MOHAWKS.
YA.N
Miss M. E. BR ADDON.
Naar het EngeUeh.
61)
Durnford begaf zich naar Ring-
wood, meer om zijn vriend genoegen
te doen, dan wel voor zijn eigen
vermaak, ofschoon het toch in zijn
belang was, als opkomend beoefenaar
der politiek als gast te kunnen ver
schijnen in een huis, waar zooveel
mannen van beteekenis aanwezig
waren.
Tot zijne verbazing ontving Lady
Judith hem met glimlachjens, heette
zij hem bijna zoo lief als 't maar kon
welkom, stelde zij hem voor aan haar
aanzienlijkste bezoekers, en liet zij
hun merken, hoe zij wenschte, dat
zij hem begunstigen zouden. Hoe
hare wonden ook schrijnden, zij wist
dat ten eenenmale te verbergen onder
die glimlachende, stralende uitdruk
king van haar gelaat, die als 't ware
eene zee van zonlicht uitstortte over
de kleine wereld, die haar omringde.
„Zij heeft," mompelde Durnford
bij zichzelf, „al de vermetele hoog
hartigheid van Kleopatra's, en even
zeer Kleopatra's vermogen om te
bekoren. Het kan me niet bevreem
den, dat Lavendale haar aanbidt."
Hij deelde aan zijn vriend mede,
dat deze zich niet behoefde te ver
ontrusten over zijn aangebedene.
„Voor zoover ik op den schijn kon
afgaan, is Mylady gelukkig," schreef
hij, „en heeft zij hare teleurgestelde
liefde vergeten. Niets vertoont zoo
zeer de eigenaardigheden van een
kameleon als eene dame, die in de
groote wereld in trek is. Ik had
haar achter gelaten, bij mijn bezoek
ten harent, als een Ariadne met een
gebroken hart. Ik vind haar terug
even vroolijk als Lady Lavewell. O,
mijn beste Jack, ik wenschte wel,
dat gij die vurige liefde van u kondt
overbrengen op een achtenswaardig
voorwerp, en dat ik u nog even ge
lukkig mocht zien als ik ben in mijne
liefde voor Irene."
Er was eenige troost voor Laven
dale in dezen brief, of tenminste de
verzekering, dat Judith niet een prooi
der wauhoop was geworden, en dat
zij ook niet op zichtbare wijze het
slachtoffer was van de tyranie van
Mr. Topsparkle. Een jaloersch echt
genoot dient wel alle haatdragende
gevoelens te onderdrukken in een
huis vol gasten, en, omringd als zij
was door een kring van schitterende
vrienden, zou Judith genoeg in staat
geweest zijn, om de onderdrukking
van de zijde haars echtgenoots te
wederstaan, zoo wellicht die heer
geneigd mocht wezen, hardvochtig
en wreed te zijn. Lavendale berede
neerde bij zichzelven, dat Topsparkle,
indien hij kwaad in den zin had,
zijne vrouw geheel zou afgezonderd
hebben van die groote wereld, waar
in zij zoo machtigen invloed uitoefen
de. Hij zou haar verwijderd hebben
naar het Vastland, naar een of ander
vrijheerlijk kasteel in Duitschland, of
naar zijn paleis in Venetië, waar
zij over dag noch bij nacht iets zou
hooren, behalve het gekabbel van
het water tegen de steenen, of het
eentonige gezang der gondeliers. Dat
zij zich nog onder de oogen van het
publiek vertoonde, dat zij nog de ster
was, die mannen als Bolingbroke en
Swift aantrok, 't was een bewijs,
dat hare vrijheid niet in gevaar was,
dat zij zich niet behoefde te krommen
onder het juk eener wraakzuchtige
tyranie.
