MOHAWKS.
YAH
Miss M. E. BRADDON.
Naar htt EngeUch.
75)
„Hij zou het nooit wagen, mij in
rechten te vervolgen wegens het
geld," sprak Pétis bij zichzelf, „'t Is
dat spreekt vanzelf niets dan
een ijdele formaliteit."
En, zich aldus veilig gevoelend,
onderteekende Pétis alles, wat hem
ter onderteekening werd voorgelegd.
Hij had jaren lang in Londen gewoond,
maar was nog altijd door en door
een Franschman, in zoover hij totaal
onbekend was met de Engelsche wet,
en hij had bovendien een ietwat
overdreven voorstelling van zijn in
vloed op zgn meester. Zijn aanvallen
op Mr. Topsparkle's beurs hadden
nog nooit gefaald, en hij was van
meening, dat zijn recht, om uit deze
hron te putten, hijna onbegrensd was.
Dit had hem aangemoedigd in zijne
buitensporigheid, en had hem zich
de gewoonte doen eigen maken, om
zorgeloos te spelen en te dobbelen,
wat de algemeen erkende zonde was
dier eeuw.
„Ge moest zorgen een fortuin bij
een te garen, in plaats van er een
te verliezen, Fétis, met een huis als
het uwe," hernam Topsparkle, terwijl
hij een stapeltje banknoten natelde,
nadat de schuldbekentenis behoorlijk
geschreven en onderteekend was. „Ik
heb gehoord, dat de aanzienlijkste
mannen van Londen ten uwent komen
soupeeren en hun tijdelijk verblijf
opslaan in uwe bovenkamers, waar gij,
naar ik begrijp, heeren herbergt, wier
verblijf in Londen te kort duurt, om
de stille rust hunner eigen huizen al
daar te verstoren."
„De zaak werpt wel eenige winst
af," antwoordde Fétis, blijkbaar om
zich toch ietwat te verontschuldigen,
„en mijne begunstigers behooren tot
de bloem der aristocratiemaar ik
heb eene spilzieke vrouw."
„Wat anders staat ons te wachten,
vriendlief, wanneer we op onzen leef
tijd trouwen met vrouwen, die wegens
hare schoonheid befaamd zijn?" vroeg
Topsparkle op luchtigen toon. „Uwe
vrouw was, naar ik gehoord heh,
danseres in de Opera, en eene ge
vierde schoonheid bij de adellijke jon
gelui, die de kleedkamers plegen te
bezoeken. Hebt ge misschien gemeend,
dat er van haar een Hollandsche
huisvrouw zou groeien, die met opge
stroopte mouwen in de keuken groen
te zou gaan zitten schoonmaken,
omdat gij verkoost haar tot vrouw
te nemen?"
„Ongelukkigerwijze is zij besmet
geworden door den geest, die in dat
vervloekte huis heerscht, en speelt
zij even hoog als eene dame van
aanzien," sprak Pétis op spijtigen toon.
„Mijn waarde Pétis, eene jonge
vrouw moet de een of andere aflei
ding hebben. Als zij niet speelt,
dan bestaat er kans, dat zij je een
erger poets speelt. Zie, hoe inschik
kelijk ik op dat punt ten opzichte
van Mylady ben. Alleen wanneer
hare verliezen wat al te buitensporig
worden, waag ik er eenig bezwaar
legen te maken. En zoo heeft uw
bekoorlijk Fransch vrouwtje de
eigenaardigheden van het Londensche
leven aangeleerd, en droomt zij van
spadille en codille, evenzeer als eene
voorname dame. Maar, wat me daar
te binnen schiet: ik hoor, dat Lord
Lavendale zich weer in Londen op
houdt. Bezoekt hij nog altijd je huis
„Neen, mijnheer, ik heb hem er geen
enkele maal gezien. Hij behoort niet
tot het gezelschap, dat geregeld ten
mijnent komt."
„En toch houd ik het er voor, dat
dat gezelschap een wilde troep is,
nwaarschijnlijk wel in den smaak
van zijn lordschap vallen zal."
