HAARLE1SCH Eerste Blad. No. 12 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 86. Zeventiende Jaargang. 144. van WOENSDAG 13 Februari 1895. Nieuwsberichten. TELEPHOONNUMMER TELEPHON1SCHE VERBINDING met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maandenf—,25. franco p. post ,40. Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT Dinsdag- en Vrijdagavond. Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog, worden geplaatst. „ONZE LEESTAFEL". Onlangs versohenen werken op aan vrage ter bezichtiging te verkrijgen by De erven Loosjes, te Haarlem. HULSMAN, (G.) Guy Carlishing. 2.25 OUIDA, Ontrouw. (Geïll. Novellen Bi bliotheek No 38)ing. .10 HOEDEMAKER. (Dr. Ph. J De Mo zaïsche oorsprong van de wetten in de boeken Exodus, Leviticus en Numeri. Lezingen over de moderne schrift-cri- tiek des Ooden Testaments, ing. f 3.90. Adresboek voor Haarlem 1895iüg. 1.75 geb. 2.— KOP, (M. VV. G P. N, v. d. BRUG GE. Het Boekhouden tbtoretisch en practisch verklaard, ie st. 2e dr.ing.. .SO LOHMAN Azn (Jhr. Mr. W. H. DE SAVORNIN.) Samenwerking op Maat schappelijk gebied in zonderheid door Volksbankening. 1.50 NEISCHER, (Fr.) Wielrijders Jaarboek 1895geb..90 Tijdschrift voor Photographie. Onder re dactie vau het Bestuur der Nederl. Vereeniging van Dilettant-Photographen „Helios." 23e jaarg. Afl. 1. p. c5. Bnitenlandeche nieuw verschenen werken. Le Panorama merveilles de France, de Belgiqne et de Smsse. No. 1.35 WENCKSTERN (Fr. VON) A Biblio graphy of the Japanese Empire, .geb. „15. Bovenstaande werken zijn voorhanden bg de boekhandelaars de erven Loosjes Weten en Werken. Ondanks de strenge koude was de gehoorzaal van Weten en Werken Maan dag avond goed bezet. Vóór de Spreker van dien avond, de Heer J. H. Scholten van Amsterdam optrad, nam het Bestuurslid de Heer Veldheer even het woord en stelde ons in kennis met het plan, Vrijdag in dit blad medegedeeld, om bij wijze van proef op aanstaanden Vrijdag eene kunst beschouwing te geven aangaande zaken op het gebied der bouwkunde, toege licht door opmerkingen van desbevoeg den. Naar de bewijzen van instemming te oordeelen en in aanmerking genomen de belangstelling in al wat goed is en schoon steeds door de bezoekers betoond, kan Weten en Werken Vrijdag op een druk bezoek rekenen. Toen bekwam de Heer Scholten liet woord. Spreker stelde ons, voor zoover dit nog noodig was, in kennis met Haverschmidt en een en ander uit zijn „Familie en Kennissen" en Dichtwerken, doch gaf vooraf een kort overzicht van zijne levensgeschiedenis. Haverschmidt was een apothekerszoon uit Leeuwarden, studeerde te Leiden en was daar onder de studenten zeer gezien. Van '1853 tot 1857 schreef hij onder het pseudoniem Piet Paaltjes zijne alom bewonderde Snikken en Glimlachjes, waarin hij op de meest geestige wijze de overgevoeligheid gee selt. Na gedurende korten tijd het predik ambt in eene kleine Friesche gemeente te hebben waargenomen stond hij van 18621864 te Helder, doch werd in het laatstgenoemde jaar te Schiedam beroepen waar hij tot aan zijn dood bleef. Dat Haverschmidt aan zwaarmoedig heid leed was bekend, dat de man, die aan duizenden bij duizenden een traan en een glimlach ontlokt had, met man nenmoed dien zielstoestand bestreed, wist men, doch dat hij zou vallen als offer van zijn steeds toenemende kwaal klonk als een donderslag door het land. Bij zijne begrafenis droegen zijne niet- rnoderne ambtgenooten de slippen van zijn lijkkleedhij vond zijne vrienden en vereerders ook buiten de richting in welke hij zich bewoog. Na deze korte uitweiding droeg Spre ker voor Haverschmidt's „Op een Don- derdagavond."Dit innig lief gedachte stuk zóó te hooren lezen als de Heer Scholten het deed, is een genot op zich zelf. Nieuwe schoonheden treden dan uit den overvloed van denkbeelden te voorschijn en bewondert men opnieuw Haversclimidts fijne opmerkingsgave gepaard aan zijne weergalooze kunst van zijne gedachten in woordentaal om te zetten. Vervolgens kregen wij nog „Het verhaal van Oom Jan" waarin Haver schmidt zich een meester toont in het beschrijven van komiesche toestanden en ten slotte „De Zangers Min" van denzelfden schrijver. De avond van 11 Februari mocht dus voor