Dit was goed; maar was het ook
goed, dat zij kon leven en vrolijk
zijn zonder hem, dat zij maar zoo den
liefelijken droom kon vergeten, dien
zij hadden gedroomd, dat zij weêr vol
komen het voorkomen eener gelukkige
vrouw kon aannemen, terwijl voor
hem het leven zulk een ondragelijke
last was, en de tijd één onafgebroken
gewetenswroeging? Was het goed,
was het goed, dat sommige vrouwen
zulke lichtzinnige, luchthartige we
zens zijn, terwijl anderen zoo lich
telijk bezwijken aan een gebroken
hart?
„Zij is met den aanleg daartoe ge
boren," zeide hij bij zichzelf, „eene
prachtige, schitterende verschijning,
volmaakt van top tot teen, als men
niet mederekent, dat zij geen hart
bezit. Dat orgaan is vergeten in haar
samenstel."
Hij zocht naar afleiding van al
zulke bittere gedachten in het labora
torium, waar Vincenti zich er over
verheugde, in hem een leerling en
helper te hebben. Lavendale toog aan
't werk met vernieuwden ernst, en
had meer het voorkomen van een
ingewijde in de gewijde kunst dan
van een leerling, die alleen maar
voor liefhebberij de wetenschap be
oefende.
Yincenti was hersteld van dien
korten hevigen aanval van koorts,
die niets anders geweest was dan
eene verstoring van het overwerkte
brein, welke zijn invloed had uitge
oefend op het broze lichaam. Een
dag of wat en een nacht of wat
rust, zoo volslagen, dat het bijna
eene schorsing van het leven scheen
te zijn, had eene nieuw levenwekken
de uitwerking gehad, en de geleerde
bewoog zich en spak met zulk eene
vernieuwde geestkracht, dat hij wer
kelijk tien jaar jonger scheen dan
vóór zijne ziekte.
„Ik heb wel gezegd, dat ik op het
punt was van te slagen," zeide hij,
toen Lavendale opmerkte, dat hij hem
zoo veranderd vond„van de levens
verlenging bij termijnen, telkens van
eenige weinige jaren, tot de verlen
ging des levens tot in het oneindige
is de overgang geleidelijk en na
tuurlijk; maar de dag zal komen,
waarop de chemie en Hawksbee's
elektrizeermachine den dood zullen
afschaffen. Wat is de dood anders
dan het uitgaan van een licht? en
als we nu maar kunnen bewerken,
dat het licht tot in het oneindige
doorbrandt
„O ijselijke veronderstelling, o
allerverschrikkelijkste mogelijkheid
riep Lavendale uit. „Eene wereld
bevolkt met Wandelende Joden
eene bevolking van Barbarossa's met
zielen, alle in dezelfde mate afge
sleten door de akelige ervaringen der
eeuwen, overladen met herinneringen,
terwijl de harten dood zijn voor elke
warme genegenheid. Indien de weten
schap zulk een heelal in 't aanzijn
kan -roepen, dan moet de wetenschap
een uitvloeisel van den Boozezijn!"
„Wanneer ge zoo oud zult zijn
als ik nu ben, en de Koning der
verschrikking naast u staan zal, zult
ge waarschijnlijk u verheugen over
het bezit van een wapen, waarmede
gij hem van u kunt keeren," zeide
Yincenti.
„Ik zal niet zoolang leven, dat ik
oud word, mijn vriend. Mijn vonnis
is reeds geveld."
„Wie heeft u dat gezegd?"
„Een droom mijne verbeelding."
„Stel vertrouwen op droomen noch
verbeelding. Laat mij uw horoskoop
trekken. Ge hebt het mij dikwijls
geweigerd om wat reden is me
onbekend."
„Om eene zeer eenvoudige reden.
Ik heb altijd de stellige overtuiging
ghad, dat ik niet geboren ben om
voorspoedig of gelukkig te zijnen
de tegenspoed komt met zoo zekere
en wisse schreden, dat hij wel een
dwaas zou zijn, die de noodelooze
angstige spanning des verwachtens
zou willen toevoegen aan de onver
mijdelijke voltrekking van het vonnis.'