„Neen, mijnheer ik heb gehoord,
dat Lavendale matig en ingetogen
is geworden na zijn terugkeer van
het vasteland en dat hij niet meer
zoo zwaar drinkt en zoo hoog speelt
als hij placht te doen in het begin
van de regeering des overleden ko-
nings."
„Is dat werkelijk zoo Nu hij is een
alleraardigste kerel en staat zeer hoog
aangeteekend bij de vrouwen. Iemand
heeft me onlangs verteld, dat hij de
tering had. Ge kunt nu beginnen
met mijn hoofd in orde te brengen.
Zoudt ge denken, dat dat waar was
„Dat hij de tering heeft, meneer
Neen, ik beschouw, dat zijne lordschap
zelf dat' praatje heeft uitgestrooid,
om nog meer de belangstelling der
schoone sekse te winnen. Vrouwen
zien hoog op bij een man, van wien
gezegd wordt, dat hij stervende is.
Ik heb mannen gekend, aan wier leven
men tien jaar achtereen gewanhoopt
heeft, en die opgelapt zijn door een
huwelijk met eene rijke vrouw, niet
tegenstaande zij niets dan hunne
zwakke gezondheid hadden, om haar
aan te bieden. Iemand, die geen
ander kapitaal heeft, kan eene rijke
weduwe huwen, enkel omdat hij de
tering heeft, of aan een hartkwaal
lijdt."
„Ik heb gehoord, dat Lord La
vendale er jeugdiger en schooner
uitziet dan ooit te voren," vervolgde
Topsparkle; „maar ik heb gedacht,
dat het de koortsachtige gloed der
ziekte zou wezen, die dikwijls aan
iemands gelaat eene misleidende
schoonheid bijzet."
„Ik houd het er voor, mijnheer,
dat 's mans gezondheid weinig te
wenschen overlaat, en dat hij ons
allen overleven zal," sprak Pétis, en
blijkbaar vervulde de gedachte, dat
hij aldus aan de hoop zijns meesters
den bodem insloeg, hem met eene
boosaardige vreugde.
Hij voltooide zgn kunstwerk op
Topsparkle's gelaat, elke kleine pen
seelstreek daarop aanbrengend met
de zorgvuldigheid eens miniatuur
schilders. Hij zette de statige pruik
op den kalen schedel, en toen stak
Mr. Topsparkle zijn hoofd in het
poederkabinetje, om voor het laatst
met de poudre maréchale besprenkeld
te wordenen toen dat gebeurd was,
vertoonde hg zich in al de,volkomen-
heid eener op kunstmatige wijze in
't aanzijn geroepen bevalligheid, en
als een man, wiens voorkomen geheel
beantwoordde aan de strengste eischen
der in de hofkringen heerschende mode.
Zijn rok en vest waren wonderen van
kleermakers- en borduurkunst; zijn
das was een wonder van Romeinsche
kunst, gewerkt door Ursulijner nonnen
in een midden in de Apenijnen ge
legen klooster; zijne diamanten
schoengespen waren allerkeurigst en
allerelegantstzijne van roode hakken
voorziene schoenen waren meester
stukken van schoenmakerskunst.
Toen hij zich van zijne moeilijke
taak gekweten had, en het prachtige
toilet zijns meesters geheel voltooid
was, was Pétis vrij tot den avond.
Mr. Topsparkle hield er huurlingen
van minderen rang op na, die in zijne
minder gewichtige behoeften konden
voorzien, en hem gedurende het ove
rige gedeelte van den dag bedienden.
Fétis was de groote kunstenaaf, de
hoogepriester in den tempel, en zijn
dienstbetoon was beperkt tot de ge
wijde en geheime uren, waarin ouder
dom en verval werden omgewerkt in
jeugd en een bevallig voorkomen.
Vandaag wenschte Mr. Pétis in
zijn hart met ongeduld, ontslagen te
worden, maar hij was een te welop
gevoed mensch, om zijn ongeduld op
eenigerlei wijze te openbaren. Hij
scheen veeleer te talmen, als zag hij
er tegen op te vertrekkenmet de
meeste zorg zette hij de gouden en
ivoren benoodigdheden van de néces
saire op hare plaats, wreef de moes-
jens en poederdoozen, de reukflesch-
jes en de schildpadden kammen nog
eens glad, en 't was eerst toen Mr.