de bezoekers een Haverschmidt- avondje zijn en stellig beklaagt zich niemand eene hernieuwde kennismaking met den schrijver die èn als zoodanig, èn door leer en voorbeeld een der sie raden van zijn vaderland zal blijven. De opwekking van den Heer Scholten om niet natelaten met Haverschmidt's werken kennis te maken, omdat men er beter door wordt, was, hopen wij, niet te vergeefs. In de zitting van Zaterdag, bij voort zetting van het debat over Hoofdst. V der Staatsbegrooting, heeft de heer Melvsill van Lijnden ernstige grieven geopperd tegen het jongste K. B. be treffende de toekening van snbsidieën aan bizondere scholen, waardoor vele scholen worden uitgesloten. De heer Bultman drong aan op bespoediging van restitutie van onteigeningskosten ter uitvoering der wet op de besmette lijke ziekten, ruimere publiciteit aan aankondigingen van veeziekten en meer dere raadpleging van landbouwers in hun eigen zaken, daar de Min. thans alleen op veeartsen afgaat. De heer Stork wenschte praktischer techniesch onderwijs aan de Politechnische school De heer van Weideren Rengers drong aan op billijker vergoeding voor het geven van normaallessen. De heer En- gelberts verlangde gelijkstelling van het openbaar methet bizonder hooger on derwijs, wat hij echter niet van dezen, maar van een later en anti revolutionair ministerie verwachtte. De heer Alberda van Ekenstein sprak vooral over de opleiding van onderwijzeressen aan de kweekscholen en kwam op tegen het generalizeeren van den verkeerden geest bij de openbare onderwijzers. De heer van Lier drong aan op pensioneering van leeraren aan onverplichte gymna sia en gemeentelijke Hoogere Burger scholen. De Min. van Binnenl. Zaken begreep niet, waarom men hem zoo hard viel over zijn gemis aan voorliefdevoorden landbouw; geen onderdeel gaat hem meer ter harte, 't Schijnt dat zijne wei gering om het Ned. Rundveestamboek te subsidieeren oorzaak van de grieven, maar die weigering was volkomen ge motiveerd. Overigens heeft de Min bin nen de beperkten tijd van zijn bestuur getoond de landbouwzaken te behartigen en het tuin- en landbouw onderwijs te willen bevorderen. Ten aanzien van het mond- en klauwzeer is hij volkomen korrekt geweest en hij zal overwegen, of te maken bij eerstkomende gevallen, als de noodzakelijkheid blijkt. De Min. konstateerde,' dat nog veel aan de ge bouwen voor Hooger Onderwijs besteec zal moeten worden. Het onderzoek be- treffnde een nieuw museum voor nat. bist. te Leiden van heeren de Jong en Leemans heeft geleid tot een eenvou diger, dat toch 1 miljoen zal kosten. Omtrent de aanstelling van vrouwen als verpleegsters in het Akad. Zieken huis heeft overleg plaats. Eveneens wordt overwogen gunstiger voorwaarden te maken, waardoor vrouwelijke onder wijzers ook beurzen kunnen verkrygen. zoowel bij uitbreiding van de bestaande als bij nieuwe scholen dienen de wettelij ke eischen gehandhaafd. Aan den heer Wertheim verzekerde de Min. dat hij enkel het oog had gehad op de onder wijzers buiten de school. Op de school geldt art. 33 der Schoolwet, en de Min. zal at art. toepassen naar zijn geest. De heeren Wertheim en Pijnakker Hordijk nemen hiervan akte, en laatst genoemde konstateerde dat dus aan sociaal demokratiesche onderwijzers niet zal toegelaten worden, op te zetten tot anti christelijke beginselen en versto ring van de maatschappelijke orde. De Min. hield vol, dat hij alleen be oogd had te zeggen, dat de richting van den onderwijzer zekeren invloed op den geest van het onderwijs moet uit oefenen, maar dat art. 33 zal toegepast worden. De heer Pijnacker Hordijk konstateerde, dat de Kamer niet wil, dat sociaal-demokratiesche onderwijzers hun geest zullen laten doordringen in het openbaar onderwijs. De Min. wees op het beginsel van gelijkheid voor de wet. Wat men voor soc.