MOHAWKS. VA.K Miss M. E. BBADDON. Naar het Engehch. 60) Topsparkle had zijn pruik laten uitkammen en zich op nieuw laten blanketten, alvorens zich naar Golden Square te begeven, waar hij aan kwam met een even onberispelijk uiterlijk als Lord Hervey, en met een glimlach op het gelaat. „Wat grijnst de miljoenair," zeide Pulteney tegen een vriend, „en wat doet zijn gegrijns aan een doodskop denken Quin et Ixion Tityosque vultu Risit invito „Men kan zich een schim in den Tartarus voorstellen, met precies zoo'n spookachtigen grijnslach. En wat ziet zijne jonge vrouw er van avond bekoorlijk uit! bekoorlijk genoeg om dat arme oude geraamte aan' eene voortdurende marteling bloot te stellen." HOOFDSTUK VI. Lavandale bleef langer dan eene maand op zijn landgoed in Surrey, waar hij niemand zag of sprak dan zijn ouden Italiannschen vriend en de dienstbode, terwijl hij geen enkele maal de grens van zijn grondgebied overschreed. Na zijn gesprek met Herrick Durnford verkeerde hij ge durende eenige dagen in een soort van gevoelloosheid, stelde in niets hoegenaamd belang en vertoefde meestentijds in zijne woonkamer, waar hij zat te mijmeren en te droo- men over die lichtende gestalte, die daar zweefde te midden van de scha duwen des nachts, en over die geestenstem, die hem zoo gemeen zaam en toch zoo wonderlijk in de ooren geklonken had. In elke letter greep had hij de stem zijner moeder herkend, en in die nevelachtige ver schijning had hij de omtrekken van de bevallige gestalte en het klassieke gelaat zijner moeder aanschouwd. Geen oogenblik twijfelde hij er aan, of de geest zjjner moeder was bij hem geweest in de kamer, waar zij zoo menige ure samen hadden door gebracht, en even zeker stond het bij hem vast, dat die waarschuwing betreffende zijn naderend einde hem gegeven was door den geest zijner moeder. Hij, de ongeloovige, de aanhan ger van Toland en Tindale, de vriend en geestverwant van Voltaire, was eensklaps overwonnen door zijn eer ste ervaring van eene wereld buiten de zinnelijke wereld. Die geestver schijning was voor hem niet een bewijs voor de waarheid eener ge openbaarde godsdienstmaar zij was voor hem in allen gevalle iets meer dan een ontwerp zijner eigen ver beelding. 't Was voor hem de ver zekering van eene liefde, die verder reikt dan het graf, van een geeste lijken band tusschen degenen, die elkander op aarde hebben liefgehad, van eene sympathie, welke het be derf niet vernietigen en de wormen niet verslinden kunnen. Uit de duis ternis en het stof had de stem zijner moeder hem toegeroepen„bereid u voor op den dood!" Zij die hem, terwijl hij aan hare knieën stond, met het Evangelie had bekend ge maakt, had nu een beroep op hem gedaan, dat hij, die als een onge loovige geleefd had, toch als een Christen mocht sterven. Geen oogenblik had hij ten aan zien van die waarschuwing twijfel Zooals Ixion en Tilyos in de onder wereld gedwongen lachen. gevoed, 't Was niet de eerste, die hij ontvangen hadmaar al de waar schuwingen waren van zuiver stof- felijken aard geweest. Die plotse linge doodsangst, die hem twee of drie malen, met lange tusschen- poozen, in den loop der laatste drie of vier jaar, had aangegrepen, had hem gewaarschuwd, dat het er met zijn lichaamsgestel niet best voor stond. Zijn hart was gefolterd ge worden door die vreeselijke be nauwdheid, die een gevolg is van eene verharding der vliezenen ofschoon de aanval spoedig was voorbijgegaan, na gebruik van eene medicijn, die Vincentie voor hem bereid had, was hij er toch door ver zwakt, en had hij zich na dien tijd gedrukt en neerslachtig gevoeld. Hij had Yincentie nooit willen vragen naar de oorzaak van die pijn, en evenmin had hij een meer betrouw baren raadsman willen raadplegen maar hij wist heel goed, dat het ziekteverschijnsel een openbaring was van een organisch gebrek, en dat het wees op iets, waarvan het einde waarschijnlijk de dood zou zijn. En nu, nadat hij na rijp beraad afstand had gedaan van 't geen hij zijn laatste kans op geluk geacht had, zat hij daar alléén in dit ruime vertrek, waar hij de verschijning gezien had, en mijmerde hij over het verleden, over het noodlottige, en onherroepelijke verleden, met al zijn drukte en geweld, en met zijn klein bedrag van geluk, en vroeg hij zichzelf met half-lustelooze be vreemding af, wat zijn leven zou geweest zijn, indien hij een goed Christen geweest ware. ,'t Is moeilijk