van verwachten. Verder be
streed Spreker den heer Seret, die zijne
beschouwingen verkeerd had begrepen.
De heer Staalman verzekerde, dat hij
geen antimilitairist is, maar dat hij een
afkeer van den oorlóg heeft. Hij keurde
de voorgestelde nieuwe geweren af, maar
was een voorstander van meer oefenin
gen in het schieten. Evenals bij de
begrooting van Marine beklaagde ook
nu dit Kamerlid zich over het gemis
aan zedelijkheid bij de officieren, waar
van hij tafereelen ophing. Ook was hij
van oordeel, dat de verkoop van
jenever in de kantine moest verboden
warden, en klaagde hij over de voeding
van den soldaat. De heer Kerdijk vroeg
nog nadere inlichtingen betreffende het
bekende geval te Deventer, waar een
sergeant het met een luitenant te kwaad
gekregen had, omdat zij beiden het
oog hadden laten vallen op hetzelfde
meisje, en de eerste dien tengevolge
door den krijgsraad veroordeeld was. De
Min. van Oorlog verklaarde bovenal sol
daat te willen zijn, niet diplomaat, of
schoon hij dezen titel, dien de heer
Seret hem toegedacht had, als een
eeretitel beschouwde. Wat betreft den
persoonlijken dienstplicht, 't is een iet
wat vaag begrip, en er zal slechts een;
oordeel kunnen geveld worden als het
ontwerp op den verplichten krijgsdienst
zal zijn ingediend. Bij den Min. staat
de zorg voor een mobielleger vooraan,
en daarnaast de zorg voor de doode
weermiddelen. Met den Min. van Ma
rine zal hij overleggen in hoeverre
herziening der vestingwet kan worden
ter hand genomen. Hij zal daarbij stre
ven naar bezuiniging. De wijzigingen
in het reservekader gebracht, berusten
op vaste overtuiging en op adviezen van
van inspekteurs der infanterie en der
artillerie. De tafreelen door den heer
Staalman opgehangen van zedeloosheid
en zedebederf acht de Min. zeer over-
dreven. Wat hij opgerakeld heeft van
eene geschiedenis van officieren aan
den Helder, komt neêr op een op zijn
ergst min betamelijk schertsen met
eene winkeldame, zonder te weten, dat
deze in belangwekkenden toestand toe
stand verkeerde, en het terugbrengen
van sigaren, men vernam, waar men
ze gekocht had. De voeding van den
soldaat is goed. Drank verkoop in de
Kantine acht de Min. beter dan het
gebruik van slechte jenever buiten de
Kazerne. Op de vraag van den heer
Kerdijk naar de geschiedenis van den
Deventer officier, verklaarde de Min. dat,
zoo in 't rapport van het Hoog Militair
Gerechtshof mocht blijken, dat de feiten
zijn zooals de dagbladen vermelden, hij
handelend zal optreden. Na replieken
van de heeren Seret en Staalman en
daarop gegeven antwoord door den
Minister, werd het algemeen debat ge
sloten.
De storm in 't laatst der vorige
week woedde op de Nederlandsche, de
Belgische en de Britsche kust in alle
hevigheid. Er is medegedeeld, dat som
mige windstooten eene drukking van
honderd kilo op den vierkanten palm
uitoefenden, eene drukking, sedert jaren
niet waargenomen.
Op verschillende plaatsen aan onze
kust is deduinvoet belangrijk afgenomen
vooral waar het strand niet breed is,
zooals te Scheveningen, heeft onze dui
nenrij het hard te verantwoorden gehad
en stroomde het zeewater tot in het
dorp. Zooals men weet, wordt de
Scheveningsche vissc'nervloot, bij gebrek
aan een haven, in den winter opgetrok
ken en in den regel staan de scheepjes
dan veilig.
Thans echter heeft de woedende zee
erg huis gehouden onder die standplaats
en als gevolg hiervan zijn ongeveer
tachtig schepen over en door elkaar
geworpen, zóó, dat naar men meent met
het herstellen van de schade eenige
tonnen gouds zullen gemoeid zijn, daar
gelaten nog de direkte schade aan loon
welke door de bevolking wordt geleden.
In onze stad bepaalt zich de schade
in hoofdzaak tot kleine dak- en schoor
steenongevallen en in onze plantsoenen
tot hier en daar een afgerukten boomarm
en boomtup en een doorgebroken boom
in de Spanjaardslaan, doch in sommige
streken zooals het Zuiden van Zuid-
Holland en evenzoo in Overijsel konden
enkele waterkeeringen het niet houden
en veroorzaakten overstroomingen schrik
en ontsteltenis.
Gelukkig bepaalt zich het verlies van
menschenlevens tot een enkel, anders
dan in het Engelsche Cheshere, waar,
bij eene botsing tusschen twee treinen,
veroorzaakt door een oponthoud ten
gevolge van den storm, twaalf personen
werden gedood, terwijl ook nog uit
verdere berichten blijkt, dat wjj er in
Holland nog genadig zijn afgekomen,
zijnde de meeste schade door geld en
goeden wil te herstellen.
De oorlogstoestand op Lombok schijnt
geen aanleiding meer te geven tot meer
dan gewone bezorgdheid. Inmiddels blijkt
meer en meer, dat die toestand meer
dan gevaarlijk is geweest.
Omtrent de inneming van Tjakra Ne
gara op 18 November behelzen de In-
diesche bladen thans uitvoerige berichten.
Het blijkt dat de bestorming de onzen
tweehonderd man heeft gekost aan ge
sneuvelden. Toen de onzen genaderd
waren tot den buitensten binnenrand
der sterkte begon een gevecht van man
tegen man in de straten en huizen.
Zelfs de vrouwen en kinderen mengden
zich in den strijd en waren de onzen
tot zelfverdediging verplicht geen pardon
te verleenen.
Al de muren, tien meter hoog en
drie dik, waren verdedigd en werden
meestal met hulp van dynamiet geno
men, doch meermalen werden onze
troepen afgeslagen. Het nemen van het
huis van den vorst kostte zeven en
twintig dooden en gewonden.
Men vond daar, nadat de vorst des
nachts ontsnapt was, een schatkamer
waar de rijksdaalders over eene ruimte
van drie bij vijf meter ter hoogte van
meer dan een halve meter lagen opge
stapeld. Deze schat werd natuurlijk buit
gemaakt.
De Aziatische oorlog, als we dien
tusschen China en Japan zoo mogen
noemen, wordt nog steeds met heftig
heid voortgezet en begint China het
werkelijk binnen eigen landpalen te
kwaad te krijgen, door het steeds voor-