„Maar daar ge zoo gemijmerd
hebt over een droom louter eene
verstoring van het denkvermogen
zou het beter zijn, de sterren te
raadplegen."
„Neen, Vincenti. Yoor me zeiven
wil ik niet trachten tot meerdere
kennis te geraken. „Tu ne quaesieris,
scire nefas, quem mihi, quem tibi
finem Di dederint." Maar in dit
huis kunt ge zonder moeite het uur j
mijner geboorte te weten komen,
waarnaar ge mij zoo dikwijls ge
vraagd hebt, toen we in 't buiten
land waren, maar dien ik vergeten
had. De oude familie-bijbel licht in de
kamer hiernaast, en daarin heeft,
dat weet ik, mijn vader den datum
en het uur mijner komst in de wereld
aangeteekend, gelijk het de gewoonte
was in zijne familie, al dergelijke
gebeurtenissen op te teekenen, hoe
weinig beteekenend hun invloed op
de wereld ook wezen mocht. Indien
ge gaarne wilt voldoen aan uwe
nieuwsgierigheid
„Voldoen aan mijne levendige be
langstelling in uw welzijn, hadt ge
liever moeten zeggen, Mylord," haast
te de Italiaan zich te antwoorden.
„Ja, indien de dag en het uur daar
nauwkeurig zijn opgeteekend, zal ik
uw horoskoop trekken."
„Doe dat, maar zorg, dat ge mij
ook niet het geringste mededeelt van
den uitslagik begeer niet wijzer te
zijn dan ik ben."
„Ik zal me geen woord er over
laten ontvallen."
„De bijbel staat met andere foli
anten op de onderste plank, rechts
van den haard."
„Ik zal hem wel vinden."
Er werd niet meer over het onder
werp gesprokenmaar alhoewel La
vendale den geleerde ten strengste
verboden had, hem de uitkomst zijner
berekening mede te deelen, kon hij
niet nalaten, nog lang na hun ge
sprek, onophoudelijk er aan te den
ken. Hij ging er den volgenden dag
naar kijken, of het stof, dat op den
folio-bijbel lag, aangeroerd was, en
zag, dat het boek van zijne plaats
gehaald en weder op zijne plaats
gezet was. Het stond zelfs anders,
meer achter in de boekenkast dan
het den vorigen dag gestaan had.
„Vervolgens moest hij bekennen,
dat hij wel gaarne wilde weten,
wanneer en waar Vincenti zijn horos
koop getrokken had, maar gedurende
verscheiden avonden, die nu volgden,
waren zij beiden tot aan het aan
breken van den dag druk bezig met
het voortzetten van proeven, die
veel tijd en geduld eischten.
Vincenti scheen niet verlangend
uittezien naar eene gelegenheid, om
de sterren te raadplegen naar het
levenslot zijns patroons, en Laven
dale begon te denken, dat de be
geerte om dat te doen, zich niet meer
bij hem deed gelden.
Wat hemzelven betreft, hij had
zich vast voorgenomen, niet te zoe
ken naar verdere openbaring dan die,
welke hem geworden was, en waarin
hij vast geloofde. Van zijn moeders
vriendelijken geest, en uit die bron
alleen, wilde hij de profetie van zijn
levenslot aannemen.
„Weder bij haar te komen, met
haar verzoend te zijn, een nieuw
leven aan hare knieën te beginnen,
weder een klein kind te zijn, tot
tranen toe bewogen te worden op het
hooren van hare stem, tot bedaren
gebracht te worden door de aanraking
harer hand, dat," meende hij,
„was indedaad in den hemel te zijn.
Mijn geest kan zich geen heerlijker
paradijs voorstellen. Ik ben niet ge
schikt voor het gezelschap van enge
len en aartsengelen, maar ik zou
me boven alle beschrijving gelukkig
voelen in het gezelschap van een
Gij zult daarnaar geen onderzoek in
stellen, want het is ongeoorloofd te weten,
welk einde mij, welk u de Goden gegeven
hebben.
tot verhevener staat gekomen wezen,
dat ik op aarde gekend en aanbeden
heb, en welks onverwelkelijk bijzijn
op zich zelfs reeds voor mij den he?
mei zou uitmaken."
