MOHAWKS. T IN Miss M. E. BRADDON. Naar het EngeUch, 73) ,,'t Was haar bedrijf," snikte Brid get, op Juffrouw Layburne wijzend, die zat te luisteren en toe te zien, met een zegevierenden glimlach op het doodsbleek gelaat, een glimlach, die onwillekeurig deed denken aan de le vendige vreugde van een boozen geest, die, zelf tot eeuwigdurende marteling gedoemd, zich verheugt over het bit tere lijden van een ander, „'t Was al les haar bedrijf, en ik wist, dat het eene zonde was, en de gedachte daar aan heeft me sedert voortdurend ver ontrust ja, ware vrede en gemoedsrust heb ik geen oogenblik gekend, sedert ik aan haar verlangen voldaan had. Maar zij maakte me wijs, dat het eene goede zaak wasuw hart was zoo aan het kind gehecht, dat het u het leven kosten zou, als gjj haar moest verlie zen, en in Gods oog was toch het eene kind gelijk aan het andere, en het eene, dat in 't leven gespaard was, zou op groeien en een zegen voor u zijn, zoo ge maar in de meening verkeerdet, dat zij uwe dochter wasen daarom gaf ik toe, en liet ik haar u misleiden. Maar, o, mijnheer, daar ge een Chris- tenmensch zijt, straf dat onschuldige lam niet voor de zonde, die wij begaan hebben. Ontzeg haar uwe liefde niet „'t Is voorbij," schreeuwde de Squi re; „ik heb een afgrijzen van haar." „Zij zal u geen overlast meer aan doen, mijnheer," sprak nu Irene, met eene kalme waardigheid, die haar echtgenoot bijna tot tranen toe bewoog. „Het bedroeft mij zeer, dat men u mis leid heeft, maar ge moest in allen ge valle erkennen, dat ik aan het bedrog onschuldig geweest ben. Gij zijt zeer goed voor mij geweest, mijnheer, èn ik heb u eene liefde toegedragen als die, welke een vader toekomt, en, moogt gij mij al haten, mijn hart kan niet zoo spoedig veranderen. Het is nog altijd aan u gehecht, mynheer. Vaarwel!" Zij viel weder op hare knieën, en kuste zijne weerstrevende hand toen legde zij haar hand in die haars echt genoots, en verliet met hem, gevolgd door Mademoiselle Latour, het vertrek. ,,'t Zal het best wezen, dat we naar Londen terugkeeren met het rijtuig, dat ons hier gebracht heeft," zeide Her- rick. „Wilt gij met ons medegaan, Ma demoiselle, of wilt gij ons later volgen P" „Ik wil u over een paar dagen vol gen," antwoordde de kleine Frangaise. „Als ik vandaag vertrok, zou het er veel van hebben, of ik heimelijk weg sloop. Ik wil wachten tot de storm wat bedaard is. Ik heb werkelijk medelij den met dien armen man, hoe woest hij ook is in zijn verdriet en zijne te leurstelling ik wil het einde van de zaak zien. Die vrouw is eene duivelin." „Kunt ge 't mij vergeven, Rena,dat ik je aldus, zoo onverwacht, eene ver rassing bereid heb?" vroeg Herriok- terwijl hij zijn jong vrouwtje aan zijn hart drukte, en hare tranen,wegkuste. „Of vindt ge, dat ik wreed gehandeld heb? Ik vreesde, dat ge den moed zoudt laten zakken, als ik je mededeel de,wat er te wachten was; en ik achtte het noodig, je van aangezicht tot aan gezicht tegenover je voorgewenden va der en die goddeloozo heks daarginder te doen staan. Ik was er op voorbereid, dat zij zou ontkennen, wat er was voorgevallen." „Hoe zijt ge tot deze ontdekking gekomen, HerrickP" „Dat is eene lange geschiedenis, lief ste mijne. Ge zult mettertijd alles er van te weten komen. En nu, lieve, zijt ge geheel de mijne. Geen dwingeland van een vader kan zich stellen tus schen mijn ouderlooze vrouw en mij. Ieder onzer staat alleen, lieve, en wij zijn alles in allen voor elkander." „Ik ben er mede tevreden, dat ik de uwe, en alleen