-demokr. onderwijzers eischt, moet men ook eischen voor kerkgenootschappelijke. Hij hoopte, dat art. 33, al. 3, zonder toe passing zal blijven. Hoofdst. V werd aadgenomen. Hoofdst. VI (Marine) gaf aanleiding tot beschouwingen over de type kruisers. De heer v. Alphen vroeg nadere inlichtingen omtrent het beweerd gemis van samenwerking bij marine en leger op Lombok. De Min. had de rap porten nog niet ontvangen. Hoofdst VI werd aangenomen. Maandag was eerst aan de orde Hoofdst. VII B der Staatsbegrooting (Financieën). De heer J. Prins ontwik kelde bedenkingen tegen de samenstel ling der Kommissieën voor den aanslag in de bedrijfsbelasting, waarin ook hier en daar leden zijn opgenomen, die zelf konkurrent zijn van vele aangevers. Hij achtte het beter, de Kommissieën uit sluitend uit ambtenaren te doen bestaan. De heer Fokker achtte de verhooging van het overgangsrecht voor onroerende goederen behoorende tot nalatenschap pen van personen, die niet in de ver mogensbelasting betalen, onvoldoende om in 't buitenland overledenen te tref fen. Verder drong hij aan op vollediger statistieken van de vermogensbelasting. De Min. van Fin. erkende, dat er be zwaren tegen het systeem der bedrijfs belasting bestaan, maar, wal het bezwaar van den heer Prins betreft, men kan altijd in een vertrouwelijk onderhoud den Voorzitter der Kommissie, een ambtenaar, nadere inlichtingen geven. De geopperde bezwaren zou de Min. overwegen, met het oog op eventueele aanvulling van het systeem. Aan den heer Fokker beloofde hij te zullen na gaan, of meer statistieke gegevens kun nen worden verschaft. Hoofdst. VII B en Hoofdst. XI Onvoorziene uitgaven) werden daarna aangenomen. Toen werd aan de orde gesteld de Vestingbegrooting. De heer Rahusen bestreed deze, daar het vestingstelsel niet meer voldoet. Het zoogenaamde „Kleine plan" zonder het groote plan beteekent voor Amster dam niets. De heer Wertheim daaren tegen achtte voortzetting van het kleine plan noodzakelijk; wij mogen den moed niet opgeven. De heer Rahusen repli ceerde, dat hij geen wanhoopskreet had willen aanheffen, doch slechts niet wilde weten van halve maatregelen. De Min. van Oorlog verklaarde, dat hij zich verplicht rekende voorttegaan met het „kleine plan," dat einde 1895 gereed zal komen, en dat deel uitmaakt van het «groote plan," dat dus feitelijk zal worden uitgevoerd, en minder zal kosten dan vroeger was geraamd. De heer Rahusen bleef van meening, dat het beter was het „kleine plan," te laten varen. De Min. ontkende dit. Volgens hem kan de kleine stelling veel waarde hebben tegen den eersten aanloop van een leger. De Vesting begrooting werd aangenomen met 30 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Breuning, Rahusen en Fokker. Toen was Hoofdst. VIII Oorlogaan de orde. De heer Schimmelpenninck van der Oye ver heugde zich, dat hij zich niet langer behoefde te scharen onder loyale oppo- zitie tegen Ministers van Oorlog. Maar desniettemin achtte hij zich bij voort during verplicht te herhalen, dat onze levende strijdkrachten niet zijn zooals zij behoorden te wezen, ofschoon zij meer en meer het zwaartepunt van onze verdediging worden. De heer Wertheim juichte zeer toe het Reserve kader, waarin hij eene pépinière ziet voor een goed Nederlandsch leger, een aankweeking van intelligente soldaten. De Min.van Oorlog, dankbaar voor den steun van den heer Schimmelpenninck van der Oye, erkende, dat de levende strijdkrachten te wen- schen overlaten. Hij zal ernstig blijven streven naar verbetering, en tevens naar bezuinigingdoch op eenmaal een bud get met miljoenen te verminderen, is onmogelijk. De proef met het Reserve kader mag goed geslaagd heeten. Reeds hebben 74 adspiranten zich voor 6 jaar verbonden. Hoofdst. VIII werd zonder stemming aangenomen. Daarna was aan de orde Hoofdst. IX (Waterstaat enz.). De heer van Nispen tot Pannerden wees op bezwaren voor aangrenzende eige naren, ontstaan nu de lijn Apeldoorn DeventerAlmelo spoorweg was gewor den. Hij wiide den weg als stoomtramweg beschouwd hebben. Verder wees hij op het onvoldoende van den IJsel als scheepvaartweg, en achtte hij eene wij ziging der wet op de Rijkspostspaarbank noodzakelijk met het oog op het ge vaarlijkevan geldbelegging in hypotheek banken. De heer Breebaart wees nog maals er op, dat het niet wenschelijk is in de bestekken op te nemen bepalin gen omtrent minimumloon en maximum- arbeid. Het is niet doenlijk de werkgevers te dwingen tot zulke veeleischende be palingen. De ontevredenheid zal toene-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 1