over dit punt bij analogie te redeneeren, daar het type zoo zeldzaam is in de wereld, waarin ik me bewogen heb," mijmerde hij. „De goede Christen is een bescheiden wezen, dat doorgaans zijn licht on der de korenmaat verbergt, niette genstaande het Evangelie hem waar schuwt tegen zulk een uitdooving van zichzelven. Ik heb twijfelaars van allerlei kleur gekend, van de Koningin af, die de geestelijken der Kerk beschermt en filozofen vereert, tot Bolingbroke, die mensch noch God vreest maar Christenen, ach, hoe weinigen heb ik er ontmoet! Daar hadt ge Addison, wiens hoogge- roemd Christendom op zijn best temperament was; de natuur had hem begiftigd met een gelukkig gestel en met liefde voor krachtigen port wijn. Daar hadt ge Steele, de man vol vrome aandoeningen en lust naar het bierhuis, de man, die altijd zon digde en altijd berouw had. Daar hebt ge onzen wonderlijken Diogenes, Jonathan Swift! Zal ik dien buig- zamen hoveling en verwaanden na jager van winstgevende betrekkin gen, dien brutalen renegaat tellen onder de leerlingen van Hom, wiens Evangelie zachtmoedigheid was, en die zijn leven al goeddoende heeft doorgebracht? Zal ik dien onbe houwen "Walpole een Christen noe men 1 Neenaan alle waarachtig Christendom moet zelfverloochening eigen zijn, en van dien aard is er niets te bespeuren in onzen de vos senjacht minnende Thesaurier; zelfs Atterbury is niet ten eenenmale vrij van de smet der wereldgezindheid, en hij zou liever trachten een Ko ning op den troon te brengen te midden van de onrust van aansla gen en tegen-aanslagen, dan zichzelf op te voeden voor den hemel in de roemlooze afzondering der balling schap. De ideaal-Christen is een menschensoort, dat niet meer bestaat en de vroomste man, dien ik ken, is, dunkt me, de oude Yincenti daar ginder, met zijn plechtigen eerbied voor dien ontzagwekkenden naam, dien de lippen eens ingewijden niet durven uitspreken. Alleen onder de beoefenaaars der gewijde geheime kunst vindt men die diepe opvatting van God een God, wiens naam alleen, geschreven in het symbool der Drieënheid, de vier elementen kan veranderen en bedwingen. Ja, dat is de verhevenste godsdienst, welke ik ooit heb aangetroffen na het kinderlijk geloof mijner moeder. Ik wenschte, dat ik kon gelooven, zooals die oude man gelooft, in het mysterie van een oppersten geest, die het heelal bestuurt en doordringt Doch te gelooven alleen in verganke lijk stof in aan 't bederf onder hevig vleesch, 't welk de wormen over een zeker aantal jaren zullen verteeren dat staat gelijk met verachting van wat goed is, met onbezonnenheid in het kwade." Den eenen nacht voor den andere na staarde Lavendale in de kamer, waar hij den geest zijner moeder ge zien hadmaar de lichtende gestalte verscheen niet weêr, niettegenstaande de ziel des waarnemers gestemd was voor het bovennatuurlijke. Hij had met niemand gesproken over het geen hij gezien had, zelfs niet met den Italiaan, wien hij in den laat- sten tijd bij zijn onderzoekingen had bijgestaan. Dat getuige zijn van proeven, dat helpen in het labora torium was het eenige, dat aan zijne ziel eenige afleiding van sombere gedachten verschafte. Hier vervolgde Judith's beeld hem minder voort durend, hier kon hij voor eene wijle alles vergeten, behalve het ijverig nasporen van de geheimenissen der alchemie. Hij had herhaaldelijk van Durn ford gehoord, die zich te midden van den politieken strijd bewoog, en een der ijverigste aanhangers van den Thessaurier Walpole was. Lady Ju dith was naar Ringwood Abbey ge-1 zonden, zooals haar echtgenoot ge dreigd had, en mocht daar in een aanzienlijken kring de rol van koning in vervullen. Durnford behoorde tot de genoodigden en was er op Laven- dale's dringend verzoek heenge gaan. „Verzeker me, dat zij niet tot ellende vervallen is, dat zij niet mishandeld wordt door een ja- loerschen tyran," had hij geschreven. „Ik sta doodsangsten uit door een voorgevoel, dat ik haar door mijne dwaasheid rampzalig heb gemaakt. Het monster der jaloezie is wakker geschud, en dat door mijn onbezonnen heid. Moet zij onrecht of smaad lij den, terwijl ik niet in hare nabijheid ben om haar te verdedigen, 't zou me te moede zijn, als ware mijn opoffering ten eenenmale vergeefsch geweest. als ware het maar beter geweest, indien ik het noodlot getart en haar aan mijn naar haar smachtend hart gedrukt had. Indien ge in deze aangelegenheid niet