de uwe ben," sprak zij, en zij zag hem met van liefde tin telende oogen aan. „Maar ik hoop toch, dat mijn ik hoop toch, dat Mr. Bos- worth mij na verloop van eenigen tijd vergiffenis zal schenken." Wees er van verzekerd, dat hij dat doen zal, lieveling, en dat hij op dit oogenblik nog innig veel van je houdt, hoe hij ook raze en tiere, en bewere, dat hij je haat. Alles zal ten langen les te terecht komen, lieve." „En bij slot van rekening hebt gij eene vrouw gekregeu, die niets ter wereld bezit," hernam Irene. „Ik heb tot vrouw gekregen het meisje, dat ik bemin, en dat is voor mij voldoende," antwoordde Herrick. „Maar 't is voor mij nog lang geen uit gemaakte zaak, dat ik niet op den koop toe een fortuin getrouwd heb. Wacht en zie, lievewe hebben het einde der zaak nog niet. En zet nu je hoed op, en hul je in je mantel, en dan keeren we terug naar Londen." En zoo, hangend aan den arm haars echtgenoots, verliet zij, die zoolang den naam van Irene Bosworth gedragen had, het huis, waarin zij heette gebo ren te zijn, 't Was een eenzaam, vreug deloos leven geweest, dat zij daar meestal geleid had, maar toch zag zij met eene droeve zucht terug naar die oude met eikenhout beschoten vestibu le 't was een instinctmatige aandoe ning van een liefdevol gemoed. „Wij zijn nu even vrij van alle fa miliebanden als onze eerste ouders,Ire ne, en de wereld ligt vóór ons," zeide Herrick op vroolijken toon, terwijl hij haar behulpzaam was bij het instijgen van het rijtuig. „Terug naar Kings ton, mannen 1" riep hij den postiljons toe. „We willen in het logement aldaar overnachten, en morgenochtend de reis naar Londen voortzetten." „Ga heen," zeide de Squire tegen Bridget, toen de deur zich gesloten had achter haar, die zoolang zijne doch ter geweest was, „ga aan je werk, vrouw, en acht je gelukkig, dat ik je niet naar de gevangenis laat brengen." „Ge zoudt u wel tweemaal mogen bedenken, eer ge dat deedt, Squire," zeide Juffrouw Layburne. „Als ge 't waagdet, eene zaak als deze voor den rechter te brengen, dan zou dat wel eens aanleiding kunnen geven tot vreemde vragen." „Meent ge, dat ik wat geven zou om de vragen, die zij me doen moch ten riep Bosworth op een toon van minachting uit. „Houdt ge me voor zulk een verachtelijken hond, dat ik de oogen zou neerslaan voor mijns gelij ken onder de wormen dezer aarde, om dat ik naar mijn eigen welbehagen ge leefd heb, omdat ik op mijn eigen ma nier over de aarde gekropen ben, en niet gewriemeld heb, zooals het hun be haagde te doen? Neen, Barbara Lay burne, indien ik niet geleefd heb zoo als het behoorde, ik ben ten minste een stoutmoedig zondaar geweest, en nooit heb ik gevreesd de menscheu on der de oogen te zien. Had niet de dood de hand aan je geslagen, juffrouw, gij zoudt je te verantwoorden hebben we gens het bedrog, dat gij tegenover mij gepleegd hebt." „Maar 't kan immers zeer goed bij toeval geschied zijn," zeide Barbara „de beide kinderen waren, vooral ten gevolge van hare ziekte, zoo op elkan der gaan gelijken, dat men heel licht bij vergissing het eene meisje voor het andere kan aangezien hebben." „Onmogelyk hebt gij je aldus kun nen vergissen. Gij toch waart het, die mijn aandacht vestigdet op het littee- ken op den arm der kleine vondelinge, toen deze nog maar een uur in dit huis geweest was." „O, ik herinner 't mij zeer goed. Ik verzocht u er goed op te letten. Ik had me toen reeds voorgenomen de kin deren te verruilen u een vreemd ki nd voor uwe dochter op den hals te schuiven u, door