Op zekeren avond, toen hunne
proefnemingen meer dan gewoonlijk
met een gunstigen uitslag waren be
kroond geworden, en Vincenti afweek
van zijne gewone achterhoudendheid,
roerde hij een onderwerp aan, waar
op hij maar zelden zinspeelde. Dat
onderwerp was er een, waaromtrent
Lavendale vurig verlangde meer te
weten, en wel het vroegere van den
ouden proefnemer.
„Hij had gesproken over eene wel
gelukte proef, welke hij veertig jaar
geleden te Venetië genomen had.
„Hoe nabij scheen ik toen te zijn
aan de verwerkelijking van wat des
tijds mijne stoutste droomen waren,"
riep hij in een soort van verrukking
uit; „wat kolossale verborgenheden,
wat machtige geheimen schenen bin
nen mijn bereik te zijn gekomen;
toch zijn er veertig jaren sinds dien
tijd voorbijgegaan, en de vorderingen,
welke ik allengskens heb mogen ma
ken, waren telkens onberekenbaar
klein. En toch ben ik gevorderd. Ik
kan terugzien en de mijlsteenen op
den weg tellen maar 't is een lange
weg, Lavendale, een lange weg!"
Beiden bewaarden nu gedurende
eenigen tijd het stilzwzijgen. De oude
man was in gepeins verdiept. Laven
dale wilde geen woord spreken, om
niet den stroom der herinnering te
belemmeren, want hij merkte wel,
dat die stroom liep in de richting
van dat tijdperk in Vincenti's levens
geschiedenis, aangaande 't welk hij
zoo vurig verlangde iets te weten
te komen het tijdperk van de
kennismaking des ouden mans met
Vivyan Topsparkle.
„Ik had ook een leerling in die
dagen," sprak hij, „een adsistent, die
in bedrevenheid u ver overtrof, want
hij was voor chemist opgeleidmaar
o, wat was dat een schurk, wat een
doortrapte verrader! Wat heb ik
dien man liefgehad, hem liefge
had als de verpersoonlijking mijner
eigen kennis! Ik had hem opgeleid,
ik had dien vluggen ontvankelijken
geest verlicht, die geheel verduisterd
was, totdat ik het boek der verborgen
wetenschap voor zijn verbaasde oogen
opende. Hij had tot op dat oogenblik
niets anders dan algemeen betreden
sporen bewandeld, zich slechts zeer
laag bij den grond bewogen. Ik heb
hem gevoerd op de bergtoppen der
wetenschap. Ik heb hem van aange
zicht tot aangezicht tegenover de
sterren doen plaats nemen. En hoe
heeft hij mij dat alles vergolden
Groote Bestuurder van het heelal,
Gij weet het, hoe die duivel mij be
loond heeft voor alles wat ik voor
hem gedaan heb
„Hij was de man, dien ik meest
reden heb te haten Vivyan Tops
parkle," riep Lavendale opgewonden
uit, blijkbaar alles vergetende, in
zijne vurige begeerte om achter de
waarheid te komen.
„Topsparkle wat weet gij van
Topsparkle? O, ik herinner hem
me. Hij heeft u uwe beminde ont
stolen
„Neen, vriend. Hij heeft haar ge
kocht," zeide Lavendale op bitteren
toon. „Aanzienlijke dames die in trek
zijn, worden niet gestolen. Zij hebben
haar prijs, evenals alle verhandelbare
koopwaren, en de vaders en moeders
zijn het, die haar verkwanselen. Maar
die leerling van u was het niet
Vivyan Topsparkle? Hij heeft al het
voorkomen van een man, die zich
met de tooverkunst afgegeven heeft."
[Wordt tervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.