mijn vriend wilt zijn, indien ge niet mijn tweede ik kunt wezen en haar voor mij kunt in 't oog houden en beschermen, dan sta ik niet in voor de gevolgen. Ik zou mezelf niet langer kunnen be- heerschen, indien ik mocht ontdekken, dat zij ongelukkig is. Ga gij nu zien, of alles goed met haar is, dan zal ik gerust zijn." Dit, en 't was niet de eerste maal, dat iets dergelijks van hem gevraagd werd had Durnford ge noopt, Mr. Topsparkles dringende uitnoodiging aan te nemen, toen de ze hem gewerd in het St. James' Koffiehuis, waar die heer nu en dan een avond doorbracht, wanneer een of andere gril hem bewoog van bui ten naar Londen over te komen „Uwe gastvrijheid zou een kluize naar in verzoeking brengen," zeide Herrick, toen Topsparkle er krachtig op aandrong; „maar ik weet niet, hoe hare ladyschap mij ontvangen zal. Zij is geloof ik in haar hart een Tory, en mijne Whigsche be ginselen wekken haar afkeer." „Och wat, waarde heer, wat weten vrouwen van beginselenZij gelooven alleen in personen en zaken. Judith is een Tory, omdat Mylord Boling broke eene tong als die des eersten verzoekers heeft, en al de vrouwen van Engeland aan zijne zijde zou lokken, als zij maar naar hem luis teren wilden, zooals Judith dat doet. En dan hebt ge Swift, wiens mag- netiesche grijze oogen en woeste zwarte wenkbrauwen alle vrouwen gebieden te denken evenals hij. Dit vurige vernuft beheerschte het ge- heele gezelschap op Ringwood Abbey, toen ik hen gisteren verliethij maakte klinkende rijmen op alles, snoefde en blufte en sleepte allen mede. Het eene uur is hij de uit gelatenheid, een uur daarna de som berheid zelf. 't Zal me nooit verbazen, als ik hoor, dat die man als patiënt in Bedlam 1is opgenomen." ,,'t Is geen wonder," merkte Durn ford op, „dat hij nu en dan aan vallen van somberheid heeft, als hij tenminste ooit denkt aan de vrouw, die gestorven is, en aan de vrouw die stervende is tengevolge van zijne wreedheid." „Och wat, hij is, zeggen ze, ver wonderlijk beleefd jegens Mrs. John son, en zoo hij haar al wat karig onderhoudt en haar de voldoening ontzegd heeft om zijne vrouw te worden, hij schrijft haar toch de aardigste brieven, die men zich voor stellen kan, in een kinderlijk taal- tjen, dat een soort van cijferschrift is voor allen, behalven voor hem zeiven." „Indien zijn geheime taal eenigs- zins gelijkt op zijne gelegenheids verzen, dan moeten ze zeer zedig zijn, en geschikt om door eene dame ge lezen te worden," merkte Durnford op. „O, de Deken houdt er een ietwat losbandige verbeelding op na, en durft alles zeggen," antwoordde Topspar kle; „maar men heeft me gezegd, dat Mrs. Hester wel smaak vindt in een grap, en zelfs bjj gelegenheid onzen hedendaagschen Rabelais met gelijke munt durft betalen. Maar ge zult me toestemmen, dat „Cadenus en Vanessa", het gedicht, dat hij ter eere van Miss Vanhomrigh gemaakt heeft, de zedigheid zelf is." „'t Is het verraderlijkste, schande lijkste gedicht, dat ooit op papier is gebracht," riep Dnrnford veront waardigd uit. „'t Is of men een vijf-en veertig-jarig man, die weet wat er in de wereld te koop is, een onschuldig meisjen van achttien jaar ziet toelonken, dat hij liefde voor zich heeft weten in te boezemen, en dat hem haar vertrouwen geschonken heeft. Ik kan mijne verontwaardiging niet bedwingen, als ik denk aan dat hartstochtelijke meisjen met haar warm hart, met hare fierheid, terwijl zij niet wist, dat zij iets verkeerds deed, wier liefde hij met voorbedachten rade heeft opgewekt, om, zoodra hij dat doel bereikt had, den aange knoopten band weder te verbreken. Indien er ooit hier op aarde een moord gepleegd is, dan heeft Swift dien gepleegd op Miss Yanhomrich. Door zijn boezemvriend Sheridan ben ik de feiten in al hun naaktheid te weten gekomen.'t Is me onmogelijk het genie te bewonderen van een Titan, wanneer het samengaat met het hart van een woesteling." „O, verdoemd, mijnheer, we moeten buigen voor het genie, waar we 't ook aantreffen," zeide Topsparkle op korzeligen toon; „met harten hebben we niet uit te staan. Swift is de knapste man van de drie Konink rijken, en kan een ministerie aan stellen of doen vallen. Hij heeft on langs te Chelsea gedineerd, en men heeft me gezegd, dat Sir Robert voornemens is hem het eerst open- komende bisdom te geven." Wordt vervolgd). Het groote krankzinnigengesticht. Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6