wien ik beroofd was van mijn goeden naam, van mijn eer, van de achting der wereld, en van een goed echtgenoot want ik had een goed huwelijk kunnen doen, ware ik niet de slavin van mijn hartstocht voor u geweest. Toen ik in dit huis kwam, en met minachting en smaad bejegend werd, besloot ik mijne zaken met u te vereffenen. Menigen nacht, wakker liggende, heb ik er over nage dacht, op wat manier ik dat doen zou maar de Duivel zelf scheen me geen ge schikt plan te kunnen ingeven, totdat ge dat bedelaarskind in uwe woning op- naamt. Toen zag ik dadelijk in, wat ik doen moest, om met u af te rekenen, 't Was me bekend, hoe trotsch ge waart op uw oud geslacht, hoe ge schat ten bijeengaardet, zonder eenigszins, zooals andeie menschen, de dingen te begeeren, die men voor goud kan koo- pen, doch alleen rijkdom begeerend, zooals de gierigaard dien begeert, al leen om geldzakken op geldzakken te stapelen. Mij was bekend, dat gij u voorgesteld hadt, een groot fortuin na te laten, evenals Marlborough dat ge daan heeft, en uw kind ten huwelijk te geven aan een aanzienlijk edelman, en zoo uw naam een plaats te doen inne men onder de aanzienlijken in den lan de. Mij was dit bekend, want niette genstaande gij maar zelden beleefd je gens mij waart, kondt ge toch niet na laten mij uw vertrouwen te schen ken 't was een oude gewoonte, die u bijgebleven was uit de dagen, toen gij mij nog bemindet. Mij was dat be kend, en ik stelde me voor, uw hoog moed door het stof te sleepen, en daar om, toen ik mijn plan geheel voor elkaar had, verzocht ik u uw aandacht te vestigen op het litteeken op den arm van het kind, opdat, wanneer mijn ure gekomen zou zijn, gij het merkteeken zoudt kunnen zien van het bedrog, dat tegenover u gepleegd was. Uw schoon zoon is me even voor geweest dat is alles. Mijn Bpel is nu uitgespeeld." „Gij zijt een duivelin," mompelde Bosworth, naar de deur loopend." „Ik ben wat God me gemaakt heeft eene rouw, die had kunnen bemin nen, en die kan haten." HOOFDSTUK XXVIII. Het groote huis op Soho Square was vol beweging en lichtgasten gingen en kwamenmen hoorde stoelen neer zetten en verschuiven, het gekrakeel van koetsiers en lakeien; men zag den gloed van toortsen in de herfstscheme- ring. De Topsparkles waren weder in Londenalle personen van aanzien wa ren naar de stad teruggekeerd, om te genwoordig te zijn bij de kroning, zoo wel de oude Hertogin Sarah 'jende Hertoginnen, hare dochters, en hare wilde kleinzonen en aanvallige klein dochters, en de waanzinnige Hertogin van Buckingham, en Mary Worthley Montagu, anders genaamd Moll Worth- less, als de vernuften, en de beaux, en de Italiaansche operazangers de geheele kleine groote wereld van schit terende persoonlijkheden, zich onder scheidend in 't kaartspel, in 't dobbe len, in 't intrigeeren, in 't dansen op gemaskerde bals, in tweegevechten, in 't wegloopen met de vrouwen van anderen, of in 't slaan van hun eigen vrouwen. De woeste draaikolk van het leven in Londen had haar kookpunt bereikt, alles woelde en draaide met waanzinnige onstuimigheid, en de dui vel en al zijn booze geesten hadden de handen vol van ondeugende streken en ongerechtigheid. 