Topsparkle hem verlof gaf te vertrek
ken, dat hij, achteruitgaande een bui
ging maakte, en met bevallige be
wegingen [uit het,vertrek zweefde,
even elegant, tot in de kleinste bizon-
derheden, als het kostuum zijns mees
ters, maar er lag over zijn geheele
persoon en houding dat getemperde,
dat sobere waas, 't welk iemand van
ernstige en nederige manieren past.
Toen hij was heengegaan, rees
Topsparkle overeind van de sofa, waar
op hij half gezeten en half gelegen
had, in een houding van weelderige
rust,'en begon hij, in gepeins verdiept,
het vertrek op en neêr te Ioopen.
„De houding van dien schurk be
valt me niet," sprak hij bij zich zelf
„Hij is te vermetel, laat zich te veel
voorstaan op de diensten, die hij mij
tegenwoordig bewijst, en" ver
volgde hij na een oogenblik peinzens
„mij vroeger bewezen heeft. Hij
is een bloedzuiger geworden, die mij
vijfduizend pond 's jaars aftapt. Toch
is het met dat al nauwlijks de moeite
waard het me aan te trekken. Het
bedrag zelfs is nauwlijks waard, dat
een man van mijne middelen er om
denkt, ofschoon ik voor minder geld
een bisschopszetel zou kunnen bege
ven, en naam kon maken met mijn
edelmoedigheid. Een lichtmis en spe
ler, een kerel, die de groote lui be
hulpzaam is bij het ten uitvoer bren
gen van hunne dwaasheden, te onder
houden, enkel en alleen, omdat hij in
hoogere mate de kunst verstaat om
me te hlanketten en aan mijne wenk
brauwen de gewenschte tint te ge
ven 1 Toch is het met dat al wat
waard, mijn toilet in de puntjes te
kunnen krijgen, en een broddelaar
in 't vak zou me telkens als hij me
aanraakte de koorts op 't lijfjagen.
Waarom zou ik ook den kerel zijn
loon misgunnen? Hij is even onmis
baar voor mij als Dubois het voor den
Hertog was, en hij wilde zich met
geen geringer belooning tevreden stel
len, dan tot eersten minister benoemd
te worden, en al de draden der politiek
in handen te krijgen. Deze dienaar
van mij is een onschadelijke schurk
zonder eerzucht. Hij heeft het alleen
op mijn beurs voorzien."
Hij schelde om zjjn lakei, een dier
schitterende waardigheidbekleeders,
waarvan er altijd een gereed zat in
een driehoekig wachtkamertje of klei
ne antichambre, in de onmiddellijke
nabijheid van Mr. Topsparkle's stu
deerkamer. Dit vertrek, dat zijn licht
ontving door een soort van lantaarn,
was met eikenhout paneelwerk betim
merd, en koud in den winter en stik
kend heet in den zomer; maar de
lakei, die daar, met zijn in zijden kou
sen gehulde beenen voor zich uit, op
eene met fluweel bekleede bank zat,
werd verondersteld een lekker lui le
ventje te lijden.
„Mijne chocolade en de nieuwsbla
den," gelastte Mr. Topsparkle. „Wacht
even, ge kunt nog een blokje of wat
hout op het vuur leggen, alvorens
ge heengaat, 't Is van morgen gru
welijk koud."
Hij liep terug naar zijn sofa, die
tegenover den haard stond. De choco
lade werd bijna terstond daarop bin
nengebracht, als ware zij door toover-
kracht te voorschijn geroepen, daar
men de meeste van Mr. Topsparkle's
wenschen vooraf wel raden kon, zoo
dat men op zijne bevelen naar be
hooren voorbereid was, opdat hij zich
niet mocht kunnen beklagen, zooals
wijlen den Koning van Frankrijk, dat
hij „bijna had moeten wachten."