't Was het eerste winterseizoen onder de nieuwe regeering. Caroline's leven was een zegepraal, verzekerd als zij was van eene goed gevulde beurs, en van haar opperheerschappij over een geesteloozen, norschen, eigenzinnigen De Hertogin van M&rlborough. kleinen echtgenoot, die nooit meer haar slaaf was, dan wanneer hij zich aan stelde, alsof hij zelf dacht en handelde. Zij voelde zich gelukkig in het besef, dat zij twee der bekwaamste mannen van Engeland als eersten minister en als opperkamerheer had. Met hooghar tige 'minachting duldde zij eene mede dingster, die haar den last van het ge zelschap haars echtgenoots hielp dra gen, en zij was inschikkelijk voor al len, en verhoovaardigde zich er op, dat zij bewonderd en bemind werd door de bekwaamste mannen van haar konink rijk. Koning George was ook geluk kig, natuurlijk op zijn eigen armzalige manierhij verdeelde zijn tijd tusschen St James en Richmond, terwijl hij hei melijk hunkerde naar Hannover; hij haatte zijn oudsten zoon, zonder eenige hartstochtelijke genegenheid te open baren voor eenig ander lid van zijn tal rijk kroost. In den schitterenden hof kring waren maar weinig dames, die bij de Koningin hooger in gunst ston den dan Judith Topsparkle. Zij had zich zelfs verwaardigd bij hare kroning de beroemde Topsparkle diamanten te dragen; want van al de juweelen van Koningin Anne was maar een snoer paarlen of zoo op Koningin Caroline overgegaan, en algemeen vermoedde men, dat wijlen Zijne Majesteit de ko ninklijke juweelkistjes geplunderd had ter wille van zijne Duitsche maitressen, de dikke en de magere, teryvijl moge lijk ook zijne latere Engelsche sultane, de onbeschaamde Miss Bret, haar lief tallig persoontje met een deel van deze koninklijke schatten opgetooid had. Hoe dit ook zij, er was maar weinig overgebleven, waarmeê Koningin Ca roline zich kon optooien, zoodat deze wel genoodzaakt was bij hare kroning met geleende sieraden te pronken. 't Was Novemberde beide Huizen waren vergaderd, en Lavendale had zich, na een tijdperk van volslagen af zondering en maatschappelijken dood, naar Londen begeven in een nieuwe rol, als staatkundige en redenaar. Wel licht had het succes zijns vriends in het Lagerhuis zijn eerzucht geprik keld, of was zijn optreden in den Senaat eene gril van 't oogenblik geweest, bij een man wiens handelingen maar al te vaak een uitvloeisel van grilligheid wa ren. Doch welke ook de beweegreden moge geweest zijn, Lord Lavendale bracht de leden van het Hoogerhuis in verbazing door een der fraaiste rede voeringen, die in den laatsten tijd in die hooge vergadering was uitgespro ken en het Huis der Lords in de dagen der opkomst van de Hannoversche dy nastie was eene vergadering, die een veel machtiger invloed ten goede of ten kwade uitoefende, dan het Hoogerhuis van dat driewerf hervormde Parle ment, waarop wij ons tegenwoordig mogen beroemen. Tenminste veertien dagen lang sprak het publiek over de redevoering van Lord Lavendale. 't Was niet zoo zeer, dat de redevoering zelve werkelijk prachtig geweest was en een levendi- gen indruk gemaakt had op degenen, die haar aanhoorden, maar 't was veel meer de omstandigheid, dat zulk eene waardige oppositie, zulke ernstige be schuldigingen en zulke gezonde logica over de lippen gekomen waren van een der leden van de voormalige Mohawk- en Kalfskopclubs, van een befaamden lichtmis en rinkelrooier, een man, wiens naam vijf jaren geleden sy noniem geweest was met de los bandigheid, die toen in trek was geweest. Het deed onwillekeurig den ken aan Lucius Junius Brutus, toen hy het Romeinsche forum in verbazing bracht, of aan Falstaff's vroolijken kameraad, den wilden Prins Hal, toen hij zijne jongensdwaasheden aan kant gezet had, en zich in al zijn waardig heid als een koninklijk krijgsheld vertoonde. (Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6