De lakei schoof een tafeltje bij
de sofa, en legde de kussens zijns
meesters terecht, terwijl een tweede
dienende geest de verguld zilveren
chocoladekan op een blad binnen
bracht, benevens de in de groote we
reld gelezen nieuwsbladen, die schrale
en magere kranten, die, wanneer het
Parlement niet vergaderd was, haar
armzalig nieuws aanvulden met een
massa persoonlijke schandalen, aan
kondigingen van voorgenomen huwe
lijken, die nooit tot stand kwamen,
zinspelingen op de schaking van deze
of die voorname dame, onder den door-
zichtigen sluier van initialen, tooneel-
kritieken, en aanhalingen uit satirieke
gedichten van den een of anderen jon
ker want in die dagen hielden bijna
alle voorname jongelui er een zekeren
smaak in het schrijven van hekeldich
ten op na, gepaard met de inbeel
ding, dat zij wezenlijk talent voor
dat genre van poëzie bezaten. Als de
verzen naamloos verschenen, onberis
pelijk wat de maat betreft, en vooral
erg hatelijk waren, dan werden ze
doorgaans toegeschreven aan Pope,
of aan Lady Mary 1en de anonieme
jonker liep zich een week lang in de
handen te wrijven en te lachen, en
aan de geheele stad onder het zegel
der geheimhouding te vertellen, dat
hij de schrijver was van het merk
waardige schimpdicht, 't welk onlangs
de groote wereld in beroering gebracht
had.
Mr. Topsparkle lepperde zijne cho
colade, en spande zich in, om zijne
nieuwspapieren te lezen maar dezen
morgen was hij niet recht gestemd
voor het nieuws, dat daarin werd me
degedeeld den laatsten brief van
het Vasteland delaatste straatroo-
verij in Newmarkt Street, St. Giles
of zelfs voor het meer aanlokkelijke
persoonlijke schandaal, betreffende de
voorname dame van Richmond Court,
die zich plotseling uit het verkeer der
groote wereld teruggetrokken had,
maar niet aan de tering leed, of de
gevierde Hertogin, vroeger eene be
roemde schoonheid, wier vrouwelijke
dienstboden haar en corps verlaten
hadden, omdat het hertogelijk kost
geld twee shillings in de week min
der bedroeg dan gewoonlijk daarvoor
betaald werd. Mr. Topsparkle's ge
dachten hielden zich te veel bezig
met zijn eigen zaken, om medelijden
te kunnen hebben met de Richmond-
sche dame, of om zich in gissingen
te verdiepen, of de niet met name
genoemde hertogin de veel vermogen
de Sarah van Blenheim, dan wel de
waanzinnige hertogin van Bucking
ham was, die beiden berucht waren
om haar hoogmoed en hare schriel
heid.
Hij wierp vloekend de kranten van
zich af.
„Die broodschrijvers zijn de stomste
schurken die er leven," mompelde
hij; „er is geen ons geest of vernuft
in de geheele broederschap. O, waar
zijn de dagen gebleven van Steele en
Addison, toen men er verzekerd van
kon zijn, prettige lectuur bij het ont
bijt te hebben! Die stumpers, die hen
willen navolgen, geven ons den uiter-
lijken vorm van een essay, zonder de
geestigheid, die er aan eigen behoort
te zijn."
De lakei kwam weêr binnen.
„Er is eene dame beneden, mijn
heer, die zegt, dat gij haar zeer zult
verplichten met haar een onderhoud
van een minuut of tien toe te staan."
„Wat is dat voor eene dame, die
me een bezoek komt brengen op zulk
een ongewoon uur, voordat voor een
fatsoenlijk man de dag nog eigenlijk
begonnen is?"
„Zij heeft me haar naam niet op
gegeven, mijnheer."
„Ga naar haar toe, en vraag, wie
zij is."
De lakei verwijderde zich, en kwam
weêr terug, om te zeggen, dat de dame
een onbekende was voor Mr. Topspar
kle, en dat zij het als eene gunst zou
beschouwen, als haar het gevraagde
onderhoud werd toegestaan.
Mary Montagu.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.